Rechtbank Gelderland, 24-12-2020, ECLI:NL:RBGEL:2020:6870, AWB - 20 _ 379
Rechtbank Gelderland, 24-12-2020, ECLI:NL:RBGEL:2020:6870, AWB - 20 _ 379
Gegevens
- Instantie
- Rechtbank Gelderland
- Datum uitspraak
- 24 december 2020
- Datum publicatie
- 7 mei 2021
- ECLI
- ECLI:NL:RBGEL:2020:6870
- Zaaknummer
- AWB - 20 _ 379
Inhoudsindicatie
Tussenuitspraak. IB/PVV. Mede in het licht van de mediaberichtgeving en de brief van de staatssecretarissen van Financiën, laat de toelichting van verweerder naar het oordeel van de rechtbank ruimte voor twijfel over de (doorslaggevende) reden van uitworp van de aangifte van eiser. De rechtbank acht het van belang om in dit geval uit te kunnen sluiten dat dubbele nationaliteit heeft geleid tot (een grotere kans op) selectie en/of uitworp in dit jaar of in een eerder jaar. Uitworp in een eerder jaar kan namelijk als gevolg hebben gehad dat de kans op selectie en/of uitworp in het latere jaar groter is geworden, waardoor eiser dus indirect in een ongunstiger positie kwam te verkeren dan andere belastingplichtigen die geen dubbele nationaliteit hebben en bij wie op vergelijkbare wijze is afgeweken van de ingediende aangifte. In verhouding tot de ernst van een mogelijke inbreuk op het recht op gelijke behandeling is de onzekerheid of dubbele nationaliteit een rol heeft gespeeld bij de selectie en/of uitworp in dit geval te groot. Deze onzekerheid levert een gebrek op dat hersteld dient te worden voordat de rechtbank een oordeel kan geven. De rechtbank zal verweerder daarom in de gelegenheid stellen om nader te motiveren dat het hebben van een dubbele nationaliteit in dit geval geen rol heeft gespeeld.
(In de einduitspraak van 13 april 2021, ECLI:NL:RBGEL:2021:2129, heeft de rechtbank geoordeeld dat verweerder het gebrek heeft hersteld).
Uitspraak
Zittingsplaats Arnhem
Belastingrecht
zaaknummer: AWB 20/379
in de zaak tussen
en
Procesverloop
Verweerder heeft met dagtekening 23 november 2018 aan eiser voor het jaar 2016 een aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (IB/PVV) opgelegd (aanslagnummer: [XXX] H.66.01), berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 42.150, alsmede een beschikking belastingrente van € 252.
Bij uitspraak op bezwaar van 8 november 2019 heeft verweerder het bezwaar van eiser gedeeltelijk gegrond verklaard en de aanslag verminderd tot een belastbaar inkomen van € 40.907.
Eiser heeft daartegen op 4 december 2019 bij de rechtbank Overijssel, na doorzending door de rechtbank Gelderland ontvangen op 20 januari 2020, digitaal beroep ingesteld.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden via beeldbellen op 21 oktober 2020. Eiser heeft deelgenomen. Namens verweerder hebben [persoon A1] en [persoon A2] deelgenomen.
De rechtbank heeft het onderzoek heropend en de zaak verwezen naar een meervoudige kamer.
Desgevraagd hebben partijen aangegeven geen bezwaar te hebben dat uitspraak kan worden gedaan zonder nadere zitting.
Overwegingen
Feiten
1. Eiser heeft een dubbele nationaliteit, namelijk de Nederlandse en Marokkaanse.
2. Eiser is gehuwd en heeft drie kinderen, alle jonger dan 27 jaar. Twee kinderen hebben medische klachten. Eén kind heeft last van astma, atopische constitutie, een huisstofallergie en een allergie voor honden en boompollen en één kind heeft last van een huisstofallergie, een graspollenallergie en allergische rhinitus, met bloedneuzen.
3. Eiser heeft op 31 maart 2017 de aangifte IB/PVV 2016 (de aangifte) ingediend. In de aangifte is een bedrag van € 3.065 aan aftrek specifieke zorgkosten en een bedrag van € 1.300 aan aftrek scholingsuitgaven opgevoerd. Het aangegeven inkomen uit werk en woning bedraagt, na aftrek van alle opgevoerde aftrekposten, € 32.899.
4. Verweerder heeft naar aanleiding van de ingediende aangifte bij brief van 5 april 2018 gevraagd om informatie en bewijsstukken voor de (persoonsgebonden)aftrekposten van de eigen woning, de ziektekosten, de giften en de studiekosten. Eiser heeft vervolgens nadere informatie overgelegd.
5. Bij brief van 19 september 2018 heeft verweerder aangekondigd van de ingediende aangifte af te wijken wat betreft:
- -
-
een deel van de afgetrokken rente voor de eigen woning;
- -
-
de uitgave voor inkomensvoorziening;
- -
-
de specifieke zorgkosten voor een bedrag van € 3.065;
- -
-
de studiekosten voor een bedrag van € 1.300;
- -
-
giften, en
- -
-
de aftrek van het restant persoonsgebonden aftrek.
6. Met dagtekening 23 november 2018 heeft verweerder de aanslag aan eiser opgelegd overeenkomstig het voornemen. Het inkomen uit werk een woning is daarbij vastgesteld op € 42.150. Op het aanslagbiljet is tevens een beschikking belastingrente van € 252 opgelegd aan eiser.
7. Eiser heeft tijdig bezwaar gemaakt tegen de aanslag. In de bezwaarfase heeft eiser aanvullende informatie overgelegd. Deze informatie bestaat uit facturen, waaronder een factuur uit Marokko voor tandheelkundige kosten, bankafschriften van onder meer betalingen aan [bedrijf 1] B.V., het declaratieoverzicht 2016 van de ziektekostenverzekeraar, een aantal huisartsverklaringen over de ziekten van de twee kinderen, stukken over het schoolgeld en de vrijwillige ouderbijdrage voor de kinderen en een afschrift van een onderwijsovereenkomst tussen de echtgenote van eiser en het [naam school] ( [naam school] ).
8. Verweerder heeft op 8 november 2019 uitspraak op bezwaar gedaan. Het inkomen uit werk en woning is daarbij vastgesteld op € 40.907 en verweerder heeft in totaal € 1.243 aan persoonsgebonden aftrek in aanmerking genomen, bestaande uit:
- -
-
€ 920 aan aftrek specifieke zorgkosten (€ 2.105 -/- € 1.185 (het drempelbedrag)), bestaande uit: € 600 aan aftrek extra uitgaven voor kleding en beddengoed (2 maal het forfaitaire bedrag van € 300 per kind) en € 1.505 aan aftrek van kosten van genees- en heelkundige hulp (€ 395 aan betalingen aan [bedrijf 1] B.V. + € 1.110 aan tandartskosten in Marokko);
- -
-
€ 323 aan aftrek scholingsuitgaven (€ 573 -/- € 250 (het drempelbedrag)).
Geschil
9. In geschil is of eiser recht heeft op een hogere aftrek wegens specifieke zorgkosten dan de bedragen die zijn vastgesteld bij uitspraak op bezwaar. Bovendien stelt eiser dat in dit geval sprake is van etnisch profileren waardoor hij ongunstiger wordt behandeld dan personen zonder dubbele nationaliteit.
Aftrek specifieke zorgkosten
10. Belastingplichtigen komen in aanmerking voor aftrek van uitgaven voor specifieke zorgkosten die wegens ziekte of invaliditeit zijn gedaan. Uitgaven voor specifieke zorgkosten zijn onder meer de uitgaven van genees- en heelkundige hulp, farmaceutische hulpmiddelen verstrekt op voorschrift van een arts en uitgaven voor extra kleding en beddengoed (artikel 6.17, eerste lid, aanhef en onder a, c en g, van de Wet IB 2001).
11. Omdat eiser een aftrekpost claimt, rust op hem de last om feiten en omstandigheden te stellen en aannemelijk te maken waaruit volgt dat hij voor de omvang van de door hem gevraagde aftrek voor specifieke zorgkosten in aanmerking komt.
12. Verweerder stelt dat eiser met de door hem overgelegde stukken aannemelijk heeft gemaakt dat hij € 1.474,80 aan specifieke zorgkosten heeft betaald in 2016. Daarbij baseert verweerder zich op de overgelegde bankafschriften aan [bedrijf 1] B.V., waaruit blijkt dat eiser € 364,80 heeft betaald en op de overgelegde factuur uit Marokko, waaruit € 1.110 aan tandartskosten blijkt. Verweerder stelt in beroep dat niet het hele betaalde bedrag aan [bedrijf 1] B.V. in aftrek had moeten worden toegestaan in bezwaar, omdat een deel van die kosten zijn gedeclareerd bij de zorgverzekeraar. Volgens verweerder is de aanslag daarom eerder te laag dan te hoog.
13. De rechtbank stelt voorop dat het eiser vrij staat met alle mogelijke middelen aannemelijk te maken dat hij uitgaven voor specifieke zorgkosten heeft gemaakt. Eiser moet niet alleen aannemelijk maken dat de kosten zijn gemaakt, maar ook dat de kosten in dat belastingjaar zijn gemaakt en dat deze op hem drukken.1 Eiser heeft zelf ter zitting erkend dat hij niet méér bewijsmiddelen heeft dan hij heeft overgelegd en dat hij daar ook niet meer aan kan komen. De stukken die eiser wel heeft overgelegd zijn naar het oordeel van de rechtbank niet voldoende om aannemelijk te maken dat recht bestaat op een hogere aftrek in het belastingjaar 2016. Eiser heeft daarom geen recht op een hogere aftrek.
14. Op zichzelf ziet de rechtbank in deze zaak – naar voorlopig oordeel – niet dat verweerder het geleverde bewijs van eiser strenger heeft beoordeeld dan gebruikelijk is en stelt vast dat verweerder hierbij ook de vaste lijn van de jurisprudentie heeft gevolgd.
Dubbele nationaliteit
15. De rechtbank begrijpt uit het beroep verder dat eiser vermoedt dat hij aan controle is onderworpen vanwege etnisch profileren als gevolg van zijn dubbele nationaliteit. Hierbij heeft eiser verwezen naar berichten in de media van mei 2020 over etnisch profileren door de Belastingdienst.
16. Naar aanleiding van vragen van de rechtbank heeft verweerder verklaard dat in dit geval de dubbele nationaliteit van eiser geen rol heeft gespeeld bij de vraag of de aangifte aan een controle moest worden onderworpen. Volgens verweerder worden aangiften beoordeeld met de tool "Risico-module" en wordt daarin geselecteerd op contra-informatie die de Belastingdienst ontvangt of zelf heeft, zoals in dit geval gegevens van de bank over de betaalde rente voor de eigen woning, het betaald hebben van lijfrentepremie en het restant persoonsgebonden aftrek uit eerdere jaren. Als aangiften door de Risico-module zijn geselecteerd, vindt nog een nadere selectie plaats op grond waarvan de aangifte daadwerkelijk wordt uitgeworpen voor nader onderzoek door een controleambtenaar. Selectiecriteria hierbij zijn bijvoorbeeld de hoogte van de opgegeven bedragen, de vraag of in eerdere jaren ook al een controle heeft plaatsgevonden en de aanwezige behandelcapaciteit. Verweerder heeft daarbij ter zitting verklaard dat voor controleambtenaren niet duidelijk is wat de precieze reden voor uitworp is. Verweerder heeft verder verklaard dat in dit geval niet op basis van de zogenoemde applicatie Fraude Signalering Voorziening (FSV) is geselecteerd.
17. De rechtbank heeft kennis genomen van mediaberichten van medio mei 2020 - waaronder berichtgeving in dagblad Trouw van 10 mei 20202 - en van de brief van de staatssecretarissen van Financiën – Fiscaliteit en Belastingdienst en Toeslagen en Douane van 11 mei 2020 met als onderwerp Rectificatie Voortgangsrapportage Toeslagen.3 Daarin staat onder meer:
“ In de Voortgangsrapportage Toeslagen bij de brief Voortgang van de hersteloperatie Toeslagen van 28 april jongstleden1 [voetnoten onderaan citaat] is op pagina 15 een tekst opgenomen over het gebruik van nationaliteit in risicomodellen en selectieregels bij de Belastingdienst (buiten Toeslagen):
“Daarnaast zijn bij de overige onderdelen van de Belastingdienst de risicomodellen en de selectieregels van de Belastingdienst doorgelicht op het gebruik van nationaliteit. Naar aanleiding hiervan is de tweede nationaliteit uit de risicomodellen en selectieregels verwijderd. De eerste nationaliteit is hier slechts nog in opgenomen, als daar een wettelijke grondslag voor bestaat en noodzakelijk is om de taken uit te voeren. Hierbij kan gedacht worden aan specifieke gevallen in de Loonheffing.”
Op 29 april jongstleden zijn persvragen gesteld over deze passage. Het beantwoorden van deze vragen heeft geleid tot de constatering dat de passage in de brief niet volledig correct is. (...)
Onjuiste passage Voortgangsrapportage Toeslagen
Ten eerste wordt in de Voortgangsrapportage Toeslagen aangegeven dat de eerste nationaliteit alleen nog wordt gebruikt als daar een wettelijke grondslag voor bestaat en het noodzakelijk is om de taken uit te voeren. Er blijkt echter nog één selectieregel (onderdeel van de selectiemodule voorlopige aanslag inkomensheffing) het criterium eerste nationaliteit te bevatten waarvoor geen expliciete wettelijke grondslag bestaat. Dit gebruik wordt per 15 mei aanstaande stopgezet.
In de Voortgangsrapportage Toeslagen wordt daarnaast aangeven dat in de rest van de Belastingdienst (niet-Toeslagen) de tweede nationaliteit uit de risicomodellen en selectieregels is verwijderd n.a.v. een doorlichting (in 2019). De tweede nationaliteit werd niet meer gebruikt in centrale risicomodellen2 en selectieregels3 sinds de Basisregistratie Personen (BRP) deze gegevens vanaf 31 januari 2015 niet meer verstrekt.4 Als sprake is van een Nederlandse nationaliteit in de BRP (naast een eventuele andere nationaliteit) wordt namelijk uitsluitend de Nederlandse nationaliteit doorgegeven.
Buiten de voornoemde centrale risicomodellen en selectieregels zijn er binnen de verschillende directies van de Belastingdienst (bijvoorbeeld Particulieren en MKB), nog tal van methoden om (door) te selecteren, bijvoorbeeld door middel van query’s.5 Van deze methoden is op dit moment geen volledig en accuraat beeld of eerste nationaliteit nog voorkomt wanneer daar geen expliciete wettelijke grondslag bestaat.
(...)
Selectiemodule voorlopige aanslag inkomensheffing
De eerdergenoemde selectieregel, die onder meer het criterium nationaliteit gebruikt, is voor het eerst gebruikt in 2012. De selectieregel bestond uit in totaal vijf criteria, waarbij de overige criteria onder meer betrekking hadden op de grootte van aftrekposten en loongegevens. Van 2012 t/m eind januari 2015 werden beide (indien aanwezig) nationaliteiten doorgegeven vanuit de BRP en in de selectieregel gebruikt (naast vier andere criteria). In 2012 en 2013 werden respectievelijk 3.403 en 7.644 verzoeken om een voorlopige aanslag geraakt door deze selectieregel. In 2014 waren het er nog 189. Na januari 2015 werd de tweede nationaliteit niet meer doorgegeven vanuit de BRP.
Voordat een voorlopige aanslag uiteindelijk eventueel wordt bijgesteld, vindt er altijd een controle door een behandelaar plaats. Dit is de zogenoemde menselijke tussenkomst. De behandelaar krijgt uitsluitend een globale beschrijving op basis waarvan de selectie plaatsvindt, maar niet de selectiecriteria te zien op basis waarvan een aangifte is geselecteerd. Wanneer daar aanleiding toe is, wordt vervolgens een (vragen)brief verzonden aan belanghebbende. Pas daarna wordt besloten of de voorlopige aanslag (al dan niet gedeeltelijk) kan worden verleend.
Verzoek vaste Commissie voor Financiën
Op woensdag 6 mei jongstleden is tijdens de procedurevergadering van de vaste Commissie voor Financiën onder meer het verzoek gedaan om de risicomodellen en selectieregels te delen met de Tweede Kamer. Gezien de toezichtsvertrouwelijke aard van deze informatie kunnen wij deze niet openbaar maken. Graag zouden wij u wel een technische briefing aanbieden over de werking en het totstandkomingsproces van zowel risicomodellen als selectiemodules.
(...)
[Voetnoten]
1 Brief van de staatssecretaris van Financiën – Toeslagen en Douane van 28 april 2020, Kenmerk 2020-82842, www.rijksoverheid.nl.
2 Een risicomodel schat de kans op een correctie van bijvoorbeeld aangiftes, gebaseerd op een set van variabelen die correcties van historische aangiftes zo goed mogelijk verklaren.
3 Selectieregels als onderdeel van een selectiemodule worden vastgesteld op basis van de kennis en expertise van medewerkers van de Belastingdienst. Hierbij kan gedacht worden aan vakkennis, kennis van wet- en regelgeving of ervaringen uit voorgaande jaren. Met deze selectieregels worden specifieke onderdelen van de aangifte getoetst, bijvoorbeeld of een specifieke aftrekpost hoger is dan een bepaald normbedrag.
4 Bij nieuwe inschrijvingen registreert de BRP al sinds 6 januari 2014 geen vreemde nationaliteit meer bij personen met een Nederlandse nationaliteit, en geeft dit bij deze nieuw ingeschreven personen niet meer door aan afnemers zoals de Belastingdienst.
5 Query’s zijn een verzameling van gegevens die uit meerdere gegevensbronnen komen. "
18. Mede in het licht van de mediaberichtgeving en de brief van de staatssecretarissen van Financiën, laat de toelichting van verweerder naar het oordeel van de rechtbank ruimte voor twijfel over de (doorslaggevende) reden van uitworp van de aangifte van eiser. In de eerste plaats heeft verweerder namelijk niet kunnen aangeven wat in dit geval de precieze selectie- en/of uitworpcriteria waren, omdat de reden(en) voor uitworp niet bekend zijn voor een controleambtenaar. Deze informatie wordt door de staatssecretarissen van Financiën ook als gevoelig aangemerkt en niet openbaar gemaakt. In de tweede plaats heeft verweerder aangegeven dat een aangifte eerder zal worden uitgeworpen als in het verleden de aangifte ook al eens is gecontroleerd en gecorrigeerd. In dit geval heeft verweerder verklaard dat in ieder geval in 2013 de aangifte is gecorrigeerd. Uit de brief van de staatssecretarissen van Financiën volgt dat niet is uit te sluiten dat dubbele nationaliteit (ook) in het verleden een rol kan hebben gespeeld bij de uitworp. De rechtbank acht het van belang om in dit geval uit te kunnen sluiten dat dubbele nationaliteit heeft geleid tot (een grotere kans op) selectie en/of uitworp in dit jaar of in een eerder jaar. Uitworp in een eerder jaar kan namelijk als gevolg hebben gehad dat de kans op selectie en/of uitworp in het latere jaar groter is geworden, waardoor eiser dus indirect in een ongunstiger positie kwam te verkeren dan andere belastingplichtigen die geen dubbele nationaliteit hebben en bij wie op vergelijkbare wijze is afgeweken van de ingediende aangifte.
19. In verhouding tot de ernst van een mogelijke inbreuk op het recht op gelijke behandeling is de onzekerheid of dubbele nationaliteit een rol heeft gespeeld bij de selectie en/of uitworp in dit geval te groot. Deze onzekerheid levert een gebrek op dat hersteld dient te worden voordat de rechtbank een oordeel kan geven. De rechtbank zal verweerder daarom in de gelegenheid stellen om nader te motiveren dat het hebben van een dubbele nationaliteit in dit geval geen rol heeft gespeeld. Verweerder krijgt met toepassing van artikel 8:51a van de Algemene wet bestuursrecht (Awb; de zogenoemde bestuurlijke lus) de mogelijkheid om binnen vier weken na verzending van deze tussenuitspraak het gebrek te herstellen. Mocht verweerder van deze mogelijkheid geen gebruik willen maken, dan dient verweerder dat binnen één week na verzending van deze uitspraak mede te delen (artikel 8:51b van de Awb).
20. De rechtbank houdt iedere verdere beslissing in deze zaak aan.
Beslissing
De rechtbank:
- -
-
stelt verweerder in de gelegenheid binnen vier weken na verzending van deze tussenuitspraak nader te motiveren dat de dubbele nationaliteit van eiser niet mede (al dan niet indirect vanuit het verleden) een rol heeft gespeeld bij de selectie en/of uitworp van de aangifte 2016;
- -
-
bepaalt dat eiser daarna in de gelegenheid zal worden gesteld te reageren;
- -
-
houdt iedere verdere beslissing in deze zaak aan.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.M.W. van de Sande, voorzitter, mr. F.M. Smit en mr. A.M.F. Geerling, rechters, in tegenwoordigheid van mr. R.C.M. Coolen, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op: |
||
griffier |
rechter |
|
Afschrift verzonden aan partijen op: |
||
Rechtsmiddel Tegen deze tussenuitspraak staat geen rechtsmiddel open. Hoger beroep kan worden ingesteld tegen de einduitspraak. |