Home

Rechtbank Haarlem, 14-12-2007, BC0491, 06/10457

Rechtbank Haarlem, 14-12-2007, BC0491, 06/10457

Gegevens

Instantie
Rechtbank Haarlem
Datum uitspraak
14 december 2007
Datum publicatie
19 december 2007
ECLI
ECLI:NL:RBHAA:2007:BC0491
Formele relaties
Zaaknummer
06/10457

Inhoudsindicatie

Vennootschapsbelasting. Vergoeding ziektekosten van zoon niet aftrekbaar, vormen herinvestering terecht geweigerd. Ongegrond.

Uitspraak

RECHTBANK HAARLEM

Sector bestuursrecht, meervoudige belastingkamer

Procedurenummer: AWB 06/10457

Uitspraakdatum: 14 december 2007

Uitspraak als bedoeld in afdeling 8.2.6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in het geding tussen

X, gevestigd te Z, eiseres,

en

de voorzitter van het managementteam van de Belastingdienst P, verweerder.

1. Ontstaan en loop van het geding

1.1. Verweerder heeft aan eiseres voor het jaar 2003 een aanslag vennootschapsbelasting opgelegd, berekend naar een belastbaar bedrag van € 302.692.

1.2. Verweerder heeft bij uitspraak op bezwaar van 28 augustus 2006 de aanslag gehandhaafd. Eiseres heeft daartegen bij brief van 25 september 2006, ontvangen bij de rechtbank op 27 september 2006, beroep ingesteld.

1.3. Verweerder heeft de op de zaak betrekking hebbende stukken overgelegd en een verweerschrift ingediend.

1.4. Eiseres heeft bij schrijven van 6 maart 2007 een ander stuk ingediend. De rechtbank heeft stuk doorgezonden naar verweerder.

1.5. Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 28 september 2007 om 10.30 uur te Haarlem. Namens eiseres is op dat moment niemand verschenen. Vastgesteld is dat eiseres juist, op de juiste datum en tijd, is opgeroepen. Na het onderzoek ter zitting is de heer A namens eiseres verschenen. Per abuis was hij van een verkeerde tijd uitgegaan. De rechtbank heeft aan hem medegedeeld dat het onderzoek ter zitting reeds gesloten was. Namens verweerder is verschenen B, bijgestaan door C.

2. Tussen partijen vaststaande feiten

Op grond van de stukken van het geding en de verklaring van verweerder ter zitting, stelt de rechtbank als tussen partijen niet in geschil, de volgende feiten vast:

2.1. Eiseres is op 29 maart 1989 opgericht en is de persoonlijke houdstermaatschappij van de heer A, geboren 14 oktober 1943. Eiseres houdt 100 percent van de aandelen in de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid D. Met deze laatstvermelde besloten vennootschap vormt eiseres een fiscale eenheid als bedoeld in artikel 15 van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969 (hierna: de Wet). D was maat in de notarismaatschap gevestigd te Y genaamd H. De heer A werkte als notaris bij de voormelde maatschap.

2.2. De heer A, gehuwd met mevrouw E, heeft een zoon F. Deze heeft in het onderhavige jaar een levenspartner genaamd G.

2.3. Eiseres is op 3 mei 2002 overeengekomen uiterlijk 1 juni 2003 uit de maatschap H te treden. Daartoe is een convenant van 23 mei 2002 opgesteld. Een kopie van het convenant behoort tot de gedingstukken. Het uittreden heeft op 1 juni 2003 plaatsgevonden. Per die datum zijn het risico, de lasten en de belastingen samenhangend met de onroerende zaken welke bij H in gebruik waren overgegaan op de andere maten. De onroerende zaken zijn door de overnemende maten in het jaar 2005 aan een derde geleverd. Eiseres heeft voor de gerealiseerde meerwaarde van de onroerende zaken een herinvesteringsreserve gevormd.

2.4. In het onderhavige jaar heeft eiseres zeer weinig activiteiten ontplooid. De heer A ondertekent de aangiften van eiseres en onderhoudt de contacten met de adviseur annex accountant van eiseres. Tevens heeft hij zich in persoon bezig gehouden met de uitvoering van het onder 2.3 vermelde convenant voor zover het eiseres betreft. Zijn echtgenote E, heeft zich gedurende meerdere jaren, waaronder ook het onderhavige jaar, beziggehouden met de administratieve werkzaamheden ten behoeve van eiseres. De echtelieden verrichten samen met alle werkzaamheden voor eiseres.

2.5. F zou blijkens een niet door hen ondertekende arbeidsovereenkomst in dienstbetrekking zijn getreden bij eiseres. In de overeenkomst is niets vermeld omtrent een vergoeding van gemaakte ziektekosten. Blijkens een opgave van de Kamer van Koophandel is hij statutair bestuurder van eiseres. Hij heeft een bedrag van € 2.000 ten titel van salaris ontvangen.

2.6. In de jaarrekening is voor een totaalbedrag van € 4.554 aan ziektekosten vermeld.

Verweerder heeft eiseres verzocht de in aftrek gebrachte ziektekosten te onderbouwen met facturen en betaalbewijzen. Eiseres heeft tot een totaalbedrag van € 2.359,81 facturen overgelegd, op naam gesteld van F dan wel diens partner G, welke betrekking hadden op kosten van de tandarts, een chiropracter en Pearle Opticiens. Naast de voormelde facturen zijn twee met de pen geschreven opstellingen met bedragen verstrekt, zonder vermelding van een datum.

2.7. Op 1 respectievelijk 8 mei 2006 is er telefonisch overleg geweest met verweerder inzake de correcties inzake de ziektekosten, autokosten en het salaris van F met de toenmalige adviseur annex accountant. Deze is sedert het jaar 1992 de fiscale adviseur van zowel eiseres als van de heer A. Alle fiscale correspondentie, de aangiften vennootschapsbelasting en inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen worden door hem verzorgd. Ook is hij degen die de contacten met verweerder onderhoudt. Verweerder heeft het voorstel gedaan de correcties ter zake van de autokosten en de ziektekosten in de rekening-courantverhouding tussen de heer A en eiseres te verwerken. Het betaalde salaris aan F zou worden aanvaard. De correctie inzake de herinvesteringsreserve is daarbij uitdrukkelijk buiten het voorstel gebleven. Verweerder heeft het voormelde in een brief van 10 mei 2006 aan de toenmalige gemachtigde schriftelijk vastgelegd.

2.8. De onderwerpelijke aanslag is als volgt vastgesteld:

- aangegeven belastbaar bedrag € 72.476

- correctie inzake ziektekosten - 4.554

- correctie herinvesteringsreserve - 221.662

- vastgesteld belastbaar bedrag € 302.692.

2.9. Eiseres heeft tegen deze aanslag bezwaar gemaakt, hetwelk bij de bestreden uitspraak is afgewezen.

3. Geschil

3.1. Tussen partijen is in geschil het antwoord op de vraag of de vergoeding van ziektekosten welke aan F en diens partner is verstrekt ten onrechte niet in aftrek is toege-laten en of ten onrechte het vormen van een herinvesteringsreserve is geweigerd. Eiseres beantwoordt deze vragen bevestigend en verweerder ontkennend.

3.2. Voor de standpunten van partijen en de gronden waarop zij deze doen steunen verwijst de rechtbank naar de gedingstukken.

3.3. Eiseres heeft geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden uitspraak en tot vermindering van de aanslag tot een berekend naar een belastbaar bedrag van € 72.476. Verweerder heeft geconcludeerd tot ongegrondverklaring van het beroep.

4. Beoordeling van het geschil

Winstneming; vormen van een herinvesteringsreserve

4.1. Naar het oordeel van de rechtbank laat de feiten en omstandigheden in redelijkheid geen andere conclusie toe dan dat de winst behaald met de vervreemding van de onroerende zaken tot de winst van eiseres van het onderhavige jaar moet worden gerekend. Daartoe verwijst de rechtbank naar het convenant, in het bijzonder de artikel 14 en 15 daarvan, welke ertoe strekt dat uiterlijk op 1 juni 2003, bij gelegenheid van het uittreden van eiseres uit de maatschap, de meerwaarde van de onroerende zaken tot de winst moeten worden gerekend.

4.2. Voor een uitstel van winstneming op basis van goedkoopmansgebruik tot het jaar 2005, het jaar waarin de maatschap is ontbonden en de onroerende zaken aan een derde zijn geleverd, acht de rechtbank geen gronden aanwezig. Het economische belang bij de onroerende zaken is immers reeds ingevolge het convenant in het jaar 2003 op de andere maten overgegaan. Voorts heeft eiseres in het onderhavige jaar de betaling overeenkomstig het convenant ontvangen. De rechtbank wijst daartoe op de “definitieve afrekening maatschap” met dagtekening18 juli 2003, welke in kopie tot de gedingstukken behoort.

4.3. Het standpunt van eiseres dat winstneming kan worden uitgesteld tot het tijdstip waarop door de resterende maten van H levering van de onroerende zaken aan een derde - in het jaar 2005 - heeft plaatsgevonden mist steun in het recht. Verweerder heeft zich op derhalve op goede gronden op het standpunt gesteld dat winstneming in beginsel is geboden.

4.4. Eiseres heeft zich op het standpunt gesteld dat indien de winst op de onroerende zaken moet worden genomen, uitstel daarvan mogelijk is nu aan de voorwaarden voor het vormen van een herinvesteringsreserve is voldaan. Nu verweerder zulks gemotiveerd heeft betwist ligt het op de weg van eiseres, op wie ook overigens de bewijslast rust, zodanige feiten en omstandigheden te stellen en aannemelijk te maken. Daaraan heeft eiseres naar het oordeel van de rechtbank niet voldaan.Van een concreet vervangingsvoornemen ultimo 2003 respectievelijk ultimo 2005 is niet gebleken. Eiseres heeft in haar beroepschrift onweer-sproken gesteld dat zij tot 25 mei 2005 niet is overgegaan respectievelijk niet tot herinvestering mocht overgaan. De daaraan door eiseres aangevoerde liggende redenen, te weten een mogelijke overtreding van de Wet op het notarisambt indien eiseres als kandidaat-notaris zou toetreden dan wel op een andere notariële standplaats zou worden benoemd, acht de rechtbank niet aangetoond en ook overigens niet concludent. Ook in zoverre faalt het beroep.

Compromis, aftrek ziektekosten; opgewekt vertrouwen

4.5. Inzake de in aftrek gebrachte ziektekosten heeft verweerder zich op het standpunt gesteld dat er met de toenmalige gemachtigde van eiseres een compromis is getroffen. De rechtbank verstaat dit standpunt aldus dat daarmee wordt gedoeld op een vaststellingsover-eenkomst als bedoeld in boek 7, artikel 900 en volgende BW. Eiseres heeft gemotiveerd betwist dat een zodanige overeenkomst tot stand is gekomen. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder, op wie de bewijslast rust, niet aannemelijk gemaakt dat eiseres een zodanige overeenkomst heeft gesloten. De in het geding gebrachte correspondentie van mei 2006 is daartoe onvoldoende.

4.6. De rechtbank is van oordeel dat eiseres onvoldoende aannemelijk heeft gemaakt dat

F en diens partner in dienstbetrekking tot haar stonden en in haar opdracht en ten hare behoeve werkzaamheden hebben verricht. De gegevens welke eiseres daartoe in het geding heeft gebracht, waaronder de inschrijving als (statutair) bestuurder van eiseres alsmede het overleggen van een kopie van een - niet door F ondertekende - arbeidsovereenkomst is daartoe onvoldoende. Verweerder heeft naar het oordeel van de rechtbank in voldoende mate aannemelijk gemaakt dat de werkzaamheden in het onder-havige jaar van een minimale omvang zijn geweest - behoudens de uitvoering geven aan het convenant welke naar verweerder voldoende aannemelijk heeft gemaakt door A zijn verricht - en dat deze feitelijk door A dan wel diens echtgenote zijn verricht. Het vorenstaande sluit in dat de ziektekosten welke ten naam van F dan wel diens partner zijn gesteld niet ten laste van de winst kunnen worden gebracht. Ook overigens zijn geen dan wel onvoldoende feiten en omstandigheden gesteld dan wel, gelet op de gemotiveerde betwisting door verweerder, aannemelijk geworden om deze uitgaven als een zakelijke last voor eiseres in aanmerking te kunnen nemen.

4.7. Voor zover het betoog van eiseres aldus moet worden verstaan dat sprake is van in rechte te beschermen vertrouwen dat de onderwerpelijke kosten in aftrek zouden worden gebracht heeft eiseres op wie te dezen de bewijslast rust, gelet op de gemotiveerde betwisting door verweerder, onvoldoende feiten en omstandigheden gesteld om haar stelling te schragen. De rechtbank merkt op F en diens partner eerst in het onderhavige jaar de beweerdelijke werkzaamheden zouden hebben verricht. Voordien was dat de heer A en/of diens echtgenote. Niet is komen vast te staan dat verweerder ziektekosten van de twee laatstgenoemden heeft gecorrigeerd. Ook in zoverre faalt het beroep.

4.8. Verweerder heeft voorts een beroep gedaan op interne compensatie, voorzover in rechte zou worden geoordeeld dat de correctie inzake de ziektekosten ten onrechte heeft plaatsgevonden. Verweerder heeft daartoe een aantal posten aangevoerd zoals het beweerdelijk ten onrechte genomen boekverlies op de personenauto groot € 4.111, de overige bedrijfskosten welke volgens een opgave van de accountant € 823 lager zijn dan in de jaarrekening zijn verantwoord, alsmede de aan de toebedeelde zeefdrukken toe te kennen waarde van € 1.000. De rechtbank volgt verweerder in diens standpunt nu de onderbouwing een geloofwaardige indruk op de rechtbank maakt en in de van eiseres afkomstige gedingstukken geen aanknopingspunten voor het tegendeel kunnen worden gevonden.

4.9. Gelet op het vorenoverwogene dient het beroep ongegrond te worden verklaard.

5. Proceskosten

De rechtbank acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten.

6. Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.

Deze uitspraak is gedaan op 14 december 2007 en op dezelfde dag in het openbaar uitgesproken door mr. J. Snitker, voorzitter, mr. B. van Walderveen en mr. U.E. Tromp, rechters, in tegenwoordigheid van mr. C.J. Loggen - ten Hoopen, griffier.

Afschrift verzonden aan partijen op:

De rechtbank heeft geen bezwaar tegen afgifte door de griffier van een afschrift van de uitspraak in geanonimiseerde vorm.

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof te Amsterdam (belastingkamer), Postbus 1312, 1000 BH Amsterdam.

Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:

1 - bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd;

2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:

a. de naam en het adres van de indiener;

b. een dagtekening;

c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;

d. de gronden van het hoger beroep.