Home

Rechtbank Haarlem, 30-10-2007, BB7212, 06/7110

Rechtbank Haarlem, 30-10-2007, BB7212, 06/7110

Gegevens

Instantie
Rechtbank Haarlem
Datum uitspraak
30 oktober 2007
Datum publicatie
13 november 2007
ECLI
ECLI:NL:RBHAA:2007:BB7212
Formele relaties
Zaaknummer
06/7110

Inhoudsindicatie

Douane: De mededeling van de bevoegde autoriteiten van Cambodja dat nagenoeg alle bij de aangiften ten invoer overgelegde Formulieren A vals waren, vormt op zichzelf voldoende grondslag voor ongeldigverklaring van die Formulieren A en voor navordering van de niet-geheven douanerechten (conform het arrest van het HvJ van 17 juli 1997, C-97/95).

Een situatie als bedoeld in art. 220, tweede lid, aanhef en onderdeel b, CDW , heeft zich in het onderhavige geval niet voorgedaan. Daarom geen schending van een aantal beginselen van behoorlijk bestuur.

Uitspraak

RECHTBANK HAARLEM

Sector bestuursrecht, meervoudige douanekamer

Procedurenummers: AWB 06/7110, 06/7398, 06/7399, 06/7400, 06/7401, 06/7403, 06/7404,

06/7406, 06/7407, 06/7411, 06/7412, 06/7414, 06/7416, 06/7417,

06/7419, 06/7420, 06/7421, 06/7424, 06/7426, 06/7427, 06/7429,

06/7430, 06/7432 en 06/7527

Uitspraakdatum: 30 oktober 2007

Uitspraak als bedoeld in afdeling 8.2.6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in het geding tussen

X B.V., gevestigd te Z, eiseres,

en

de inspecteur van de Belastingdienst/Douane P, verweerder.

1. Ontstaan en loop van het geding

1.1. Verweerder heeft aan eiseres de volgende uitnodigingen tot betaling (hierna: UTB’s) opgelegd:

UTB-nummer Bedrag € Bijlage uitspraak Kenmerk rechtbank

0196 26.693,94 Volgnummer 1 06/7398

1577 16.103,80 Volgnummer 2 06/7399

0213 3.388,29 Volgnummer 3 06/7400

1579 85.504,63 Volgnummer 4 06/7401

1580 26.350,16 Volgnummer 5 06/7403

0197 175,75 Volgnummer 6 06/7404

0219 25.758,06 Volgnummer 7 06/7406

1583 8.262,75 Volgnummer 8 06/7407

1578 362.388,24 Volgnummer 9 06/7110

1426 25.944,80 Volgnummer 10 06/7411

0399 26.717,76 Volgnummer 11 06/7412

1309 8.307,49 Volgnummer 12 06/7414

1586 41.233,37 Volgnummer 13 06/7416

1585 19.766,85 Volgnummer 14 06/7417

1582 53.523,86 Volgnummer 15 06/7419

1581 59.385,68 Volgnummer 16 06/7420

0212 6.616,57 Volgnummer 17 06/7421

0211 11.893,03 Volgnummer 18 06/7422

1587 1.777,32 Volgnummer 19 06/7424

1863 11.628,75 Volgnummer 20 06/7426

1864 13.010,37 Volgnummer 21 06/7427

1865 98.407,19 Volgnummer 22 06/7429

0380 77.808,56 Volgnummer 23 06/7430

1847 6.616,71 Volgnummer 24 06/7432

0378 6.355,45 Volgnummer 25 06/7527

1.023.619,38

1.2. Eiseres heeft tijdig bezwaarschriften tegen de UTB’s ingediend.

1.3. Bij ambtshalve vermindering van 13 mei 2003 heeft verweerder de UTB met nummer 1578 (kenmerk rechtbank 06/7110) met € 46.663,88 verminderd tot € 315.724,36.

1.4. Verweerder heeft bij in één geschrift vervatte uitspraken van 24 mei 2006 het bezwaar gegrond verklaard en de UTB met nummer 1581 (kenmerk rechtbank 06/7420) verminderd met € 5.324,11 tot € 54.061,57. De overige UTB’s zijn gehandhaafd.

1.5. Bij brief van 3 juli 2006, door de rechtbank ontvangen op 4 juli 2006, heeft eiseres beroep ingesteld tegen de uitspraken op bezwaar.

1.6. Verweerder heeft met dagtekening 1 december 2006 een verweerschrift ingediend inzake de procedures met de kenmerken 06/7110, 06/7400, 06/7412 en 06/7432 en met dagtekening 8 december 2006 een verweerschrift inzake de overige procedures.

1.7. Bij brief van 24 januari 2007 deelde eiseres de rechtbank mede het beroep met kenmerk 06/7422, betrekking hebbend op de UTB met nummer 0076.54.431/02.7.0211 in te trekken.

1.8. Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 25 september 2007. Verschenen zijn A en B als gemachtigden van eiseres. Namens verweerder is verschenen C, tot bijstand vergezeld van D en E. Partijen hebben ter zitting ieder een pleitnota overgelegd en voorgedragen van welke pleitnota’s de inhoud als hier opgenomen geldt. Verweerder heeft voorts overgelegd een overzicht van de UTB’s met onder meer nummers en bedragen. De gemachtigden van eiseres hebben van dit overzicht kennis kunnen nemen en hebben zich daarover kunnen uitlaten.

1.9. De onderhavige beroepen zijn met toestemming van partijen gelijktijdig behandeld met het onder nummer 06/7109 door Z B.V. ingediende beroep.

2. Tussen partijen vaststaande feiten

2.1. Tussen 28 maart 1999 en 18 september 2002 heeft eiseres aangiften ten invoer in het vrije verkeer gedaan voor schoeisel, met de volgende goederencodes:

6402 6403 6404

1900 00 9118 90 1100 90

9100 00 9981 90 1990 90

9939 00 9991 90

9939 90 9993 90

9991 90 9996 90

9993 90 9998 90

9996 90

9998 90

2.2.1. Bij voormelde aangiften ten invoer heeft eiseres verzocht om toepassing van een preferentiële tariefmaatregel. Daartoe heeft zij bij de aangiften ten invoer certificaten van oorsprong, Formulieren A, overgelegd, die als oorsprong Cambodja aangeven.

2.2.2.a. Met betrekking tot exporteur F Co. Ltd. is gebruik gemaakt van de volgende Formulieren A:

- **16206, *16219, *16233, **16352 (vervangen door 1403873)

- **17425 (vervangen door 1403861)

- **18362, *18665 (gedeeltelijk vervangen door 1403864)

- *19253

2.2.2.b. Met betrekking tot exporteur G Co. Ltd. is gebruik gemaakt van de volgende Formulieren A:

- 235, 298, 537, 538

- 1003, 1702, 1854, 1855, 1856

- 2168

- 3082, 3093, 3268

- 4195, 4501, **4647, 4660, 4698, 4721

- 5106, 5387, 5958

- 6108, 6587, 6893

- 7086, 7988

- 10130, 10381, 10581

- 11032, 11033, 11063

- 12205, 12206

- 21251, 29323

2.2.2.c. Met betrekking tot exporteur H Co. Ltd. is gebruik gemaakt van de volgende Formulieren A:

- *2551, *2749

- *3232, *3821 (vervangen door 1337963), 3873

- *4413

- *8278, *8321

- *9021, 9535, *9585

- *11425, *11431

- *19119

- *20126, *20130, *20317, *20339, *20368, **20375, *20521, *24405

- **50994

- **EU.01193, **EU.01586, **EU.01623

2.2.2.d. Met betrekking tot exporteur I Co. Ltd. is gebruik gemaakt van de volgende Formulieren A:

- **1334

- *2457, *2535, *2765, *2842

- *3143, *3178, *3218 (ingetrokken 06/7424), *3299 (ingetrokken 06/7424), *3927

- *4002, *4065, *4178 (vervangen door 1337676 en 1337678), *4188 (vervangen door 1337681), *4191, *4234, **4238, *4426

- **6992

- *10313, *10424

- *11353, *11699

- **EU.01935

- **EU.04669

2.2.2.e. Met betrekking tot exporteur J Ltd. is gebruik gemaakt van de volgende Formulieren A:

- **EU.01935

- **EU.04236, **EU.04326

2.3. Op 14 maart 2000 heeft de afdeling Oorsprong van de douane Formulier A 21251 (zie 2.2.2.b. hiervoor) ter nacontrole naar Cambodja gestuurd. Bij brief van 15 september 2000 deelde het Ministry of Commerce van Cambodja de heer K, consultant bij de Europese Commissie, ter zake van voormeld Form A mede:

“I have come to the following conclusion that the Certificate of Origin Form A document that you have asked for verification is a counterfeit document because, so far, our Certificate of Origin Form A serial number is only up to No. 05294.”

2.4.1. In de periode van 9 tot en met 19 april 2002 hebben het Europese Bureau voor fraudebestrijding (OLAF) en een Nederlandse onderzoeker als afgevaardigde van een lidstaat van de EU tezamen met de Cambodjaanse autoriteiten een onderzoek ingesteld naar de geldigheid van een groot aantal Formulieren A onder andere met betrekking tot schoeisel uit Cambodja (hierna ook: de missie). In het met dagtekening 18 juni 2002 hieromtrent uitgebrachte rapport is onder meer vermeld:

“3.2.2 In the period from 1997 OLAF has conducted a number of external investigations relating to irregular imports of footwear with a (suspected) origin of the PRC but which at import have been variously declared as being of (...) and Cambodian origin.

OLAF advised Member States of specific problems relating to exports of footwear with a, purported, origin of Cambodia by Mutual Assistance message (AM) 1999/056. It noted that, after investigating irregularities involving the import of shoes with declared preferential origin in Vietnam and Myanmar (...), it had been established that in some instances the same economic operators - (sellers, account offices, hauliers, shipping companies, etc.) -, had also been involved in preferential imports of shoes with a declared origin of Cambodia.

3.2.3 Information provided by a number of Member States indicated that products imported from specific exporters in Cambodia, named on certificates of origin, re-occurred in connection with imports which, after investigation or as the result of post-verification by the competent Cambodian authorities, were found not to be of Cambodian origin. Viewed in the context of earlier investigations into the same products, which had been co-ordinated by OLAF, there was a presumption that the true origin was the PRC.”

2.4.2. Tijdens het onder 2.4.1. genoemde onderzoek zijn negen bedrijven in Cambodja bezocht. Hiervan bleek er één betrokken bij de export van textielgoederen en had het geen bemoeienis met de export van schoeisel. De andere acht waren aangeduid als exporteur van schoeisel uit Cambodja voor invoer in de EU. In het geval van eiseres gaat het om de volgende exporteurs:

a. F Co. Ltd.

b. G Co. Ltd.

c. H Co. Ltd.

d. I Co. Ltd.

ad a: Op 11 en 12 april 2002 is een onderzoek ingesteld op het aangegeven adres van F Co. Ltd. (onderdeel 3.2.4. letter b van het missierapport). Dit bedrijf heeft alleen canvas- en pvc-schoeisel geproduceerd. Het heeft geen lederen of suède schoenen geproduceerd of geëxporteerd. De grondstoffen werden vanuit het vasteland van China geïmporteerd.

Tijdens dit bezoek zijn 25 Formulieren A gecontroleerd, waarvan één juist bleek te zijn. Met betrekking tot de 24 overige Formulieren A is door het Ministerie van Handel van Cambodja bevestigd dat deze niet door hem zijn afgegeven.

ad b: In onderdeel 3.2.4, letter f, van het missierapport is vermeld dat het adres van G Co. Ltd. op 12 april 2002 werd bezocht, dat het adres een woonhuis betreft, dat uit navraag bleek dat de eigenaar, van wie werd gezegd dat deze een persoon uit Q was, afwezig was en dat er op dit adres geen productieactiviteiten of commerciële activiteiten hadden plaatsgevonden. Foto’s van het pand zijn bijgevoegd.

Ad c: Op 12 april 2002 is een bezoek gebracht aan het adres waar H Co. Ltd. gevestigd is (onderdeel 3.2.4, letter g, van het missierapport). Hierbij is vastgesteld dat op dit adres een bedrijf met voormelde naam gevestigd was geweest dat kleding, maar geen schoeisel produceerde. Deze activiteiten waren in 1998 gestaakt.

Ad d: Eveneens op 12 april 2002 is een onderzoek ingesteld op het aangegeven adres van I Co. Ltd. (onderdeel 3.2.4, letter h, van het missierapport). Deze onderneming was aldaar gevestigd, produceerde dames- en herenschoenen van materialen met oorsprong Taiwan en exporteerde naar diverse lidstaten, maar niet naar Nederland. Er werden 45 Formulieren A die bij de aangiften ten invoer in Nederland waren overgelegd, onderzocht. Hierbij werd vastgesteld dat er vijf formulieren correct waren, dat er 36 formulieren vals waren en dat er vier Formulieren A waren die overeenkwamen met Formulieren A die bij I Co. Ltd waren gebruikt, maar waarbij alle andere informatie op de formulieren vals werd verklaard.

2.4.3. In de op 19 april 2002 door de OLAF en het koninkrijk Cambodja getekende “AGREED MINUTE” is onder meer vermeld:

“As a result of the exchange of information above, and joint-enquiries conducted at certain exporters/manufacturers, the following conclusions were reached:

1. 140 false or counterfeit Certificates of Origin (GSP Forms A) for footwear products were identified. In a number of instances the false or counterfeit Certificates of Origin (...) carried the same number as a genuine Certificates of Origin (...) which had been issued by the competent Cambodian authority – the Ministry of Commerce.

2. (...)

3. The names of one previously existing exporter/manufacturer of textile products – H Co. Ltd. had been used, on false or counterfeit Certificates of Origin for footwear products.

4. One exporter/manufacturer – G Co. Ltd. was found not to exist.

5. The names of genuine exporters/manufacturers of footwear products – F Co. Ltd. and I (Cambodia) Company Ltd. had been used, without their permission on false or counterfeit Certificates of Origin for footwear products.”

2.4.4. De in onderdeel 2.2.2. met * aangegeven Formulieren A waren ter nacontrole aan de bevoegde autoriteit, het Ministry of Commerce van Cambodja, gestuurd en zijn op grond van de bevindingen van de missie door deze autoriteit vals verklaard. Zij zijn vermeld in bijlage 1 bij voormelde Agreed Minute.

2.4.5. Buiten het onderzoek van de missie is een aantal Formulieren A in het kader van een nader onderzoek door de bevoegde Cambodjaanse autoriteit gecontroleerd (bijlage 12 bij het verweerschrift inzake 06/7110, 06/7400, 06/7412 en 06/7432). Daarbij zijn zeventien Formulieren A vals verklaard. Deze zijn in onderdeel 2.2.2. met ** aangegeven.

2.4.6. De in onderdeel 2.2.2.b. hiervóór vermelde Formulieren A, zijn eveneens vals verklaard in bijlage 1 bij de Agreed Minute.

2.4.7. Het in onderdeel 2.2.2.c. hiervóór opgenomen Formulier A, nummer 9535, is niet vermeld op een van de onder 2.4.4. tot en met 2.4.6. vermelde bijlagen.

2.5. Verweerder heeft naar aanleiding van de bevindingen van de missie en de afzonderlijke controle door de bevoegde autoriteit van Cambodja de in het geding zijnde UTB’s opgelegd. Deze hebben betrekking op de door eiseres gedane aangiften waarbij zij gebruik had gemaakt van de later vals verklaarde Formulieren A.

3. Geschil

3.1. In zaak 06/7110: in geschil is of de UTB ten bedrage van € 315.724,36 terecht is opgelegd.

3.2. In alle andere zaken: in geschil is of de UTB, zoals deze na bezwaar is gehandhaafd, terecht is opgelegd.

4. Standpunten van partijen

4.1. Ter ondersteuning van hun standpunten hebben partijen, kort samengevat, het volgende aangevoerd:

4.1.1. Eiseres:

a. primair: het OLAF-rapport is zodanig gebrekkig dat het niet kan dienen als basis voor de UTB’s. Eiseres heeft haar twijfels over de zorgvuldigheid van de missie. Gezien het gebrekkige rapport zijn de Formulieren A niet vals of vervalst. De autoriteiten van Cambodja schieten tekort bij de controle van de vergunningen voor uitvoer. Voorts is de oorsprong van de desbetreffende goederen niet daadwerkelijk geverifieerd. Het aanvragen van Formulieren A voor goederen met oorsprong Cambodja zonder daartoe benodigde vergunning betekent niet dat de Formulieren A vals of vervalst zijn: dit brengt hooguit mede dat de autoriteiten van Cambodja niet tot afgifte van de Formulieren A hadden mogen overgaan: zij zijn ten onrechte afgegeven.

Indien een bestaande onderneming, zoals H Co. Ltd., niet langer schoenen produceert, kan het voorkomen dat een nieuw te vestigen onderneming van de voorheen verleende vergunning gebruik maakt. Nu het OLAF-rapport niets zegt over de geldigheid van de destijds afgegeven vergunningen, concludeert eiseres dat deze terecht waren afgegeven. Op basis van dergelijke vergunningen afgegeven Formulieren A kunnen dus niet als vals of vervalst worden aangemerkt.

Voorts zijn er authentieke formulieren en ‘valse of vervalste’ die door dezelfde autoriteiten zijn ondertekend en gestempeld. Eiseres concludeert hieruit dat de bevoegde autoriteiten betrokken zijn geweest bij de achteraf als ‘valse of vervalste’ bestempelde formulieren. Op basis hiervan kan niet worden geconcludeerd dat de Formulieren A daadwerkelijk ‘vals of vervalst’ zijn.

b. subsidiair: aan alle vereisten van art. 220, tweede lid, aanhef en onderdeel b, van het Communautair Douanewetboek (hierna: CDW) is voldaan:

- Vergissing van de bevoegde autoriteiten: de autoriteiten van Cambodja zijn tekortgeschoten in hun controleverplichtingen. Zij hebben kennelijk Formulieren A uitgegeven, terwijl de uitvoervergunningen achteraf mogelijk ongeldig bleken te zijn. Dan is er sprake van een vergissing die redelijkerwijs niet door eiseres kon worden ontdekt. De inspecteur moet bewijzen dat voormelde handelwijze is te wijten aan een onjuiste weergave van de feiten door de exporteur (zie arrest Beemsterboer, C-293/04). De inspecteur heeft dit gesteld noch bewezen.

- Eiseres heeft de vergissing redelijkerwijze niet behoeven te ontdekken, omdat formulieren met dezelfde stempels en door dezelfde persoon afgegeven in het ene geval correct en in het andere geval ‘vals of vervalst’ werden bevonden. Ook had de douane kennelijk moeite met onderscheid maken.

- Eiseres was te goeder trouw: zij wist niets van de onregelmatigheden. Ook verificatie van aangiften heeft niet tot gevolg kunnen hebben dat er een vermoeden was van onregelmatigheden. Ook heeft eiseres juiste aangiften gedaan.

c. meer subsidiair: schending van het zorgvuldigheidsbeginsel van art. 3:2 Awb. In de uitspraak van het CBB van 24 juni 1998 (95/0554/060/013) is bepaald dat de nationale autoriteiten zich niet alleen op een OLAF-rapport mogen beroepen, maar een eigen onderzoeksplicht hebben. De inspecteur had dus zelf een onderzoek moeten doen alvorens de UTB’s op te leggen. Ook overigens is er sprake van schending van algemene beginselen van behoorlijk bestuur, omdat de inspecteur de termijn voor het doen van een uitspraak heeft overschreden.

Eiseres concludeert tot vernietiging van alle UTB’s en verzoekt voorts veroordeling van verweerder in de kosten van de beroepsprocedure. Zij wil tevens vergoeding van schade geleden in bezwaar- en beroepfase.

4.1.2. Verweerder:

a. Verwezen wordt naar de bevindingen van de missie en de overige controle achteraf van een deel van de Formulieren A. De enkele mededeling van de autoriteiten van Cambodja dat de Formulieren A vals zijn, is al voldoende om over te gaan tot boeking achteraf (HvJ nr.

C-97/95, Pascal & Filhos). Met betrekking tot G Co. Ltd. is voorts nog geconstateerd dat zich op het daarvoor opgegeven adres een woonhuis bevond.

Valse formulieren kunnen niet als bewijs voor de preferentiële oorsprong dienen. Dat betekent dat de schoenen van onbekende oorsprong zijn: geen preferentieel tarief.

b. De voorwaarden van artikel 220, tweede lid, aanhef en onderdeel b, CDW zijn cumulatief. Er is geen vergissing van de autoriteiten van Cambodja en ook niet van de Nederlandse douane. Alleen daarom al kan eiseres geen beroep doen op voormeld artikel. Met betrekking tot de stelling van eiseres dat er sprake is van een tekortkoming van de autoriteiten van Cambodja, wordt hierbij opgemerkt dat daarvan geen sprake kan zijn, omdat zij niet bij de afgifte betrokken waren. Ook is er geen sprake van afgifte van onjuiste certificaten door een bevoegde douaneautoriteit; dus is er geen beroep mogelijk op het arrest Beemsterboer.

c. Ten aanzien van de stelling dat het OLAF-onderzoek gebrekkig was, wordt dezerzijds gesteld dat verweerder geen reden heeft te twijfelen aan de juistheid en de bevindingen van de missie. Desgewenst kunnen ter zitting vragen worden gesteld aan de Nederlandse deelnemer aan de missie. Voorts is wel degelijk onderzoek gedaan naar de authenticiteit van de in het geding zijnde Formulieren A.

Er is aan H Co. Ltd. nooit een exportvergunning voor schoeisel verstrekt. Deze onderneming heeft ook alleen maar kleding geproduceerd, terwijl haar productie in 1998 werd gestaakt. Koopcontracten met betrekking tot deze exporteur zijn trouwens nooit overgelegd.

Tot in 1999 schoot Cambodja inderdaad tekort op het gebied van controle. Uit het OLAF-rapport blijkt van inspanningen van de autoriteiten om dit te verhelpen.

d. De boeking achteraf heeft een exclusief Europeesrechtelijke grondslag. Dit betekent dat een eventuele schending van nationale beginselen van behoorlijk bestuur verweerder niet ontheft van de verplichting tot boeking achteraf.

e. De ontvankelijkheid van het beroep staat niet meer ter discussie.

4.2. Voor hetgeen partijen ter zitting hebben aangevoerd wordt verwezen naar het aan deze uitspraak gehechte proces-verbaal.

5. Beoordeling van het geschil

5.1. Eiseres heeft bij de onder 2.1. vermelde aangiften ten invoer aanspraak gemaakt op een preferentieel tarief. Hiertoe heeft zij de in de onderdelen 2.2.2.a.tot en met 2.2.2.e. van deze uitspraak genoemde Formulieren A overgelegd. Zoals vermeld in de onderdelen 2.4.4. tot en met 2.4.7. hebben de bevoegde autoriteiten van Cambodja ten aanzien van alle Formulieren A, met uitzondering van het formulier met het nummer 9535, verklaard dat deze formulieren deels niet door hen waren afgegeven en deels niet waren afgegeven voor de desbetreffende exporttransacties. De bevoegde autoriteiten verklaarden deze formulieren daarom vals. Deze mededeling vormt op zichzelf voldoende grondslag voor ongeldigverklaring van de Formulieren A en voor navordering van de niet-geheven douanerechten, zoals is geoordeeld in het arrest van het Hof van Justitie van 17 juli 1997, C-97/95 (Pascaol & Filhos).

5.2. Ook indien juist zou zijn de stelling van eiseres dat het OLAF-rapport gebrekkig is - kennelijk onder meer omdat de OLAF niet zorgvuldig zou hebben gewerkt -, dan zou een en ander niet kunnen afdoen aan het onder 5.1. overwogene. De bevoegde autoriteiten zelf hebben immers de Formulieren A vals verklaard. De rechtbank laat hierbij in het midden dat de autoriteiten ook Formulieren A vals hebben verklaard buiten het onderzoek van de OLAF-missie. Overigens acht de rechtbank niet aannemelijk gemaakt dat de OLAF niet zorgvuldig heeft gewerkt.

5.3. Aan het onder 5.1. overwogene doet evenmin af dat in het verleden wellicht terecht exportvergunningen zijn afgegeven, zoals aan H Co. Ltd. Eiseres heeft niet weersproken dat H Co. Ltd. geen vergunning had voor de uitvoer van schoenen en overigens sedert 1998 geen activiteiten meer verrichtte. Deze grief treft derhalve geen doel.

5.4. De stelling van eiseres dat men op het huisadres van de directeur van Z B.V. geen fabriek aantreft, kan niet leiden tot het oordeel dat de conclusie uit het OLAF-rapport dat het zakenadres van G Co. Ltd. een woonhuis betrof, onjuist is. Mede gezien het onder 5.1. en 5.2. overwogene treft deze grief geen doel.

5.5. Eiseres stelt dat verweerder een aantal beginselen van behoorlijk bestuur heeft geschonden. Dienaangaande wijst de rechtbank op de vaste jurisprudentie die inhoudt dat navordering van douanerechten uitsluitend wordt beheerst door de communautaire voorschriften dienaangaande. Het afzien van navordering op grond van schending van beginselen van behoorlijk bestuur is geregeld in artikel 220, tweede lid, aanhef en onderdeel b, van het CDW. Een situatie als in deze bepaling bedoeld, heeft zich in het onderhavige geval niet voorgedaan. De bevoegde autoriteiten van Cambodja hebben immers de in het geding zijnde Formulieren A niet afgegeven en eiseres heeft overigens niet aannemelijk gemaakt dat zij zich ervan heeft vergewist dat alle voorwaarden voor preferentiële behandeling werden geëerbiedigd .

5.6.1. Op grond van al het vorenoverwogene is het gelijk aan verweerder.

5.6.2. In weerwil van hetgeen is overwogen onder 5.6.1., dienen niet alle beroepen ongegrond te worden verklaard.

5.6.3. De beroepen met de nummers 06/7398 tot en met 06/7401, 06/7403, 06/7404, 06/7406, 06/7407, 06/7411, 06/7412, 06/7414, 06/7417, 06/7419 tot en met 06/7421, 06/7424, 06/7426, 06/7427, 06/7429, 06/7430, 06/7432 en 06/7527 dienen ongegrond te worden verklaard.

5.6.4. Het beroep met het nummer 06/7110 dient gegrond te worden verklaard, de uitspraak dient te worden vernietigd en UTB met nummer 1578 dient te worden gehandhaafd zoals deze ambtshalve is verminderd.

5.6.5. Het beroep met het nummer 06/7416 dient gegrond te worden verklaard, de uitspraak dient te worden vernietigd en UTB met nummer 1586 dient met € 8.060,04 te worden verminderd tot € 33.173,33.

6. Proceskosten en schadevergoeding

6.1.1. In zaak 06/7110: de rechtbank vindt aan¬lei¬ding verweerder te veroordelen in de kos¬ten die eiseres in verband met de behande¬ling van het bezwaar en het beroep redelij¬kerwijs heeft moeten maken. Deze kosten zijn op de voet van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vastgesteld op € 966 (1 punt voor het indienen van het bezwaarschrift en 1 punt voor het verschijnen ter hoorzitting met een waarde per punt van € 161 (€ 322) en 1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 322 (€ 644) en een wegingsfactor 1).

6.1.2. In zaak 06/7416: voor een afzonderlijke kostenveroordeling is in deze zaak geen plaats, gelet op de in de samenhangende zaak met nummer 06/7110 toegekende kostenveroordeling.

6.2. Eiseres heeft de rechtbank verzocht verweerder te veroordelen tot vergoeding van de door haar in de bezwaar- en beroepsprocedure geleden schade. De rechtbank is van oordeel dat het verzoek van eiseres om schadevergoeding moet worden afgewezen wegens het ontbreken van een onderbouwing van de aard en de omvang van de schade.

7. Beslissing

7.1. De rechtbank:

- verklaart het beroep met betrekking tot kenmerk 06/7110 gegrond;

- vernietigt de uitspraak op bezwaar;

- handhaaft UTB 1578 zoals deze inmiddels ambtshalve is verminderd;

- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres ten bedrage van € 966 en wijst de Staat der Nederlanden (Ministerie van Financiën) aan dit bedrag aan eiseres te voldoen;

- gelast dat de Staat der Nederlanden (Ministerie van Financiën) het door eiseres betaalde

griffierecht van € 281 vergoedt.

7.2. De rechtbank:

- verklaart het beroep met betrekking tot kenmerk 06/7416 gegrond;

- vernietigt de uitspraak op bezwaar;

- vermindert UTB 1586 met € 8.060,04 tot € 33.173,33.

7.3. De rechtbank verklaart de beroepen met de kenmerken 06/7398 tot en met 06/7401, 06/7403, 06/7404, 06/7406, 06/7407, 06/7411, 06/7412, 06/7414, 06/7417, 06/7419 tot en met 06/7421, 06/7424, 06/7426, 06/7427, 06/7429, 06/7430, 06/7432 en 06/7527 ongegrond.

Deze uitspraak is gedaan op 30 oktober 2007 en op dezelfde dag in het openbaar uitgesproken door mr. A.J. Roke, voorzitter, mr. E. Polak en mr. A. van Dongen, rechters, in tegenwoordigheid van mr. V.M. Maat, griffier.

Afschrift verzonden aan partijen op:

De rechtbank heeft geen bezwaar tegen afgifte door de griffier van een afschrift van de uitspraak in geanonimiseerde vorm.

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof te Amsterdam (douanekamer), Postbus 1312, 1000 BH Amsterdam.

Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:

1 - bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd;

2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:

a. de naam en het adres van de indiener;

b. een dagtekening;

c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;

d. de gronden van het hoger beroep.