Home

Rechtbank Gelderland, 13-04-2021, ECLI:NL:RBGEL:2021:2129, AWB - 20 _ 379

Rechtbank Gelderland, 13-04-2021, ECLI:NL:RBGEL:2021:2129, AWB - 20 _ 379

Gegevens

Instantie
Rechtbank Gelderland
Datum uitspraak
13 april 2021
Datum publicatie
19 mei 2021
ECLI
ECLI:NL:RBGEL:2021:2129
Formele relaties
Zaaknummer
AWB - 20 _ 379

Inhoudsindicatie

Inkomstenbelasting, aftrek zorgkosten. Geen discriminatie op dubbele nationaliteit. Verweerder heeft bij het regelen van de aangifte vragen gesteld en na controle een lager bedrag aan specifieke zorgkosten in aftrek toegestaan. Volgens eiser is hij aan een (strengere) controle onderworpen vanwege zijn dubbele nationaliteit. De rechtbank heeft in een tussenuitspraak geoordeeld dat de aangifte terecht is gecorrigeerd maar dat verweerder onvoldoende heeft gemotiveerd dat eisers aangifte niet is uitgeworpen op basis van dubbele nationaliteit. Verweerder heeft in een nadere motivering uiteengezet hoe eisers aangifte inkomstenbelasting in het Aanslagbelastingensysteem door selectiemodules is behandeld en voor uitworp is uitgekozen. Op grond van deze uiteenzetting heeft verweerder aannemelijk gemaakt dat bij de uitworp van de aangifte van eiser voor controle geen sprake is geweest van direct dan wel indirect etnisch profileren vanwege zijn dubbele nationaliteit. Daarnaast is niet gebleken dat het geleverde bewijs van eiser voor de geclaimde aftrekposten strenger is beoordeeld door verweerder, zodat deze terecht zijn gecorrigeerd. Beroep ongegrond.

Uitspraak

Zittingsplaats Arnhem

Belastingrecht

zaaknummer: AWB 20/379

in de zaak tussen

en

Procesverloop

Verweerder heeft met dagtekening 23 november 2018 aan eiser voor het jaar 2016 een aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (IB/PVV) opgelegd (aanslagnummer: [aanslagnummer] ), berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 42.150, alsmede een beschikking belastingrente van € 252.

Bij uitspraak op bezwaar van 8 november 2019 heeft verweerder het bezwaar van eiser gegrond verklaard en de aanslag verminderd tot een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 40.907.

Eiser heeft daartegen op 4 december 2019 bij de rechtbank Overijssel, na doorzending door de rechtbank Gelderland ontvangen op 20 januari 2020, digitaal beroep ingesteld.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden via beeldbellen op 21 oktober 2020. Eiser heeft deelgenomen. Namens verweerder hebben [naam 1] en [naam 2] deelgenomen.

De rechtbank heeft het onderzoek heropend en de zaak verwezen naar een meervoudige kamer. Desgevraagd hebben partijen aangegeven er geen bezwaar tegen te hebben dat uitspraak wordt gedaan zonder nadere zitting.

De rechtbank heeft op 24 december 2020 een tussenuitspraak gedaan. In deze uitspraak heeft de rechtbank met toepassing van de zogenoemde bestuurlijke lus (artikel 8:51a van de Awb) verweerder in de gelegenheid gesteld nader te motiveren dat het hebben van een dubbele nationaliteit door eiser in deze zaak geen rol heeft gespeeld. Verweerder heeft daar bij brief van 22 januari 2021 gebruik van gemaakt. Eiser heeft zijn zienswijzen daarover aan de rechtbank toegezonden bij e-mail van 16 februari 2021. De stukken zijn telkens in afschrift verstrekt aan de wederpartij.

Vervolgens heeft de rechtbank met toepassing van artikel 8:51c, aanhef en onder c, in samenhang met artikel 8:57, tweede lid onder c, van de Awb besloten uitspraak te doen zonder nadere zitting en heeft zij het onderzoek gesloten.

Overwegingen

1. De rechtbank heeft in haar tussenuitspraak van 24 december 2020 het volgende overwogen en geoordeeld:

“(…)

Feiten

1. Eiser heeft een dubbele nationaliteit, namelijk de Nederlandse en Marokkaanse.

2. Eiser is gehuwd en heeft drie kinderen, alle jonger dan 27 jaar. Twee kinderen hebben

medische klachten. Één kind heeft last van astma, atopische constitutie, een huisstofallergie en een allergie voor honden en boompollen en één kind heeft last van een huisstofallergie, een graspollenallergie en allergische rhinitus, met bloedneuzen.

3. Eiser heeft op 31 maart 2017 de aangifte IB/PVV 2016 (de aangifte) ingediend. In de

aangifte is een bedrag van € 3.065 aan aftrek specifieke zorgkosten en een bedrag van € 1.300 aan aftrek scholingsuitgaven opgevoerd. Het aangegeven inkomen uit werk en woning bedraagt, na aftrek van alle opgevoerde aftrekposten, € 32.899.

4. Verweerder heeft naar aanleiding van de ingediende aangifte bij brief van 5 april 2018

gevraagd om informatie en bewijsstukken voor de (persoonsgebonden)aftrekposten van de eigen woning, de ziektekosten, de giften en de studiekosten. Eiser heeft vervolgens nadere informatie overgelegd.

5. Bij brief van 19 september 2018 heeft verweerder aangekondigd van de ingediende

aangifte af te wijken wat betreft:

- een deel van de afgetrokken rente voor de eigen woning;

- de uitgave voor inkomensvoorziening;

- de specifieke zorgkosten voor een bedrag van € 3.065;

- de studiekosten voor een bedrag van € 1.300;

- giften, en

- de aftrek van het restant persoonsgebonden aftrek.

6. Met dagtekening 23 november 2018 heeft verweerder de aanslag aan eiser opgelegd

overeenkomstig het voornemen. Het inkomen uit werk een woning is daarbij vastgesteld op € 42.150. Op het aanslagbiljet is tevens een beschikking belastingrente van € 252 opgelegd aan eiser.

7. Eiser heeft tijdig bezwaar gemaakt tegen de aanslag. In de bezwaarfase heeft eiser

aanvullende informatie overgelegd. Deze informatie bestaat uit facturen, waaronder een factuur uit Marokko voor tandheelkundige kosten, bankafschriften van onder meer betalingen aan [naam B.V.] , het declaratieoverzicht 2016 van de ziektekostenverzekeraar, een aantal huisartsverklaringen over de ziekten van de twee kinderen, stukken over het schoolgeld en de vrijwillige ouderbijdrage voor de kinderen en een afschrift van een onderwijsovereenkomst tussen de echtgenote van eiser en het Regionaal Opleidingen Centrum (ROC).

8. Verweerder heeft op 8 november 2019 uitspraak op bezwaar gedaan. Het inkomen uit

werk en woning is daarbij vastgesteld op € 40.907 en verweerder heeft in totaal € 1.243 aan persoonsgebonden aftrek in aanmerking genomen, bestaande uit:

- € 920 aan aftrek specifieke zorgkosten (€ 2.105 -/- € 1.185 (het drempelbedrag)), bestaande uit: € 600 aan aftrek extra uitgaven voor kleding en beddengoed (2 maal het forfaitaire bedrag van € 300 per kind) en € 1.505 aan aftrek van kosten van genees- en heelkundige hulp (€ 395 aan betalingen aan [naam B.V.] + € 1.110 aan tandartskosten in Marokko);

- € 323 aan aftrek scholingsuitgaven (€ 573 -/- € 250 (het drempelbedrag)).

Geschil

9. In geschil is of eiser recht heeft op een hogere aftrek wegens specifieke zorgkosten dan

de bedragen die zijn vastgesteld bij uitspraak op bezwaar. Bovendien stelt eiser dat in dit geval sprake is van etnisch profileren waardoor hij ongunstiger wordt behandeld dan personen zonder dubbele nationaliteit.

Beoordeling van het geschil

Aftrek specifieke zorgkosten

10. Belastingplichtigen komen in aanmerking voor aftrek van uitgaven voor specifieke

zorgkosten die wegens ziekte of invaliditeit zijn gedaan. Uitgaven voor specifieke zorgkosten zijn onder meer de uitgaven van genees- en heelkundige hulp, farmaceutische hulpmiddelen verstrekt op voorschrift van een arts en uitgaven voor extra kleding en beddengoed (artikel 6.17, eerste lid, aanhef en onder a, c en g, van de Wet IB 2001).

11. Omdat eiser een aftrekpost claimt, rust op hem de last om feiten en omstandigheden te

stellen en aannemelijk te maken waaruit volgt dat hij voor de omvang van de door hem gevraagde aftrek voor specifieke zorgkosten in aanmerking komt.

12. Verweerder stelt dat eiser met de door hem overgelegde stukken aannemelijk heeft

gemaakt dat hij € 1.474,80 aan specifieke zorgkosten heeft betaald in 2016. Daarbij baseert verweerder zich op de overgelegde bankafschriften aan [naam B.V.] , waaruit blijkt dat eiser € 364,80 heeft betaald en op de overgelegde factuur uit Marokko, waaruit € 1.110 aan tandartskosten blijkt. Verweerder stelt in beroep dat niet het hele betaalde bedrag aan [naam B.V.] in aftrek had moeten worden toegestaan in bezwaar, omdat een deel van die kosten zijn gedeclareerd bij de zorgverzekeraar. Volgens verweerder is de aanslag daarom eerder te laag dan te hoog.

13. De rechtbank stelt voorop dat het eiser vrij staat met alle mogelijke middelen

aannemelijk te maken dat hij uitgaven voor specifieke zorgkosten heeft gemaakt. Eiser moet niet alleen aannemelijk maken dat de kosten zijn gemaakt, maar ook dat de kosten in dat belastingjaar zijn gemaakt en dat deze op hem drukken.1 [voetnoten einde citaat] Eiser heeft zelf ter zitting erkend dat hij niet méér bewijsmiddelen heeft dan hij heeft overgelegd en dat hij daar ook niet meer aan kan komen. De stukken die eiser wel heeft overgelegd zijn naar het oordeel van de rechtbank niet voldoende om aannemelijk te maken dat recht bestaat op een hogere aftrek in het belastingjaar 2016. Eiser heeft daarom geen recht op een hogere aftrek.

14. Op zichzelf ziet de rechtbank in deze zaak – naar voorlopig oordeel – niet dat verweerder

het geleverde bewijs van eiser strenger heeft beoordeeld dan gebruikelijk is en stelt vast dat verweerder hierbij ook de vaste lijn van de jurisprudentie heeft gevolgd.

Dubbele nationaliteit

15. De rechtbank begrijpt uit het beroep verder dat eiser vermoedt dat hij aan controle is

onderworpen vanwege etnisch profileren als gevolg van zijn dubbele nationaliteit. Hierbij heeft eiser verwezen naar berichten in de media van mei 2020 over etnisch profileren door de Belastingdienst.

16. Naar aanleiding van vragen van de rechtbank heeft verweerder verklaard dat in dit geval

de dubbele nationaliteit van eiser geen rol heeft gespeeld bij de vraag of de aangifte aan een controle moest worden onderworpen. Volgens verweerder worden aangiften beoordeeld met de tool "Risico-module" en wordt daarin geselecteerd op contra-informatie die de Belastingdienst ontvangt of zelf heeft, zoals in dit geval gegevens van de bank over de betaalde rente voor de eigen woning, het betaald hebben van lijfrentepremie en het restant persoonsgebonden aftrek uit eerdere jaren. Als aangiften door de Risico-module zijn geselecteerd, vindt nog een nadere selectie plaats op grond waarvan de aangifte daadwerkelijk wordt uitgeworpen voor nader onderzoek door een controleambtenaar. Selectiecriteria hierbij zijn bijvoorbeeld de hoogte van de opgegeven bedragen, de vraag of in eerdere jaren ook al een controle heeft plaatsgevonden en de aanwezige behandelcapaciteit. Verweerder heeft daarbij ter zitting verklaard dat voor controleambtenaren niet duidelijk is wat de precieze reden voor uitworp is. Verweerder heeft verder verklaard dat in dit geval niet op basis van de zogenoemde applicatie Fraude Signalering Voorziening (FSV) is geselecteerd.

17. De rechtbank heeft kennis genomen van mediaberichten van medio mei 2020 –

waaronder berichtgeving in dagblad Trouw van 10 mei 20202 - en van de brief van de staatssecretarissen van Financiën – Fiscaliteit en Belastingdienst en Toeslagen en Douane van 11 mei 2020 met als onderwerp Rectificatie Voortgangsrapportage Toeslagen.3 Daarin staat onder meer:

“ In de Voortgangsrapportage Toeslagen bij de brief Voortgang van de hersteloperatie Toeslagen van 28 april jongstleden1 [voetnoten onderaan citaat] is op pagina 15 een tekst opgenomen over het gebruik van nationaliteit in risicomodellen en selectieregels bij de Belastingdienst (buiten Toeslagen):

“Daarnaast zijn bij de overige onderdelen van de Belastingdienst de risicomodellen en de selectieregels van de Belastingdienst doorgelicht op het gebruik van nationaliteit. Naar aanleiding hiervan is de tweede nationaliteit uit de risicomodellen en selectieregels verwijderd. De eerste nationaliteit is hier slechts nog in opgenomen, als daar een wettelijke grondslag voor bestaat en noodzakelijk is om de taken uit te voeren. Hierbij kan gedacht worden aan specifieke gevallen in de Loonheffing.”

Op 29 april jongstleden zijn persvragen gesteld over deze passage. Het beantwoorden van deze vragen heeft geleid tot de constatering dat de passage in de brief niet volledig correct is. (...)

Onjuiste passage Voortgangsrapportage Toeslagen

Ten eerste wordt in de Voortgangsrapportage Toeslagen aangegeven dat de eerste nationaliteit alleen nog wordt gebruikt als daar een wettelijke grondslag voor bestaat en het noodzakelijk is om de taken uit te voeren. Er blijkt echter nog één selectieregel (onderdeel van de selectiemodule voorlopige aanslag inkomensheffing) het criterium eerste nationaliteit te bevatten waarvoor geen expliciete wettelijke grondslag bestaat. Dit gebruik wordt per 15 mei aanstaande stopgezet.

In de Voortgangsrapportage Toeslagen wordt daarnaast aangeven dat in de rest van de Belastingdienst (niet-Toeslagen) de tweede nationaliteit uit de risicomodellen en selectieregels is verwijderd n.a.v. een doorlichting (in 2019). De tweede nationaliteit werd niet meer gebruikt in centrale risicomodellen2 en selectieregels3 sinds de Basisregistratie Personen (BRP) deze gegevens vanaf 31 januari 2015 niet meer verstrekt.4 Als sprake is van een Nederlandse nationaliteit in de BRP (naast een eventuele andere nationaliteit) wordt namelijk uitsluitend de Nederlandse nationaliteit doorgegeven.

Buiten de voornoemde centrale risicomodellen en selectieregels zijn er binnen de verschillende directies van de Belastingdienst (bijvoorbeeld Particulieren en MKB), nog tal van methoden om (door) te selecteren, bijvoorbeeld door middel van query’s.5 Van deze methoden is op dit moment geen volledig en accuraat beeld of eerste nationaliteit nog voorkomt wanneer daar geen expliciete wettelijke grondslag bestaat.

(...)

Selectiemodule voorlopige aanslag inkomensheffing

De eerdergenoemde selectieregel, die onder meer het criterium nationaliteit gebruikt, is voor het eerst gebruikt in 2012. De selectieregel bestond uit in totaal vijf criteria, waarbij de overige criteria onder meer betrekking hadden op de grootte van aftrekposten en loongegevens. Van 2012 t/m eind januari 2015 werden beide (indien aanwezig) nationaliteiten doorgegeven vanuit de BRP en in de selectieregel gebruikt (naast vier andere criteria). In 2012 en 2013 werden respectievelijk 3.403 en 7.644 verzoeken om een voorlopige aanslag geraakt door deze selectieregel. In 2014 waren het er nog 189. Na januari 2015 werd de tweede nationaliteit niet meer doorgegeven vanuit de BRP.

Voordat een voorlopige aanslag uiteindelijk eventueel wordt bijgesteld, vindt er altijd een controle door een behandelaar plaats. Dit is de zogenoemde menselijke tussenkomst. De behandelaar krijgt uitsluitend een globale beschrijving op basis waarvan de selectie plaatsvindt, maar niet de selectiecriteria te zien op basis waarvan een aangifte is geselecteerd. Wanneer daar aanleiding toe is, wordt vervolgens een (vragen)brief verzonden aan belanghebbende. Pas daarna wordt besloten of de voorlopige aanslag (al dan niet gedeeltelijk) kan worden verleend.

Verzoek vaste Commissie voor Financiën

Op woensdag 6 mei jongstleden is tijdens de procedurevergadering van de vaste Commissie voor Financiën onder meer het verzoek gedaan om de risicomodellen en selectieregels te delen met de Tweede Kamer. Gezien de toezichtsvertrouwelijke aard van deze informatie kunnen wij deze niet openbaar maken. Graag zouden wij u wel een technische briefing aanbieden over de werking en het totstandkomingsproces van zowel risicomodellen als selectiemodules.

(...)

[Voetnoten]

1 Brief van de staatssecretaris van Financiën – Toeslagen en Douane van 28 april 2020, Kenmerk 2020-82842, www.rijksoverheid.nl.

2 Een risicomodel schat de kans op een correctie van bijvoorbeeld aangiftes, gebaseerd op een set van variabelen die correcties van historische aangiftes zo goed mogelijk verklaren.

3 Selectieregels als onderdeel van een selectiemodule worden vastgesteld op basis van de kennis en expertise van medewerkers van de Belastingdienst. Hierbij kan gedacht worden aan vakkennis, kennis van wet- en regelgeving of ervaringen uit voorgaande jaren. Met deze selectieregels worden specifieke onderdelen van de aangifte getoetst, bijvoorbeeld of een specifieke aftrekpost hoger is dan een bepaald normbedrag.

4 Bij nieuwe inschrijvingen registreert de BRP al sinds 6 januari 2014 geen vreemde nationaliteit meer bij personen met een Nederlandse nationaliteit, en geeft dit bij deze nieuw ingeschreven personen niet meer door aan afnemers zoals de Belastingdienst.

5 Query’s zijn een verzameling van gegevens die uit meerdere gegevensbronnen komen. "

18. Mede in het licht van de mediaberichtgeving en de brief van de staatssecretarissen

van Financiën, laat de toelichting van verweerder naar het oordeel van de rechtbank ruimte voor twijfel over de (doorslaggevende) reden van uitworp van de aangifte van eiser. In de eerste plaats heeft verweerder namelijk niet kunnen aangeven wat in dit geval de precieze selectie- en/of uitworpcriteria waren, omdat de reden(en) voor uitworp niet bekend zijn voor een controleambtenaar. Deze informatie wordt door de staatssecretarissen van Financiën ook als gevoelig aangemerkt en niet openbaar gemaakt. In de tweede plaats heeft verweerder aangegeven dat een aangifte eerder zal worden uitgeworpen als in het verleden de aangifte ook al eens is gecontroleerd en gecorrigeerd. In dit geval heeft verweerder verklaard dat in ieder geval in 2013 de aangifte is gecorrigeerd. Uit de brief van de staatssecretarissen van Financiën volgt dat niet is uit te sluiten dat dubbele nationaliteit (ook) in het verleden een rol kan hebben gespeeld bij de uitworp. De rechtbank acht het van belang om in dit geval uit te kunnen sluiten dat dubbele nationaliteit heeft geleid tot (een grotere kans op) selectie en/of uitworp in dit jaar of in een eerder jaar. Uitworp in een eerder jaar kan namelijk als gevolg hebben gehad dat de kans op selectie en/of uitworp in het latere jaar groter is geworden, waardoor eiser dus indirect in een ongunstiger positie kwam te verkeren dan andere belastingplichtigen die geen dubbele nationaliteit hebben en bij wie op vergelijkbare wijze is afgeweken van de ingediende aangifte.

19. In verhouding tot de ernst van een mogelijke inbreuk op het recht op gelijke

behandeling is de onzekerheid of dubbele nationaliteit een rol heeft gespeeld bij de selectie en/of uitworp in dit geval te groot. Deze onzekerheid levert een gebrek op dat hersteld dient te worden voordat de rechtbank een oordeel kan geven. De rechtbank zal verweerder daarom in de gelegenheid stellen om nader te motiveren dat het hebben van een dubbele nationaliteit in dit geval geen rol heeft gespeeld. Verweerder krijgt met toepassing van artikel 8:51a van de Algemene wet bestuursrecht (Awb; de zogenoemde bestuurlijke lus) de mogelijkheid om binnen vier weken na verzending van deze tussenuitspraak het gebrek te herstellen. Mocht verweerder van deze mogelijkheid geen gebruik willen maken, dan dient verweerder dat binnen één week na verzending van deze uitspraak mede te delen (artikel 8:51b van de Awb).

20. De rechtbank houdt iedere verdere beslissing in deze zaak aan. (…)

[voetnoten]

1. Vgl. Hof Amsterdam 28 mei 2019, ECLI:NL:GHAMS:2019:1811.

2. https://www.trouw.nl/nieuws/belastingdienst-erkent-toch-sprake-van-etnisch-profileren~b91d1a45/?utm_campaign=shared_earned&utm_medium=social&utm_source=copylink.

3. TK 2019–2020, 31 066, nr. 637.”

2. Verweerder heeft vervolgens bij brief van 22 januari 2021 nader gemotiveerd dat het hebben van een dubbele nationaliteit geen rol heeft gespeeld. In deze brief is onder meer het volgende opgenomen:

“ (…) Dubbele nationaliteit

Bij de selectie van aangiften spelen criteria als etniciteit, tweede nationaliteit, buitenlandse achternaam en geboorteplaats geen rol. In de beantwoording van Kamervragen is dit uitvoerig toegelicht.1 [voetnoten onderaan citaat]

De tweede nationaliteit wordt sinds 31 januari 2015 niet meer verstrekt door de Basisregistratie Personen.2 Met ingang van 23 juli 2015 is de tweede nationaliteit van Nederlanders uit de persoonsadministratie van de Belastingdienst verwijderd. Verder is het gegeven over de eerste nationaliteit3 in juli 2019 uit de blauwdruk — het overzicht van relevante fiscale gegevens voor een aanvraag — en in november 2019 uit de query's aan de 'Poort', waar de aangiften inkomensheffingen binnenkomen, verwijderd, omdat het niet werd gebruikt bij de selectie, en handhaven van het veld een ongewenst ander beeld zou kunnen geven.4

De nationaliteit werd in het verleden enkel voor één selectieregel binnen het proces 'verzoeken voorlopige aanslag lopend jaar' gebruikt. Dit is meermaals aan de Tweede Kamer gemeld.5 Het ging hier uitsluitend om verzoeken om voorlopige aanslagen. Het is onmogelijk dat belanghebbende door deze selectieregel is geraakt, aangezien geen verzoeken om voorlopige aanslagen zijn ingediend.

In casu heeft belanghebbende aangiften ingediend en een aantal daarvan is op basis van selectieregels uitgeworpen voor behandeling. Nationaliteit kwam niet voor binnen de selectieregels voor het beoordelen van de ingediende aangifte.

De aangiften van belanghebbende kunnen derhalve niet zijn uitgeworpen vanwege zijn dubbele nationaliteit.

Uitworp 2016 en eerdere jaren

Iedere ingediende aangifte inkomstenbelasting wordt in het Aanslagbelastingensysteem (hierna ABS) door de selectiemodule behandeld.6 Op grond van deze behandeling wordt bepaald welke aangiften voor inhoudelijke behandeling in aanmerking komen.

De selectiemodule is gevuld met selectieregels die voor dat jaar van toepassing zijn op de ingediende aangiften. Bij het grootste deel van de selectieregels wordt gebruik gemaakt van vergelijkingen van de velden in de aangifte met bijvoorbeeld loon-, bank- en hypotheek- en verzekeringsgegevens of met gegevens uit het voorgaande jaar. Andere selectieregels vergelijken de gegevens in een aangifte uitsluitend met een parameter (bedrag).

Daarnaast kan een behandelvoornemen worden opgevoerd.

Een behandelvoornemen wordt niet automatisch opgevoerd, maar vereist menselijk handelen. Dit heet een AKI. Met een AKI kan een inspecteur een behandelvoornemen opvoeren voor aangiften over de daaropvolgende belastingjaren. Bijvoorbeeld wanneer in een aangifte zorgkosten waren opgevoerd die gedeeltelijk niet aftrekbaar zijn gebleken of wanneer bepaalde kosten juist niet opnieuw uitgevraagd hoeven te worden. Tevens kan middels een AKI de aangifte ter beoordeling naar het aangewezen team of de aangewezen medewerker worden geleid.7

De aangifte van belanghebbende is uitgeworpen op grond van een proces waarbij jaarlijks aangiften op basis van query's door analisten bij binnenkomst worden geanalyseerd.8 De (objectieve) criteria en parameters die aan de basis liggen van deze query's worden ontleend aan reeds bekende patronen van onregelmatigheden in combinatie met nieuwe ontwikkelingen die zich voordoen.

Als de analyse van een aangifte leidt tot een vermoeden van een verhoogd risico op systeemfraude kan een zogenaamde AKI 1043 met uitworpbewering H912 worden opgevoerd.9

Door deze opgenomen AKI worden de aangiften herkend door de selectiemodule en kunnen ze voor behandeling worden opgeleverd aan de Intensief Toezicht Teams van de directie Particulieren. Hierbij wil ik benadrukken dat de aangiften niet worden uitgeworpen als frauduleus, maar slechts vanwege een verhoogd risico.10

Wanneer een aangifte wordt behandeld, beoordeelt de inspecteur of de aangifte juist is. Hierbij maakt de inspecteur gebruik van de informatie die hij tot zijn beschikking heeft. Indien nodig kan de inspecteur ervoor kiezen om een vragenbrief te sturen naar de belastingplichtige om aanvullende informatie en stukken op te vragen die van belang kunnen zijn voor de beoordeling door de inspecteur.

De opgevoerde AKI's 1043 met uitworpbewering H912 worden voor het huidige en de volgende vijf jaar opgevoerd, zodat de aangiften de volgende vijf volgende belastingjaren uitgeworpen kunnen worden voor analyse.11 De resultaten van een voorafgaand jaar worden door analisten meegenomen in hun jaarlijkse analyse. Indien de aangifte geen risico's bevat die intensief toezicht vereisen, wordt de AKI 1043 met uitworpbewering H912 verwijderd. De behandeling op kantoor door de inspecteur is een zwaarwegende factor hierbij. Als de uitgeworpen aangifte behandeld is door de inspecteur en er zijn geen correcties aangebracht, is dat een aanleiding de AKI 1043 met uitworpbewering H912 uit de selectiemodule te verwijderen. Uiteraard kan er in een later jaar aanleiding zijn om opnieuw een (andere) AKI op te voeren op basis van een nieuwe check.

De aangifte 2013 van belanghebbende heeft een AKI 1043 met uitworpbewering H912 gekregen. Zoals aangegeven heeft de dubbele nationaliteit van belanghebbende hierin geen rol gespeeld. De aangiften 2013 en 2014 zijn behandeld door een medewerker van een Intensief Toezicht Team van de directie Particulieren. De aangifte 2013 is gecorrigeerd, de aangifte 2014 niet. De aangifte 2015 is niet op basis van deze of een andere selectieregel voor behandeling uitgeworpen. De aanslag is vastgesteld overeenkomstig de aangifte. Hieruit volgt dat de AKI 1043 met uitworpbewering H912 die in 2013 is opgevoerd, verwijderd is.

De aangifte 2016 van belanghebbende is uitgeworpen op basis van een andere, nieuwe AKI en 3 selectieregels die gebaseerd zijn op parameters en (contra-)informatie die in 2017 beschikbaar waren. Aangezien we in 2017 niet meer beschikten over informatie met betrekking tot de dubbele nationaliteit van belanghebbende, is uitgesloten dat dit een rol heeft gespeeld bij de uitworp van de aangifte. De uitworp van 2016 staat los van de uitworp van 2013 en er is een andere AKI opgevoerd dan in 2013.

Feitelijke uitworpen

De persoonsgebonden aftrekposten van de aangifte 2013 zijn vergeleken met onze beschikbare (contra-)informatie en parameters, waaruit een verhoogd risico op onjuistheden bleek. Dat de aangifte 2012 dezelfde onregelmatigheden bevatte, was aanleiding de aangifte een AKI 1043 met uitworpbewering H912 mee te geven, vanwege een vermoeden van een verhoogd risico op systeemfraude. Deze is op dat moment opgevoerd voor de jaren tot en met 2018.

In zijn aangifte 2013 gaf belanghebbende, na toepassing van drempels, een totaalbedrag aan persoonsgebonden aftrekposten op van € 6.204 in de categorieën specifieke zorgkosten, scholingsuitgaven en giften.

In de aanslagregeling zijn alle aftrekposten geschrapt. Na bezwaar van belanghebbende is een bedrag van € 1.550 aan persoonsgebonden aftrekposten toegekend.

De aangifte 2014 is uitgeworpen, vanwege de AKI 1043 met uitworpbewering H912 die in 2013 is opgevoerd en ter beoordeling van de in aftrek gebrachte giften. Door een behandelaar is informatie opgevraagd. De aanslag is conform de aangifte opgelegd. Aan de aangifte 2015 was in beginsel de AKI 1043 met uitworpbewering H912 verbonden. Als gevolg hiervan is de aangifte door analisten op risico's geanalyseerd. Omdat de analisten geen specifieke risico's constateerden is de AKI 1043 met uitworpbewering H912 die in 2013 is opgevoerd, verwijderd. Hierdoor is de aangifte niet voor behandeling uitgeworpen.

De aangifte 2016 is uitgeworpen omdat premie voor een arbeidsongeschiktheidsverzekering was opgegeven, waarvan wij niet over contra-informatie beschikten. Tevens was een restant persoonsgebonden aftrek opgegeven dat niet overeenkwam met de informatie in onze systemen. Tenslotte werd op basis van een vergelijking met parameters een verhoogd risico op onjuistheid van de opgegeven persoonsgebonden aftrekposten geconstateerd. Deze drie redenen zijn op zichzelf voldoende om een aangifte uit te werpen en te behandelen.

Omdat de aangifte meerdere uitworpredenen had is hij, nog voordat de aangifte door de selectiemodule ging, nader geanalyseerd voor een behandelvoornemen. Op het moment van analyse beschikte de Belastingdienst niet meer over informatie met betrekking tot een eventuele dubbele nationaliteit van belastingplichtigen. Dit kan derhalve geen rol hebben gespeeld in de analyse. Door de analisten is op 19 april 2017 een AKI 1043 met uitworpbewering H160 opgevoerd vanwege een potentieel individueel risico. Deze AKI is vergelijkbaar met de in 2013 opgevoerde AKI, maar niet dezelfde en wordt ook behandeld door de Intensief Toezicht Teams binnen de directie Particulieren.

De AKI 1043 met uitworpbewering H912 van 2013 houdt immers verband met een vermoeden van een risico op systeemfraude. Door de AKI heeft de selectiemodule de aangifte herkend en voor behandeling verder geleid naar een Intensief Toezicht Team binnen de directie Particulieren.

Conclusie

In het voorgaande ben ik ingegaan op de vraag of in dit geval sprake is van etnisch profileren waardoor belanghebbende ongunstiger wordt behandeld dan personen zonder dubbele nationaliteit.

Bij de selectie van aangiften hebben criteria als etniciteit, tweede nationaliteit, buitenlandse achternaam en geboorteplaats nooit een rol gespeeld. Sinds 23 juli 2015 is de tweede nationaliteit uit de persoonsadministratie van de Belastingdienst verwijderd. Bovendien is de nationaliteit in het verleden uitsluitend bij een selectieregel binnen het proces 'verzoeken voorlopige aanslag lopend jaar' gebruikt en niet binnen het proces van de aangifte.

De aangifte 2016 is in 2017 gewogen en uitgeworpen op basis van informatie die op dat moment beschikbaar was. De aangifte 2016 is uitgeworpen op grond van een vergelijking met contra-informatie en parameters. Net als bij de aangifte 2013 zijn na controles verschillende aftrekposten gecorrigeerd.

Hieruit concludeer ik dat dubbele nationaliteit geen rol heeft gespeeld bij de uitworp van de aangifte van belanghebbende.

(…)

[voetnoten]

1. Antwoord op vraag 7 van de beantwoording Kamervragen over tienduizenden burgers die jaren last hadden van 'fraudevermoedens' van de Belastingdienst, nummer 2020Z13986 (ingezonden 14 juli 2020), www.rijksoverheid.nl.

2. Kamerstukken II 2013/12, 33 219, nr. 9 en

https://www.rijksoverheid.nl/onderwerpen/nederlandse-nationaliteit/dubbele-nationaliteit.

3. Als sprake is van een Nederlandse nationaliteit (naast een eventuele andere nationaliteit), is de Nederlandse nationaliteit de eerste. Vgl. brief van de staatssecretaris van Financiën van 11 mei 2020, 31 066, nr. 637, p. 2.

4. Zie voetnoot 1.

5. Brief van de staatssecretaris van Financiën van 27 november 2020, betreffend Aanvullende duiding problemen Belastingdienst, 31 066, nr. 741, p. 13, www.tweedekamer.nl en antwoord op vraag 7 van de beantwoording Kamervragen over tienduizenden burgers die jaren last hadden van 'fraudevermoedens' van de Belastingdienst, nummer 2020Z13986 (ingezonden 14 juli 2020), www.rijksoverheid.nl.

6. Bijlage 'feitenrelaas 1043' bij de brief van de staatssecretarissen van Financiën van 13 oktober 2020, 2020-0000195040.

7. Voor een nadere toelichting over de werking van AKI's verwijs ik naar de brief van de staatssecretarissen van Financiën van 13 oktober 2020, ah-tk-20202021-357, alsmede de als bijlage daarbij gevoegde 'Handleiding ABS Beheertaken'.

8. Antwoord op vraag 22 in de beantwoording Kamervragen over tienduizenden burgers die jaren last hadden van 'fraudevermoedens' van de Belastingdienst, nummer 2020Z13986 (ingezonden 14 juli 2020), www.rijksoverheid.nl.

9. Antwoord op vraag 4 in de beantwoording Kamervragen over de Fiscaliteit en Belastingdienst over de fraudejacht bij de inkomstenbelasting, 2020Z13657 (ingezonden 7 juli 2020) en antwoord op vraag 14 in de beantwoording Kamervragen over tienduizenden burgers die jaren last hadden van 'fraudevermoedens' van de Belastingdienst, nummer 2020Z13986 (ingezonden 14 juli 2020), www.rijksoverheid.nl.

10. Antwoorden op de vragen 11, 12 en 22 in de beantwoording Kamervragen over tienduizenden burgers die jaren last hadden van 'fraudevermoedens' van de Belastingdienst, nummer 2020Z13986 (ingezonden 14 juli 2020), www.rijksoverheid.nl.

11. Antwoord op vraag 5 in de beantwoording Kamervragen over de Fiscaliteit en Belastingdienst over de fraudejacht bij de inkomstenbelasting, 2020Z13657 (ingezonden 7 juli 2020) en antwoord op vraag 17 in de Kamervragen over tienduizenden burgers die jaren last hadden van 'fraudevermoedens' van de Belastingdienst, nummer 2020Z13986 (ingezonden 14 juli 2020), www.rijksoverheid.nl. (…)”

3. Eiser heeft per e-mail van 16 februari 2021 gereageerd op de nadere motivering van verweerder en heeft daarbij het ‘Verslag - Parlementaire ondervragingscommissie Kinderopvangtoeslag Ongekend onrecht’ van 17 december 2020 meegestuurd, alsmede verwezen naar een nieuwsbericht van RTL Nieuws van 10 mei 2020 met de titel: ‘Belastingdienst geeft toe: toch sprake van etnisch profileren’1.

4. Na de tussenuitspraak moet nog de vraag beantwoord worden of eiser in 2016 direct dan wel indirect aan een (strengere) controle is onderworpen vanwege etnisch profileren aan de zijde van verweerder waardoor hij ongunstiger is behandeld dan personen zonder dubbele nationaliteit.

5. De rechtbank overweegt als volgt. Indien de dubbele nationaliteit van eiser in 2016 is gebruikt als risicometer bij de keuze voor selectie en/of uitworp van zijn aangifte, kan sprake zijn van direct etnisch profileren. Dat is naar het oordeel van de rechtbank echter niet aannemelijk, aangezien uit de nadere informatie van verweerder volgt dat de Belastingdienst sinds 23 juli 2015 niet meer beschikte over gegevens over de dubbele nationaliteit van eiser.

6. Dit oordeel laat onverlet dat sprake kan zijn geweest van etnisch profileren in een eerder jaar, dat indirect heeft doorgewerkt naar een later jaar. In het geval de keuze voor uitworp van eisers aangifte in 2013 namelijk wel gebaseerd is geweest op zijn dubbele nationaliteit en dat tot gevolg heeft gehad dat de kans op selectie en/of uitworp in het latere jaar groter is geworden, is eiser indirect in een ongunstiger positie komen te verkeren dan andere belastingplichtigen die geen dubbele nationaliteit hebben en bij wie op vergelijkbare wijze is afgeweken van de ingediende aangifte.

7. Verweerder heeft in de nadere motivering uitgebreid uiteengezet op welke manier de uitworp van eisers aangifte in zowel 2013 als in 2016 heeft plaatsgevonden en wat de redenen daarvoor zijn geweest. Dat komt neer op het volgende. In 2013 is de aangifte van eiser uitgeworpen vanwege onjuistheden in zijn aangifte van 2012 en de naar aanleiding daarvan opgevoerde AKI met het kenmerk H912, wat ‘een verhoogd risico op systeemfraude’ betekent. Deze AKI is in 2014 na controle door verweerder verwijderd. Dat wordt bevestigd uit het feit dat de aangifte van eiser in 2015 niet is uitgeworpen en de aanslag conform de aangifte is vastgesteld. De rechtbank ziet geen redenen om te twijfelen aan de juistheid van deze weergave van de gang van zaken door verweerder. Hiermee heeft verweerder aannemelijk gemaakt dat er geen relatie is geweest tussen de uitworp in 2013 en de selectie en/of uitworp in 2016, zodat de kans op uitworp in 2016 dus ook niet is vergroot door de uitworp in 2013. Voor zover de dubbele nationaliteit in 2013 dus nog in het systeem van verweerder was opgenomen en dat een rol zou hebben gespeeld bij de uitworp in 2013, is in elk geval aannemelijk dat dit in 2016 geen rol heeft gespeeld bij de uitworp van de aangifte van eiser.

8. In dit verband hecht de rechtbank ook waarde aan de gemotiveerde beschrijving van verweerder over de drie redenen van uitworp van de aangifte van eiser in 2016, namelijk: allereerst het gemis van contra-gegevens bij verweerder voor de opgenomen premie voor een arbeidsongeschiktheidsverzekering, ten tweede het gemis van contra-gegevens voor het restant persoonsgebonden aftrek en ten derde de afwijking ten opzichte van parameters voor de opgegeven persoonsgebonden aftrek (hoogte van het opgegeven bedrag). Op grond van deze drie redenen is in 2016 de AKI met het kenmerk H160 ‘een potentieel individueel risico’ opgevoerd. In aanmerking genomen dat verweerder in 2016 niet meer beschikte over gegevens over de dubbele nationaliteit van eiser en de AKI uit 2013 reeds uit het systeem was verwijderd, is het aannemelijk dat uitsluitend deze redenen ten grondslag hebben gelegen aan de uitworp van de aangifte in 2016. Deze redenen zijn ook niet betwist door eiser. De rechtbank is daarom van oordeel dat eiser niet aan een controle is onderworpen vanwege etnisch profileren.

9. Tot slot benadrukt de rechtbank haar in de tussenuitspraak gegeven oordeel dat het geleverde bewijs van eiser in deze zaak niet strenger is beoordeeld dan gebruikelijk. Verweerder heeft hierbij de vaste lijn van de jurisprudentie gevolgd.2

10. De conclusie moet daarom zijn dat aannemelijk is dat zowel de selectie van eisers aangifte om deze aan een controle te onderwerpen, als de wijze waarop het door eiser geleverde bewijs vervolgens is gecontroleerd, neutraal heeft plaatsgevonden, dus zonder schending van het gelijkheidsbeginsel. Dat neemt niet weg dat de rechtbank er begrip voor heeft dat eiser redenen heeft om wantrouwen te koesteren over het systeem van de Belastingdienst, gelet op het nieuwsbericht en het overgelegde rapport ‘Ongekend Onrecht’ waar eiser naar verwijst. Hiervoor heeft verweerder uitgebreid en zeer specifiek toegelicht op welke manier de aangifte van eiser in 2016 is uitgeworpen en gecontroleerd, waarbij geen verband met de dubbele nationaliteit van eiser is gebleken. Eisers gevoel van wantrouwen is dus voor deze aanslag IB/PVV 2016 niet op zijn plaats.

11. Gelet op het voorgaande dient het beroep ongegrond te worden verklaard.

12. De rechtbank ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.

Deze uitspraak is gedaan door mr. J.M.W. van de Sande, voorzitter, mr. F.M. Smit en mr. A.M.F. Geerling, rechters, in tegenwoordigheid van mr. R.C.M. Coolen, griffier.

De beslissing is in het openbaar uitgesproken op:

griffier

voorzitter

Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden (belastingkamer), Postbus 9030, 6800 EM Arnhem.

Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:

1 - bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd;2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden: a. de naam en het adres van de indiener;

b. een dagtekening;

c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;

d. de gronden van het hoger beroep.