Rechtbank Gelderland, 06-06-2023, ECLI:NL:RBGEL:2023:3227, AWB 20_6810 ev
Rechtbank Gelderland, 06-06-2023, ECLI:NL:RBGEL:2023:3227, AWB 20_6810 ev
Gegevens
- Instantie
- Rechtbank Gelderland
- Datum uitspraak
- 6 juni 2023
- Datum publicatie
- 3 juli 2023
- Zaaknummer
- AWB 20_6810 ev
- Relevante informatie
- Art. 3.92 Wet IB 2001, Art. 4.7 Wet IB 2001, Art. 7:5 Awb, Art. 16 AWR, Art. 30fc AWR, Art. 47 AWR, Art. 55 AWR
Inhoudsindicatie
Aanmerkelijk belang, terbeschikkingstellingsregeling, buitenlandconstructies, vergrijpboete. Eiser verhuurt een pand aan een Nederlandse vennootschap, en heeft een vordering op een andere Nederlandse vennootschap. Eiser heeft zijn belangen in de twee Nederlandse vennootschappen ingebracht in elkaar in tijd opvolgende constructies met buitenlandse vennootschappen. Eiser stelt slechts minderheidsaandeelhouder in die buitenlandse vennootschappen te zijn. Bijgevolg vallen het pand en de vordering niet onder de terbeschikkingstellingsregeling, aldus eiser. Verweerder stelt dat eiser het belang bij de twee Nederlandse vennootschappen (in economische zin) behouden heeft. Bijgevolg is de terbeschikkingstellingsregeling wel van toepassing.
De rechtbank is van oordeel dat verweerder aannemelijk heeft gemaakt dat eiser zijn aanmerkelijk belang in de twee Nederlandse vennootschappen in economische zin heeft behouden. Eiser heeft zelf aangegeven beneficial owner van de vennootschappen te zijn, en de opbrengsten uit de vennootschappen zijn hem (uiteindelijk) ook ten goede gekomen. De terbeschikkingstellingsregeling is dus van toepassing. De rechtbank vermindert de navorderingsaanslagen nog wel omdat verweerder ten onrechte het pand, en de vordering, ook tot de rendementsgrondslag van box III heeft gerekend. De boetebeschikkingen vernietigt de rechtbank omdat verweerder niet heeft aangetoond dat eiser zelf wetenschap had van de fiscale ontoelaatbaarheid van de buitenlandconstructies. Beroepen gegrond.
Uitspraak
RECHTBANK GELDERLAND
Zittingsplaats Arnhem
Bestuursrecht
zaaknummers: ARN 20/6810, 20/6811, 22/383 en 22/386
uitspraak van de meervoudige belastingkamer van
in de zaken tussen
[eiser] , uit [woonplaats] , eiser
(gemachtigde: [gemachtigde] ),
en
de inspecteur van de belastingdienst, kantoor Eindhoven, verweerder,
en
de Staat der Nederlanden (de Minister van Justitie en Veiligheid), te Den Haag, de Staat.