Rechtbank Gelderland, 06-11-2019, ECLI:NL:RBGEL:2019:4972, AWB - 19 _ 1927
Rechtbank Gelderland, 06-11-2019, ECLI:NL:RBGEL:2019:4972, AWB - 19 _ 1927
Gegevens
- Instantie
- Rechtbank Gelderland
- Datum uitspraak
- 6 november 2019
- Datum publicatie
- 9 april 2020
- ECLI
- ECLI:NL:RBGEL:2019:4972
- Zaaknummer
- AWB - 19 _ 1927
Inhoudsindicatie
Gemeentelijke belastingen. Leges omgevingsvergunning. Toetsing aan de opbrengstlimiet van artikel 229b, eerste lid, van de Gemeentewet. Heeft verweerder voldoende inzicht gegeven in de raming van de baten en lasten voor 2017? Nee, het overgelegde overzicht met cijfers is te summier om aanknopingspunten te bieden aan eiser om te formuleren over welke posten twijfel bestaat. De rechtbank vernietigt de nota leges.
Uitspraak
Zittingsplaats Arnhem
Belastingrecht
zaaknummer: AWB 19/1927
in de zaak tussen
(gemachtigde: [naam gemachtigde] ),
en
Procesverloop
Verweerder heeft bij nota van 21 februari 2018 € 8.481,51 ter zake van leges aan eiser in rekening gebracht.
Op 4 april 2018 heeft eiser bezwaar gemaakt tegen de aanslag leges.
Eiser heeft op 5 april 2019 beroep ingesteld tegen het uitblijven van een uitspraak op bezwaar. Hij heeft daarbij onder meer verzocht om toekenning van een dwangsom.
Op 15 april 2019 heeft verweerder een dwangsom van € 1.440 aan eiser toegekend.
Bij brief van 8 mei 2019 heeft verweerder aan de rechtbank een afschrift van de (ongedateerde) uitspraak op bezwaar gezonden. In die uitspraak op bezwaar is het bezwaar ongegrond verklaard.
Verweerder heeft de op de zaak betrekking hebbende stukken overgelegd en een verweerschrift ingediend.
Verweerder heeft vóór de zitting nadere stukken ingediend. Deze stukken zijn in afschrift verstrekt aan eiser.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 4 oktober 2019. Namens eiser is verschenen de gemachtigde. Namens verweerder zijn verschenen mr. [persoon A] en [persoon B] .
Overwegingen
Feiten
1. Op 14 oktober 2017 heeft eiser een omgevingsvergunning aangevraagd voor het bouwen van een woning aan [adres 1] te [woonplaats] .
2. De omgevingsvergunning is verleend. In verband hiermee heeft verweerder op 21 februari 2018 € 8.481,51 aan leges in rekening gebracht, te weten € 7.912,08 legeskosten en € 569,43 voor de toets ruimtelijke kwaliteit/welstand.
Geschil
3. In geschil is de nota leges.
4. Eiser stelt dat verweerder niet inzichtelijk heeft gemaakt dat de geraamde baten niet hoger zijn dan de geraamde lasten, zodat de legesverordening 2017 onverbindend moet worden verklaard vanwege strijdigheid met artikel 229b van de Gemeentewet (de opbrengstlimiet). De nota leges moet daarom worden vernietigd, aldus eiser. Verweerder heeft betwist dat de opbrengstlimiet is overschreden en heeft hiertoe een overzicht met cijfers overgelegd.
Beoordeling van het geschil
5. Bij de beoordeling van een geschil inzake een mogelijke overschrijding van de opbrengstlimiet dient een aantal regels over stelplicht en bewijslast in acht te worden genomen.
6. Indien een belanghebbende aan de orde stelt of de in artikel 229b, eerste lid, van de Gemeentewet bedoelde geraamde baten de in dat artikel bedoelde geraamde lasten ter zake hebben overschreden, dient de heffingsambtenaar in de eerste plaats inzicht te verschaffen in de desbetreffende ramingen. Indien een belanghebbende ten aanzien van één of meer posten in de raming in twijfel trekt of de post kan worden aangemerkt als een “last ter zake”, dient de heffingsambtenaar nadere inlichtingen over deze post(en) te verstrekken, teneinde – naar vermogen – deze twijfel weg te nemen. Hierbij behoeft niet ten aanzien van alle in de begroting opgenomen posten zekerheid of een volledig inzicht te bestaan. Van de gemeente mag niet worden verlangd dat zij van alle in de verordening en de bijbehorende tarieventabel genoemde diensten afzonderlijk en op controleerbare wijze vastlegt hoe de kosten ter zake daarvan zijn geraamd (Hoge Raad 24 april 2009, ECLI:NL:HR:2009:BI1968, Hoge Raad 4 april 2014, ECLI:NL:HR:2014:777 en Hoge Raad 18 april 2014, ECLI:NL:HR:2014:938).
7. De vraag die voorligt is of verweerder met de door hem overgelegde gegevens voldoende inzicht heeft verstrekt in de ramingen zoals bedoeld in rechtsoverweging 3.2.2. van het hiervoor aangehaalde arrest van 2009.
8. De rechtbank is het met de gemachtigde van eiser eens dat verweerder te weinig informatie heeft verstrekt over de raming van baten en lasten voor 2017. Het overgelegde overzicht met cijfers is namelijk zo summier dat dit eiser onvoldoende aanknopingspunten biedt om te formuleren over welke posten twijfel bestaat. Eiser heeft, gelet op het summiere overzicht, voldoende aangevoerd door te wijzen op de aanpassing van de begrote post “opbrengst heffingen” van € 596.461 naar € 390.000 en door te wijzen op de ongespecificeerde post voor “ [andere taken] ” van € 536.979. Verweerder heeft hierop niet gereageerd met een nadere specificatie terwijl dit wel had gemoeten. Daarbij acht de rechtbank het geen juiste handelwijze om de begrote opbrengst gedurende het lopende jaar aan te passen en de aangepaste opstelling te gebruiken als onderbouwing van de geraamde baten. Verder moet verweerder inzicht geven in de achtergronden van de ramingen, zoals de stukken die aan de gemeenteraad zijn verstrekt in dit verband. Ook onderliggende stukken van de grote kostenposten, zoals de Brikstaken en de advieskosten dienen te worden overgelegd. De omstandigheid dat volgens het overgelegde staatje de dekkingsgraad op 54,6% uitkomt, is onvoldoende om aan te nemen dat de opbrengstlimiet niet is overschreden, omdat de getallen uit het staatje op geen enkele manier controleerbaar zijn.
9. Het gevolg van bovenstaand oordeel is dat de nota leges vernietigd dient te worden.
10. De rechtbank hoeft dus niet toe te komen aan de stelling van de gemachtigde ter zitting dat de nota leges niet voldoende is onderbouwd.
11. Gelet op het voorgaande dient het beroep gegrond te worden verklaard.
12. De rechtbank vindt aanleiding verweerder te veroordelen in de kosten die eiser in verband met de behandeling van het bezwaar en het beroep redelijkerwijs heeft moeten maken. Deze kosten zijn op de voet van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vastgesteld op € 1.532 (1 punt voor het indienen van het bezwaarschrift, 1 punt voor het verschijnen ter hoorzitting (telefonische hoorzitting 17 oktober 2018) met een waarde per punt van € 254, 1 punt voor het indienen van het beroepschrift, 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 512 en een wegingsfactor 1). Van overige voor vergoeding in aanmerking komende kosten is de rechtbank niet gebleken.
Beslissing
De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt de uitspraak op bezwaar;
- vernietigt de nota leges;
- bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van de vernietigde uitspraak op bezwaar;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser ten bedrage van € 1.532;
- gelast dat verweerder het door eiser betaalde griffierecht van € 47 vergoedt.
Deze uitspraak is gedaan door mr. F.M. Smit, rechter, in tegenwoordigheid van mr. I.A. Kranenburg, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op: |
||
griffier |
rechter |
|
Afschrift verzonden aan partijen op: |
||
Rechtsmiddel Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden (belastingkamer), Postbus 9030, 6800 EM Arnhem. Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen: 1 - bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd;2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden: a. de naam en het adres van de indiener; b. een dagtekening; c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld; d. de gronden van het hoger beroep. |