Rechtbank Gelderland, 12-02-2024, ECLI:NL:RBGEL:2024:681, ARN - 22 _ 3599
Rechtbank Gelderland, 12-02-2024, ECLI:NL:RBGEL:2024:681, ARN - 22 _ 3599
Gegevens
- Instantie
- Rechtbank Gelderland
- Datum uitspraak
- 12 februari 2024
- Datum publicatie
- 15 februari 2024
- Zaaknummer
- ARN - 22 _ 3599
- Relevante informatie
- Art. 9 Wet OB 1968, Tabel I post a.35 Wet OB 1968
Inhoudsindicatie
Omzetbelasting. Beroepen ongegrond. Bezwaren tweede en derde kwartaal 2021 terecht niet-ontvankelijk verklaard.
Alleen orthopedische maatvoetbedden die een aanvulling vormen op ontbrekende delen van de voet en die ten doel hebben scheefgroei van vooral de tenen op te heffen en/of te voorkomen vallen onder het verlaagde tarief. Belanghebbende heeft niet aannemelijk gemaakt dat alle orthopedische maatvoetbedden hieronder vallen. Geen schending van het neutraliteitsbeginsel, omdat geen sprake is van soortgelijke goederen. Toekenning immateriële schadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn.
Uitspraak
RECHTBANK GELDERLAND
Zittingsplaats Arnhem
Bestuursrecht
zaaknummers: ARN 22/3599, 22/3601, 22/3603 en 22/3604
uitspraak van de meervoudige belastingkamer van
in de zaak tussen
[belanghebbende] , uit [vestigingsplaats] , belanghebbende
(gemachtigde: [gemachtigde] ),
en
de inspecteur van de belastingdienst, kantoor Doetinchem, de inspecteur
en
de Staat der Nederlanden (de Minister van Justitie en Veiligheid), te Den Haag, de Staat.
Inleiding
In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank de beroepen van belanghebbende tegen de uitspraken op bezwaar van de inspecteur van 13 mei, 20 mei en 17 juni 2022.
Belanghebbende heeft bezwaar gemaakt tegen de ingediende aangifte omzetbelasting over het tweede, derde en vierde kwartaal 2021 en het eerste kwartaal 2022 en heeft om een teruggaaf verzocht.
De inspecteur heeft het bezwaar van belanghebbende tegen het tweede en derde kwartaal 2012 niet-ontvankelijk verklaard en tegen het vierde kwartaal 2021 en eerste kwartaal 2002 ongegrond verklaard en het teruggaafverzoek afgewezen.
De inspecteur heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift. Beide partijen hebben nadere stukken ingediend.
De inspecteur heeft op 23 oktober 2023 verzocht om uitstel van de zitting van 5 december 2023 vanwege een mogelijk (deel)compromis. De rechtbank heeft dit verzoek afgewezen, omdat de zaken al geruime tijd geleden zijn ingediend en omdat de rechtbank uit het verzoek opmaakt dat er een mogelijkheid bestaat dat er geen volledige overeenstemming wordt bereikt. Vanwege proceseconomische redenen is het verzoek daarom niet toegewezen.
Belanghebbende heeft op 24 november 2023 verzocht om in twee zaken (ARN 21/5308 en 22/5589) uitspraak te doen en de rest van de zaken aan te houden in verband met de berekening van de juiste financiële gevolgen van die zaken naar aanleiding van de uitspraken in de twee genoemde zaken. De rechtbank heeft dit verzoek afgewezen, omdat alle betreffende zaken reeds op zitting waren geagendeerd en de rechtbank het niet noodzakelijk en proceseconomisch ook niet wenselijk acht dat deze zaken worden aangehouden. Daarbij is mede in aanmerking genomen dat tegen de uitspraken hoger beroep en wellicht cassatie kan worden ingesteld en deze zaken dan gedurende een lange tijd bij de rechtbank zouden blijven liggen zonder dat deze verder behandeld kunnen worden.
De rechtbank heeft het beroep op 5 december 2023 op zitting behandeld. Het beroep is op deze zitting tegelijkertijd behandeld met het beroep in andere zaken over hetzelfde onderwerp, waarbij de gemachtigde als zodanig optreedt (zie bijlage). Aan de zitting hebben deelgenomen: de gemachtigde van belanghebbende, bijgestaan door [persoon a] , [persoon b] en [persoon c] en namens de inspecteur [persoon d] , [persoon e] en [persoon f] .