Home

Rechtbank Haarlem, 20-12-2007, BC1022, 07/4330

Rechtbank Haarlem, 20-12-2007, BC1022, 07/4330

Gegevens

Instantie
Rechtbank Haarlem
Datum uitspraak
20 december 2007
Datum publicatie
11 januari 2008
ECLI
ECLI:NL:RBHAA:2007:BC1022
Formele relaties
Zaaknummer
07/4330

Inhoudsindicatie

Douane: Het product ontleent zijn wezenlijke karakter aan de fruitwijn met de ingrediënten: suiker, magere melk, plantaardig vet en verschillende aroma’s; het product behoudt zijn wezenlijke karakter, ook na de toevoeging van gedistilleerde alcohol. Hierbij is doorslaggevend dat niet in geschil is dat de in het product aanwezige alcohol voor minstens 51% door vergisting is verkregen. Het product kan worden aangemerkt als een drank in de zin van het arrest van 26 maart 1981, nr. 114/80, van het HvJ EG en tevens als een gegiste drank zoals bedoeld in post 2206 van de GN. Indeling in post 2206 00 59 van de GN.

Uitspraak

RECHTBANK HAARLEM

Sector bestuursrecht, meervoudige douanekamer

Procedurenummer: AWB 07/4330

Uitspraakdatum: 20 december 2007

Uitspraak als bedoeld in afdeling 8.2.6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in het geding tussen

X B.V., gevestigd te Z, eiseres,

en

de inspecteur van de Belastingdienst/Douane P, verweerder.

1. Ontstaan en loop van het geding

1.1. Verweerder heeft bij beschikking van 22 maart 2006 een bindende tariefinlichting (BTI) afgegeven met referentie NL RTD-2006-000651. Eiseres heeft hiertegen bij brief van 31 maart 2006, door verweerder ontvangen op 7 april 2006, bezwaar gemaakt.

1.2. Eiseres heeft bij brief van 27 juni 2007, ontvangen bij de rechtbank op 28 juni 2007, beroep ingesteld.

1.3. Verweerder heeft bij uitspraak op bezwaar van 10 juli 2007 het bezwaar ongegrond verklaard.

1.4. Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.

1.5. Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 11 oktober 2007. Namens eiseres is verschenen A, bijgestaan door B, C en D. Namens verweerder is verschenen E, bijgestaan door F en G. Partijen hebben ter zitting ieder een pleitnota overgelegd en voorgedragen, waarvan de inhoud als hier opgenomen geldt. Partijen hebben kennis kunnen nemen van de bij de pleitnota van de wederpartij behorende bijlage(n) en hebben zich daarover kunnen uitlaten.

2. Tussen partijen vaststaande feiten

2.1.1. Eiseres heeft op 6 december 2005 een aanvraag voor een BTI ingediend voor het product. In onderdeel 8 van de aanvraag is de volgende omschrijving opgenomen:

“Ingrediënten: gefermenteerde alcohol, suiker, magere melk, alcohol, plantaardig vet, aroma.

Een groen gekleurde vloeistof op basis van minimaal 50% in gistig gebracht sap/most niet afkomstig uit druiven, krenten of rozijnen. De drank is verpakt in een glazen fles met een inhoud van minder dan 2,0 liter.”

In onderdeel 7 is als beoogde indeling vermeld nomenclatuurcode 2206 00 59.

2.1.2. Het product is blijkens de bij de aanvraag voor de BTI gevoegde receptuur als volgt samengesteld:

(…)

2.2. In de uitslag van 21 februari 2006 van een door het Douane Laboratorium ingesteld monsteronderzoek is onder meer vermeld dat het alcoholgehalte 13,4 % bedroeg en dat het op basis van de chemische samenstelling waarschijnlijk was dat 51 % van de in het product aanwezige alcohol van vergisting afkomstig was.

2.3. Verweerder heeft het product bij de BTI ingedeeld in post 2208 70 10 van de douanenomenclatuur.

In de BTI is in het onderdeel 7 de volgende omschrijving van het product opgenomen:

“(…) (het product), zijnde een groene ondoorzichtige likeur, verpakt in een glazen fles met een inhoud van 1 liter. De likeur is vervaardigd van onder andere gefermenteerde alcohol, suiker, magere melk, gedistilleerde alcohol, plantaardig vet en verschillende aroma's.”.

2.4. Tot de stukken behoort een door de Britse douane op 30 oktober 2006 aan eiseres afgegeven BTI, waarin het in het geding zijnde product wordt ingedeeld in post 2206 0059 van de douanenomenclatuur. In deze BTI is onder meer vermeld: “Classification is determined by general rules 1 and 6 together with the text to CN codes 2206, 220600 AND 22060059”.

2.5. Bij brief van 8 december 2006 heeft de Belastingdienst/Douane bedrijven uit de drankenbranche, waaronder eiseres, ingelicht omtrent zijn zienswijze met betrekking tot de indeling van dranken die zowel gegiste als gedistilleerde alcohol bevatten. In de bijlage bij de brief is het volgende vermeld:

“Inleiding

Sinds enige jaren brengen fabrikanten alcoholhoudende dranken op de mark die bestaan uit onder andere water, gedistilleerde alcohol, wijnferment, kleur- reuk- en smaakstoffen en suiker. De wijnfermenten zijn veelal gezuiverd door middel van technieken als osmose en ultrafiltratie. De vraag is onder welke post deze alcoholhoudende dranken moeten worden ingedeeld.

(...)

Standpunt Nederlandse douane

? Likeuren en alle andere dranken die gedistilleerde alcohol bevatten en niet zijn genoemd of niet zijn begrepen onder andere posten van hoofdstuk 22 en die zowel gedistilleerde als gegiste alcohol bevatten moeten op grond van indelingsregel 1 voor de interpretatie van de Gecombineerde Nomenclatuur (GN) worden ingedeeld onder post 2208. Op grond van deze regel zijn namelijk voor de indeling van goederen de bewoordingen van de post wettelijk bepalend.

? Bij alcoholhoudende dranken, die zijn gefabriceerd op basis van wijnfermenten, kan de gebruikte alcohol zodanig gezuiverd zijn (bijvoorbeeld door osmose en/of ultrafiltratie) dat deze zich niet meer van gedistilleerde alcohol onderscheidt. Deze dranken worden volgens het standpunt van de Nederlandse douane op grond van indelingsregel 1 ingedeeld in post 2208 van de GN. Vanzelfsprekend is deze visie dan ook bepalend voor de accijnswetgeving.

? Gegiste dranken waaraan gedistilleerde alcohol is toegevoegd en die het karakter van een gegiste drank heeft behouden worden ingedeeld onder post 2206. Om te bepalen of het karakter van een gegiste drank behouden is, kan het beleidsbesluit CPP2005/1510M van 7 oktober 2005 als richtsnoer worden gebruikt.

Opgemerkt wordt nog dat het de verantwoordelijkheid is van de producent/aangever zelf om de juiste aangifte te doen. Uiteraard is het mogelijk om bij twijfel over de juiste tariefpost de goederen aan te geven overeenkomstig de visie van de Douane en vervolgens eventueel bezwaar aan te tekenen tegen de eigen aangifte.”

2.6. Bij brief van 15 mei 2007 diende eiseres bij de rechtbank een verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening in. Dit verzoek werd geregistreerd onder nummer AWB 07/3303. Bij uitspraak van 20 juni 2007 heeft de voorzieningenrechter het verzoek afgewezen.

3. Geschil

In geschil is de indeling van het product in de GN.

4. Standpunten van partijen

4.1.1. Ter ondersteuning van haar standpunt heeft eiseres, kort samengevat, aangevoerd:

Verweerder merkt het product ten onrechte aan als een likeur. In de EEG Verordening 1576/89 staat vermeld dat een likeur minimaal 15 procent alcohol dient te bevatten, terwijl het product 12,5 procent bevat. De douane merkt het product kennelijk aan als een roomlikeur, een crème. Een crème dient minimaal 250 gram suiker te bevatten, terwijl het product slechts 225 gram bevat. Voorts is in de Verordening benaming gedistilleerde en zwak gedistilleerde dranken van het Productschap Dranken bepaald dat het verboden is een drank te verkopen onder een benaming als deze niet voldoet aan de voorschriften van Verordening (EEG) 1576/89 (Pb EG L160).

Uit de visie van het secretariaat van het Harmonized System Committee (HSC), de visie van het HSC en verslagen van het HSC blijkt dat het product is aan te merken als een 22.06 product. Blijkens het verslag van de van 18 tot en met 20 december gehouden zitting van het Custom Code Committee houdt deze alle besluitvorming aan en worden het standpunt van en overleg met HSC afgewacht.

Voorts strookt het standpunt van de douane niet met het Besluit van 15 januari 2003, nr. CPP2002/3563M, en met het Besluit van 7 oktober 2005, nr. CPP2005/1510M.

Het standpunt van verweerder is strijdig met internationale en met communautaire wetgeving. Overeenkomstig het standpunt van het HSC moet het product in post 2206 worden ingedeeld.

Ter ondersteuning van haar standpunt verwijst eiseres voorts naar de bladzijden 24 en 25 van de conclusie van de advocaat-generaal van de Hoge Raad in de zaak met rolnummer 43.038 (cassatieprocedure inzake de uitspraak van 26 januari 2006 van het Gerechtshof Arnhem, nummer 04/01084(8)).

4.1.2. Ter zitting heeft eiseres, zakelijk weergegeven, hieraan nog toegevoegd:

Het in geding zijnde product komt niet als likorette op de markt. Het product ‘Kk’ bevat zeven procent gefermenteerde alcohol: dat is iets heel anders. Verweerder heeft bij het verweerschrift wel het stroomschema gevoegd.

Wij hebben bezwaar tegen de bijlage bij de pleitnota van verweerder: dat is een persoonlijk verslag.

(Desgevraagd:) Melassealcohol is ethylalcohol uit de EU. Het ferment is een soort fruitwijn. Er bestaat wetgeving om dit product te maken. Bij het ferment zit vruchtensap: appel- en kiwisap. Dit wordt toegevoegd aan de suikeroplossing.

In het product zitten enkele aroma’s. H is een aroma dat wij hebben laten bereiden door een aromahuis. Non-dairy betekent dat het op soja-basis is, een plantaardig vet. Dit wordt toegevoegd om de mengbaarheid te bevorderen. Voorts zit er een theoretische hoeveelheid water in.

De basis wordt gevormd door een mengsel van gegiste dranken en alcoholvrije dranken. Wij kunnen geen toegevoegde alcohol erin ontdekken.

Magere melk wordt aan de sojabasis toegevoegd: de hoeveelheid weten wij niet.

Wij gaan een soortgelijk product als het ferment als fruitwijn op de Nederlandse markt brengen. Het is een gegist product met alcohol- en kiwiconcentraat.

De laboratoriumanalyse is maatgevend; naar de organoleptische eigenschappen moeten wij dus niet kijken.

Het karakteristiek van het mengsel is room en foezelalcohol.

Het is wat kort door de bocht om te zeggen dat wij in Engeland hebben geshopt om BTI’s te krijgen. Er zijn verschillende BTI’s, ook uit Scandinavië, soms met betrekking tot afnemers. Later hebben we vooral dit product naar Engeland uitgevoerd. Het ging om post 2206: deze werd ons ook toegekend.

4.2.1. Ter ondersteuning van zijn standpunt heeft verweerder, kort samengevat, aangevoerd:

Gezien de samenstelling, presentatie, geur, kleur en de forse hoeveelheid suiker moet het product worden aangemerkt als een likeur in de zin van de GS-toelichting, waarin een definitie van het begrip ‘likeuren’ wordt gegeven. Het feit dat het een zwak-alcoholische versie betreft, doet hieraan niet af. Evenmin doen hieraan af de omstandigheid dat het product een ‘likorette’ in de zin van de Verordening benaming gedistilleerde en zwak gedistilleerde dranken van het Productschap Dranken is en dat het geen likeur in de zin van Verordening (EEG) 1576/89 is. Deze twee verordeningen dienen immers een ander doel dan Verordening (EEG) nr. 2658/87 van de Raad met betrekking tot de tarief- en

statistieknomenclatuur en het gemeenschappelijk douanetarief. Nu het product met name wordt genoemd, moet het op basis van indelingsregel 1 worden ingedeeld in post 2208 7010 00.

Verwezen wordt voorts naar de uitspraak van 26 januari 2006 van het Gerechtshof Arnhem, nr. 04/1084 (LJN AV2216). Daar betrof het zwak-alcoholische dranken die op grond van Verordening (EEG) 1576/89 niet als likeuren mochten worden aangemerkt. Blijkens zijn conclusie heeft de advocaat-generaal zich achter dit oordeel geschaard (rolnummer 43.038 Hoge Raad).

Zelfs al zou het product niet als een likeur worden aangemerkt, dan moet het toch onder post

2208 worden ingedeeld. Niet ter discussie staat immers dat de in het product aanwezige alcohol voor bijna 50 procent uit gedistilleerde alcohol bestaat. Gezien de expliciete bewoordingen van post 2208 moet het product daaronder worden ingedeeld.

Het product kan niet worden aangemerkt als een andere gegiste drank genoemd in post 2206 en in de GS-toelichting, omdat het product door de toevoeging van gedistilleerde alcohol, grote hoeveelheden suiker, aroma’s, smaakstoffen, verdikkings- en conserveermiddelen het karakter van een product bedoeld in deze post, heeft verloren. Het is ook geen mengsel in de zin van de GS-toelichting, omdat aan de bereiding geen gegiste drank te pas komt. Eén van de grondstoffen is gegist ferment, hetwelk niet als drank kan worden geclassificeerd en hetwelk enkel vervaardigd wordt als halffabrikaat voor de drankindustrie. Verwezen wordt naar de uitspraak van 27 maart 2007 van het Gerechtshof Amsterdam, nr. 04/3978 DK (LJN BA5184) en het arrest van 28 maart 2006 van het Bundesfinanzhof, kenmerk VII R 50/04. Voorts wordt tijdens de productie geen alcoholvrije drank toegevoegd, maar wordt slechts een aantal losse bestanddelen toegevoegd. Overigens mag volgens de GS-toelichting alleen aan ‘gegiste dranken’ alcohol worden toegevoegd, niet aan mengsels van gegiste dranken met alcoholvrije dranken.

De zienswijze van het HSC staat haaks op voormelde uitspraken van het Gerechtshof Amsterdam en het Bundesfinanzhof. De Europese Commissie heeft tegen dit standpunt stelling genomen. Er is tot nu toe geen wijziging in de posten of in de GS-toelichting aangebracht. De discussie op mondiaal niveau is niet van belang voor de indeling van het product, omdat ons niet bekend is of het product vervaardigd zou zijn op basis van een ferment waaruit vrijwel alle gistingsbestanddelen zouden zijn verwijderd door middel van ultrafiltratie, omgekeerde osmose of enige andere zuiveringsmethode.

4.2.2. Ter zitting heeft verweerder, zakelijk weergegeven, hieraan nog toegevoegd:

In de tweede alinea van mijn pleitnota moet het woord ‘dranken’ worden vervangen door ‘drank’ (twee maal) en moet het woord ‘zouden’ worden vervangen door ‘zou’.

Opmerkingen met betrekking tot de pleitnota van eiseres:

- punt 3: de omschrijving ‘nuttig hulpmiddel’ wordt vaak in de jurisprudentie van de Hoge Raad en het Hof van Justitie gebruikt; deze omschrijving lijkt mij juist. In de visie dat indelingsregel 1 bruikbaar is, verschillen eiseres en de douane niet zozeer van mening.

- bladzijde 2: hiermee heb ik grote moeite. Het gaat daar vooral om de toepasbaarheid van de nomenclatuur op de accijnswetgeving. Thans zijn wij bij de Douanekamer. Voor de accijnzen is er twee weken geleden een procedure bij een andere rechter geweest. Dit is genoeg om bladzijde 2 ter zijde te schuiven. Maar, indien de rechtbank het toch van belang acht: de tekst van 1992 is sedert die tijd niet gewijzigd. Het feit dat de toelichting van 2001 is gewijzigd, heeft niet tot gevolg dat deze niet op de tekst van 1992 kan worden toegepast. Die toelichting geeft immers slechts een mening van de Europese Commissie over de bedoeling van de tekst van de nomenclatuur. Voorts is er een uitgebreid citaat uit een document van de Commission Legal Services: in het verweerschrift is er al op gewezen dat dit een intern stuk is dat geenszins is bedoeld om een mening te verkondigen. Voor een mening verwijs ik naar de andere stukken waarin de Commissie een ander standpunt heeft. Als het door eiseres geciteerde document al een waarde had, dan is die achterhaald.

- bladzijde 3: in het onderhavige geval is het laboratoriumonderzoek geheel in lijn met wat hier is vermeld.

- punt 4: eiseres draait de zaken om. Eerst was er de Nederlandse BTI: daarmee was men niet tevreden. Blijkbaar is men toen gaan shoppen. Tot mijn spijt hebben de desbetreffende autoriteiten niet van te voren gecheckt. Inmiddels is het verschil van mening in Brussel aangekaart. Dat gaat wat stroperig. Ik houd vast aan de Nederlandse BTI.

- punt 5: voor ons valt de warenwetgeving erbuiten.

- punt 6: de uitspraak van 26 januari 2006, 04/01084, van het Gerechtshof Arnhem ziet inderdaad op andere producten, maar het Hof is meegegaan met mijn stelling dat men voor ‘likeur’ moet kijken naar de GS-toelichting. Het Hof heeft geen Warenwetbepalingen erbij gehaald. Volgens mij ging het hier ook om likorettes.

- punt 7: in de uitspraak van 27 maart 2007, 04/3978DK, van het Gerechtshof Amsterdam is terecht geoordeeld dat geen sprake is van een drank. Er is cassatie ingesteld. Inzake deze kwestie hebben wij ook verwezen naar een buitenlandse uitspraak.

- punt 8: van het Harmonized System Committee zijn er alleen vergaderstukken; geen definitief standpunt. Bij mijn pleitnota heb ik een persoonlijk verslag van een Nederlandse deelnemer bijgevoegd: de discussie is nog lang niet afgerond. De Wereld Douane Organisatie neemt geen standpunt in door middel van verslagen. Dat doet zij slechts door de tekst van de nomenclatuur te wijzigen of door de toelichting aan te passen.

- punt 9: het is de vraag wat dit met deze procedure te maken heeft. Voorts heeft het stroomschema geen enkele status.

Hoofdstuk 22 bevat niet alleen dranken. Het ferment is een product dat alcohol bevat. Het is een basisproduct, gemaakt van een gefermenteerde suikeroplossing met gist. Hoe de volgorde van toevoegen van de ingrediënten is, weten wij niet. Eiseres en een aantal andere producenten gebruiken het onderwerpelijke ferment. Dit is niet apart door ons onderzocht, wel het eindproduct.

Wij betwisten niet dat, als de gedistilleerde alcohol eruit wordt gehaald, een fruitwijn met ingrediënten overblijft.

E-102 zal gele kleurstof zijn.

Het door eiseres gestelde mengsel van gegiste dranken en alcoholvrije dranken kennen wij niet in die vorm. Bij gebrek aan wetenschap stellen wij dat het product als zodanig niet is bestemd om te worden gedronken.

Het is een combinatie van suiker, aroma’s en room (non-dairy). Dit maakt het crème-achtig, heel erg zoet, zoals vermeld in de GS-toelichting en de uitspraak van het Gerechtshof Arnhem.

Volgens de definitie in de GS-toelichting op post 2208 is het een likeur: gefermenteerde alcohol maakt niet uit.

5. Van toepassing zijnde posten, aantekeningen en toelichtingen

HOOFDSTUK 22

DRANKEN, ALCOHOLHOUDENDE VLOEISTOFFEN EN AZIJN

Aantekeningen

(…)

3. (…) Alcoholhoudende dranken worden naar gelang van het geval ingedeeld onder de posten 2203 tot en met 2206 of onder post 2208.

(…)

2206 00 Andere gegiste dranken (bijvoorbeeld appelwijn, perenwijn, honigdrank);

mengsels van gegiste dranken en mengsels van gegiste dranken met alcoholvrije dranken, elders genoemd noch elders onder begrepen:

(…)

2206 00 59 - - - - andere

GS-toelichting op 22.06

1. (…)

Deze post omvat gegiste dranken van alle soorten, andere dan die bedoeld bij de posten 22.03 tot en met 22.05.

Onder deze post worden onder meer ingedeeld:

(…)

5. vruchtenwijn, verkregen door gisting van most of van sap van andere vruchten dan verse druiven (…) of van groentesappen, met een alcohol-volumegehalte van meer dan 0,5% vol;

(…)

Bedoelde dranken kunnen van nature mousserend zijn of door toevoeging van kooldioxide mousserend zijn gemaakt. Zij blijven ook onder deze post ingedeeld wanneer alcohol is toegevoegd of het alcohol-volumegehalte is verhoogd door een verdere gisting, voor zover zij het karakter hebben behouden van producten als bedoeld bij deze post.

Deze post omvat eveneens mengsels van alcoholvrije dranken en gegiste dranken en mengsels van gegiste dranken als bedoeld bij de voorgaande posten van dit hoofdstuk, bijvoorbeeld mengsels van limonade en bier of wijn, mengsels van bier en wijn, met een alcoholgehalte van meer dan 0,5% vol.

(…)

2208 Ethylalcohol, niet gedenatureerd, met een alcohol-volumegehalte van

minder dan 80 % vol; gedistilleerde dranken, likeuren en andere dranken die gedistilleerde alcohol bevatten:

(…)

2208 70 - likeuren:

2208 70 10 - - in verpakkingen inhoudende niet meer dan 2 l

(…)

2208 90 69 - - - - - andere dranken die gedistilleerde alcohol bevatten

EG-toelichting op 22.08

Gedistilleerde dranken, likeuren en andere dranken die gedistilleerde alcohol bevatten, in de zin van deze post, zijn in het algemeen voor menselijke consumptie bestemde alcoholhoudende vloeistoffen die verkregen worden:

- hetzij door rechtstreeks distilleren (al dan niet onder toevoeging van aromatische stoffen) uit gegiste natuurlijke vloeistoffen, zoals wijn en cider, of uit gegiste vruchten, gegiste draf, gegiste granen of andere gegiste producten van plantaardige oorsprong;

- hetzij door het enkel toevoegen van bepaalde aromatische stoffen en eventueel suiker aan door distillatie verkregen alcohol.

GS-toelichting op 22.08

Deze post bevat, ongeacht het volumegehalte alcohol:

A. (…)

B. likeuren, dat wil zeggen alcoholhoudende dranken waaraan suiker, honig of andere natuurlijke zoetstoffen en extracten of essences zijn toegevoegd (bijvoorbeeld alcoholhoudende dranken verkregen door distillatie of door het mengen van ethylalcohol of gedistilleerde dranken met een of meer van de navolgende producten: vruchten, bloemen of andere plantendelen, extracten, essences, etherische oliën of vruchtensappen, ook indien geconcentreerd). Van deze producten kunnen onder meer worden genoemd: likeuren die suikerkristallen bevatten, likeuren van vruchtensappen, eierlikeuren, likeuren op basis van kruiden, bessen of specerijen, likeuren van thee, chocolade, melk of honig;

C. alle andere dranken die gedistilleerde alcohol bevatten en niet zijn genoemd of niet zijn begrepen onder andere posten van dit hoofdstuk.

(…)

Van de producten bedoeld bij deze post kunnen (…) worden genoemd:

(…)

7. likeuren, ook wel crèmes genoemd in verband met hun stroperigheid en hun kleur. Zij hebben in het algemeen een betrekkelijk laag alcoholgehalte, maar zijn zeer zoet (crème de cacao, crème de banane, crème de vanille, crème de café, crème de cassis, enz.). Hiertoe behoren eveneens de zogenaamde emulsielikeuren, bestaande uit emulsies in alcohol van eieren (advocaat) of van room.

6. Beoordeling van het geschil

6.1. De rechtbank stelt voorop dat de wijze waarop een product ingevolge Verordening (EEG) 1576/89 (Pb EG L160) dient te worden geclassificeerd, geen gevolgen heeft voor de indeling van het product in de GN. Voorschriften op grond van de Verordening benaming gedistilleerde en zwak gedistilleerde dranken van het Productschap Dranken zijn evenmin bepalend voor deze indeling.

6.2. Het is vaste rechtspraak van het Hof van Justitie van de EG (HvJ EG) dat in het belang van de rechtszekerheid en van een gemakkelijke controle het beslissende criterium voor de tariefindeling van goederen in beginsel moet worden gezocht in hun objectieve kenmerken en eigenschappen, zoals deze in de tekst van de posten van het gemeenschappelijk douanetarief en in de aantekeningen bij de afdelingen of hoofdstukken zijn omschreven (HvJ EG 7 februari 2002, nr. C-276/00). Het is eveneens vaste rechtspraak dat de GS- en de GN-Toelichtingen, hoewel rechtens niet bindend, belangrijke hulpmiddelen bij de uitlegging van de draagwijdte van de verschillende posten zijn.

Daarnaast blijkt uit de rechtspraak van het HvJ EG dat als dranken moeten worden aangemerkt alle vloeistoffen die voor menselijke consumptie geschikt en bestemd zijn, ongeacht de ingenomen hoeveelheid of het bijzondere doel waarvoor de verschillende soorten voor consumptie geschikte vloeistoffen kunnen dienen (HvJ EG 26 maart 1981, nr. 114/80, Jurisprudentie 1981, bladzijde 895).

6.3. Tussen partijen is niet in geschil dat de basis van het product (nader aan te duiden als ‘tussenproduct’) bestaat uit een vloeistof met daarin door gisting van fruit ontstane alcohol.

Verweerder heeft hiertegenover verklaard niet te betwisten dat, indien de gedistilleerde alcohol uit het product wordt gehaald, een fruitwijn met ingrediënten overblijft. Hieruit leidt de rechtbank af dat het product zijn wezenlijke karakter ontleent aan de fruitwijn met de ingrediënten: suiker, magere melk, plantaardig vet en verschillende aroma’s en dat het product zijn wezenlijke karakter behoudt, ook na de toevoegingen van, gedistilleerde alcohol. De rechtbank acht daarbij doorslaggevend dat niet in geschil is dat de in het product aanwezige alcohol voor minstens 51% door vergisting is verkregen.

6.4. Ter zitting is door eiseres verklaard dat zij een soortgelijk product als de fruitwijn in het tussenproduct, op de (Nederlandse) markt gaat brengen. De rechtbank heeft geen reden daaraan te twijfelen. Het door verweerder zijnerzijds hiertegen aangevoerde, dat hij het door eiseres gestelde mengsel van gegiste dranken en alcoholvrije dranken in die vorm niet kent en dat het tussenproduct als zodanig niet is bestemd om te worden gedronken, is van onvoldoende gewicht om te concluderen dat er geen sprake kan zijn van een drank. De rechtbank neemt daarbij in aanmerking dat van “bestemd zijn” ook sprake is in gevallen waar de producent aan een tussenproduct niet de bestemming geeft om te worden gedronken, maar die bestemming wel daaraan zou kunnen geven

6.5. Het vorenstaande leidt de rechtbank tot het oordeel dat het product, kan worden aangemerkt als een drank in de zin van het onder 6.2. genoemde arrest van het HvJ EG van 26 maart 1981 en tevens als een gegiste drank zoals bedoeld in post 2206 van de GN.

6.6. Op grond van het onder 6.5. overwogene dienen de uitspraak en de BTI te worden vernietigd en dient het product te worden ingedeeld onder post 2206 00 59 van de GN.

7. Proceskosten

Nu het beroep gegrond is, zijn er in beginsel termen aanwezig verweerder te veroordelen in de proceskosten als bedoeld in artikel 8:75 van de Awb. Nu van door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand evenwel niets is komen vast te staan en omtrent overige voor vergoeding in aanmerking komende kosten niets is gesteld of gebleken, blijft een veroordeling achterwege.

8. Beslissing

De rechtbank:

- verklaart het beroep gegrond;

- vernietigt de bestreden uitspraak;

- vernietigt de BTI;

- stelt vast dat het product moet worden ingedeeld onder post 2206 00 5990 en bepaalt dat verweerder conform deze uitspraak een BTI aan eiseres dient te verstrekken;

- gelast dat de Staat der Nederlanden (Ministerie van Financiën) het door eiseres betaalde griffierecht van € 285 vergoedt.

Deze uitspraak is gedaan op 20 december 2007 en op dezelfde dag uitgesproken door mr. A.J. Roke, voorzitter, mr. E. Polak en mr. A. van Dongen, rechters, in tegenwoordigheid van mr. V.M. Maat, griffier.

Afschrift verzonden aan partijen op:

De rechtbank heeft geen bezwaar tegen afgifte door de griffier van een afschrift van de uitspraak in geanonimiseerde vorm.

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof te Amsterdam (douanekamer), Postbus 1312, 1000 BH Amsterdam.

Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:

1 - bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd;

2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:

a. de naam en het adres van de indiener;

b. een dagtekening;

c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;

d. de gronden van het hoger beroep.