Home

Rechtbank Gelderland, 27-09-2024, ECLI:NL:RBGEL:2024:6618, AWB 23/941 en 23/942

Rechtbank Gelderland, 27-09-2024, ECLI:NL:RBGEL:2024:6618, AWB 23/941 en 23/942

Gegevens

Instantie
Rechtbank Gelderland
Datum uitspraak
27 september 2024
Datum publicatie
23 december 2024
Annotator
ECLI
ECLI:NL:RBGEL:2024:6618
Zaaknummer
AWB 23/941 en 23/942
Relevante informatie
Art. 5 Wet OB 1968, Art. 9 Wet OB 1968, Art. 12 Wet OB 1968, Tabel II post a.6 Wet OB 1968, Art. 12 Uitv.besl OB 1968, Art. 24bb Uitv.besl OB 1968, Art. 69 AWR, Art. 6 EVRM

Inhoudsindicatie

Omzetbelasting. De inspecteur heeft naheffingsaanslagen omzetbelasting opgelegd aan een handelaar in afvalmetalen in verband met leveringen naar afnemers in het Verenigd Koninkrijk. Deze handel wordt verzorgd door de zoon van de eigenaar die niet in loondienst is. De zoon is door de strafrechter vrijgesproken voor het doen van onjuiste aangiften omzetbelasting. In geschil is of de naheffingsaanslagen moeten worden vernietigd omdat anders de onschuldpresumptie van artikel 6 EVRM wordt geschonden. Verder is in geschil of het nultarief moet worden geweigerd. Daarvoor is van belang of de inspecteur genoegzaam heeft bewezen dat belanghebbende wist of had moeten weten dat zij betrokken was bij btw-fraude. De rechtbank verklaart de beroepen ongegrond. De strafrechtelijke vrijspraak van de zoon vormt niet bij voorbaat een reden om te oordelen dat de naheffingsaanslagen moeten worden vernietigd. In het belastingrecht geldt namelijk een minder strenge bewijsleer. Ook is in de regel niet van belang of hem opzet op de gedraging kan worden verweten. De zoon had moeten weten dat hij betrokken zou raken bij btw-fraude en belanghebbende heeft onvoldoende maatregelen genomen om te voorkomen dat zij via de zoon betrokken zou raken bij de btw-fraude. Het nultarief moet daarom worden geweigerd. Ook de verleggingsregeling moet om die reden ter zijde worden geschoven.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND

Zittingsplaats Arnhem

Bestuursrecht

zaaknummers: ARN 23/941 en 23/942

uitspraak van de meervoudige belastingkamer van

in de zaken tussen

[belanghebbende] , uit [plaats 1] , belanghebbende

(gemachtigde: [naam gemachtigde] ),

en

de inspecteur van de Belastingdienst, kantoor Utrecht, de inspecteur.

Inleiding

Feiten

Beoordeling door de rechtbank

Conclusie en gevolgen

Beslissing

Informatie over hoger beroep