Home

Rechtbank Haarlem, 23-04-2008, BD4055, 06/1018

Rechtbank Haarlem, 23-04-2008, BD4055, 06/1018

Gegevens

Instantie
Rechtbank Haarlem
Datum uitspraak
23 april 2008
Datum publicatie
17 juni 2008
ECLI
ECLI:NL:RBHAA:2008:BD4055
Formele relaties
Zaaknummer
06/1018

Inhoudsindicatie

De werkzaamheden van de Polen kunnen niet worden aangemerkt als werkzaamheden in het kader van een door de Polen gedreven onderneming. De Polen zijn geen zelfstandig ondernemer en dus is er geen sprake van een vennootschap onder firma tussen de Polen en eiseres. De rechtbank oordeelt dat sprake is van een privaatrechtelijke dienstbetrekking tussen de Polen en eiseres en dat de naheffingsaanslag LB/PVV terecht aan eiseres is opgelegd.

Uitspraak

RECHTBANK HAARLEM

Sector bestuursrecht, meervoudige belastingkamer

Procedurenummer: AWB 06/1018

Uitspraakdatum: 23 april 2008

Uitspraak als bedoeld in afdeling 8.2.6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in het geding tussen

X B.V., gevestigd te Z eiseres,

en

de inspecteur van de Belastingdienst/P, verweerder.

1. Ontstaan en loop van het geding

1.1. Verweerder heeft aan eiseres met dagtekening 27 december 2004 een naheffingsaanslag loonbelasting / premie volksverzekeringen (hierna: LB/PVV) over het tijdvak 1 januari 1999 tot en met 31 december 2000 opgelegd ten bedrage van f. 634.731 (€ 288.027) (f. 266.000 over het jaar 1999 en f. 368.731 over het jaar 2000), alsmede bij beschikking een vergrijpboete van 50 procent, zijnde f. 317.365 (€ 144.013).

1.2. Verweerder heeft bij in één geschrift vervatte uitspraken op bezwaar van 23 december 2005 de naheffingsaanslag gehandhaafd en de boetebeschikking wegens overschrijding van de redelijke termijn verminderd met 10 procent tot f. 285.628 (€ 129.612).

1.3. Eiseres heeft daartegen bij brief van 3 januari 2006, ontvangen bij de rechtbank op 4 januari 2006, beroep ingesteld.

1.4. Verweerder heeft op de zaak betrekking hebbende stukken overgelegd en een verweerschrift ingediend.

1.5. Partijen hebben vóór de zitting nadere stukken ingediend. Deze stukken zijn telkens in afschrift verstrekt aan de wederpartij.

1.6. Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 7 december 2007 te Haarlem. Namens eiseres zijn verschenen mr. A en mr. B. Namens verweerder zijn verschenen C en D.

1.7. De rechtbank heeft het onderzoek ter zitting geschorst teneinde eiseres en verweerder in de gelegenheid te stellen nadere stukken over te leggen. Verweerder heeft bij brief van 18 december 2007 nadere stukken overgelegd. Vervolgens heeft eiseres bij brief van 20 december 2007 nadere stukken overgelegd. Verweerder heeft hierop schriftelijk gereageerd bij schrijven van 11 januari 2008. Bij brief van 3 maart 2008 heeft eiseres vertalingen overgelegd van een aantal op 20 december overgelegde stukken. Voormelde stukken zijn telkens in afschrift verstrekt aan de wederpartij.

1.8. Het onderzoek ter zitting is voortgezet op 14 maart 2008 te Haarlem. Namens eiseres zijn verschenen mr. A en mr. B. Namens verweerder zijn verschenen C en D.

2. Tussen partijen vaststaande feiten

2.1. Eiseres is op 28 februari 1995 opgericht door E (hierna: E), diens echtgenote F, G en H. De bedrijfsactiviteiten van eiseres bestaan volgens de oprichtingsakte onder meer uit “het verzorgen van tuinen en groenvoorzieningen, handel in tuinmaterialen, het opruimen van objecten, alsmede het uitoefenen van onderaanneming en loonwerk”. Van 22 mei 1997 tot 1 augustus 1999 was I enig aandeelhouder van eiseres. Vanaf 2 augustus 1999 is de echtgenote van I, [initiaal] J (hierna: J), enig aandeelhouder van eiseres. J was reeds vanaf 1 januari 1996 directeur van eiseres als opvolgster van F.

2.2. Op 26 mei 1997 verhuist eiseres volgens het historisch overzicht van de Kamer van Koophandel naar de a-straat in Z. Het pand wordt gehuurd van K B.V. K B.V. is middellijk eigendom van E.

2.3. Op 20 april 1998 heeft eiseres samen met drie personen met de Poolse nationaliteit (L, M, en N, allen wonende in Polen) een vennootschap onder firma v.o.f. O (hierna: de vennootschap) opgericht. De vennootschapsakte werd ondertekend op 29 april 1998. De vennootschap werd ingeschreven bij de Kamer van Koophandel op 4 mei 1998. De omschrijving van de werkelijke bedrijfsactiviteiten, diensten en/of producten van de vennootschap luidt volgens de inschrijving bij de Kamer van Koophandel, als volgt:

“onderaannemer in grond-, timmer- en opruimingswerk, alsmede het uitoefenen van handelsactiviteiten (groothandel in partij- en consumentengoederen)”

2.4. In het door J op 29 april 1998 ondertekende inschrijvingsformulier van de Kamer van Koophandel wordt de bevoegdheid van de vennoten met ingang van 20 april 1998 als volgt omschreven:

“Iedere vennoot is bevoegd voor de vennootschap te handelen en te tekenen, gelden voor haar uit te geven en te ontvangen, de vennootschap aan derden en derden aan de vennootschap te binden. De medewerking van alle vennoten wordt gevorderd voor o.a. het verkrijgen, huren, verhuren van en huren van onroerende goederen, het verlenen van zakelijke rechten en het overdragen tot zekerheid van roerende zaken, het ter leen verstrekken van gelden en alle handelingen waarbij de vennootschap is betrokken voor een geldelijk belang van ƒ 5000,- of meer”

2.5. Op 14 mei 1998 is een aanvulling op andere handelsregisterformulieren bij de Kamer van Koophandel geregistreerd, welke is ondertekend door J. Hierin wordt de bevoegdheid van de vennoten met terugwerkende kracht met ingang van 20 april 1998 als volgt gewijzigd:

“X B.V., (…) hierna te noemen vennoot A;

(…)

1. De vennoten B, C, D en E zijn alleen bevoegd voor de vennootschap te handelen en te tekenen, de vennootschap aan derden en derden aan de vennootschap te verbinden met medewerking van vennoot A. Vennoot A is voor vorenstaande handelingen zelfstandig bevoegd.

Omdat de administratie wordt gevoerd door vennoot A is vennoot A alleen bevoegd tot het ontvangen en uitgeven van gelden.

2. De medewerking van alle vennoten wordt echter gevorderd voor:

a. het verkrijgen, vervreemden, huren, verhuren en huur opzeggen van onroerende goederen;

(…)

c. het in dienst nemen van personeel en het ontslaan van personeel - anders dan wegens een dringende reden in de zin der wet -, het toekennen van pensioenrechten, alsmede het verlenen en intrekken van procuratie;

(…)

i. in het algemeen elke handeling waarbij de vennootschap is betrokken voor een geldelijk belang van ƒ 5.000,00 of meer.”

2.6. Alle vennoten hebben een gelijkluidende vennootschapsakte ondertekend, waarin, voor zover van belang, het volgende staat vermeld:

“(…)

Artikel 2

De vennootschap heeft ten doel:

Het voor gemeenschappelijke rekening uitoefenen van een onderneming omvattend het uitvoeren van (onder)aannemingswerk in het grond-, timmer- en opruimingswerk, alsmede het uitoefenen van handelsactiviteiten, één en ander in de ruimste zin des woords.

(…)

Artikel 4

1 a) Ieder van de vennoten heeft bij aanvang van de vennootschap ingebracht: kennis, arbeid en vlijt.

(…)

Artikel 7

1. Alle vennoten zijn afzonderlijk bevoegd voor de vennootschap te handelen en te tekenen, de vennootschap aan derden en derden aan de vennootschap te verbinden voor zover deze handelingen een geldelijk belang van ? 5.000 niet overschrijden.

2. De medewerking van alle vennoten wordt echter gevorderd voor:

a. het verkrijgen, vervreemden, huren, verhuren en huur opzeggen van onroerende goederen;

b. het verlenen van zakelijke rechten en het overdragen tot zekerheid van roerende zaken;

c. het in dienst nemen van personeel en het ontslaan van personeel - anders dan wegens een dringende reden in de zin der wet -, het toekennen van pensioenrechten, (…)

(…)

h. het voeren van rechtsgedingen (…);

De vennoten kunnen gezamenlijk besluiten om (rechts)personen werkzaam voor of in opdracht van de vennootschap te machtigen om bepaalde (rechts)handelingen voor de vennootschap uit te oefenen.

Onderlinge verhouding van de vennoten

Artikel 8

1. De vennoten zullen in gezamenlijk overleg vaststellen welke werkzaamheden door ieder van hen ten dienste van de vennootschap zullen worden verricht.

2. Voor zover een vennoot een rechtspersoon betreft zal voor de werkzaamheden van de besloten vennootschap slechts door één directeur worden vertegenwoordigd.

3. Zowel directeuren van vennoot-rechtspersonen, als andere personen die door ziekte of invaliditeit niet in staat zijn de werkzaamheden van de vennootschap uit te voeren, behouden volledig recht op hun aandeel in de winst.

4. In het geval als bedoeld in lid 3, nemen de andere vennoten, al dan niet met behulp van derden, de werkzaamheden van de andere vennoot waar.

(…)

Artikel 9

(…)

2. Na afloop van elk boekjaar sluiten de vennoten de boeken van de vennootschap af en worden door hen een balans en een winst- en verliesrekening opgemaakt welke stukken aan de vennoten ter inzage worden verstrekt. Zonder schriftelijke bezwaren die binnen één maand na inzage bij de vennootschap ingediend dienen te zijn wordt de jaarrekening beschouwd als onherroepelijk alle vennoten bindend en door hen goedgekeurd te zijn.

3. Het onder 2 bepaalde zal eveneens geschieden per de datum waarop een vennoot ophoudt vennoot te zijn, alsmede wanneer de vennootschap eindigt, per de datum van het eindigen van de vennootschap.

(…)

Artikel 10

1. De vennoten verdelen de jaarlijkse netto-winst als volgt:

a) Allereerst komt aan iedere vennoot een rente toe zoals vermeld in artikel 4 lid d over het saldo van zijn/haar kapitaalrekening en privé-rekening bij de aanvang van het desbetreffende boekjaar.

b) Daarna komt uit de winst aan elke vennoot een ondernemersloon toe, welk ondernemersloon de vennoten bij de aanvang van elk boekjaar vaststellen.

c) Vervolgens wordt de overblijvende winst door de vennoten gelijkelijk verdeeld.

De verliezen dragen de vennoten op de wijze vermeld in lid c van dit artikel.

Artikel 11

Ieder der vennoten is bevoegd om als voorschot op zijn/haar winstaandeel wekelijks een bedrag bij de vennootschap op te nemen, waarvan de grootte door de vennoten in onderling overleg wordt vastgesteld.

(…)

2. Indien bij de vaststelling van de jaarstukken blijkt dat een vennoot meer dan zijn/haar winstaandeel heeft ontvangen moet hij/zij het teveel genotene terugbetalen.

(…)

Beëindiging van de vennootschap

Artikel 12

De vennootschap eindigt:

1. door een besluit tot ontbinding in onderling overleg;

2. door opzegging, als bedoeld in artikel 3;

(…)

Artikel 14

1. Indien de vennootschap eindigt door een der oorzaken, vermeld in artikel 12 onder lid 2 tot en met 9, hebben de andere vennoten, bij wie de oorzaak van de beëindiging niet is gelegen, het recht de zaken der vennootschap onder dezelfde naam alleen, tezamen of met anderen voort te zetten, mits zij schriftelijk zulks uiterlijk drie maanden na het einde van de vennootschap verklaren tegenover de uittredende venno(o)t(en) of diens/hun rechtverkrijgenden.

(…)

Artikel 15

1. De venno(o)t(en), die overeenkomstig artikel 14 de zaken der vennootschap voortzet(ten) is/zijn gerechtigd al zijn/haar activa over te nemen, onder gehoudenheid alle passiva van de vennootschap voor zijn/hun rekening te nemen. De uittredende venno(o)t(en) kan/kunnen in genoemd geval de vereffening van de zaken der vennootschap niet vorderen.

2. De venno(o)t(en), die de zaken van de vennootschap voortzet(ten) zijn/is terzake van de overname uitsluitend gehouden tot uitkering aan de uittredende venno(o)t(en) of zijn/haar rechtverkrijgenden van de kapitaalrekening en de privé-rekening en wel binnen zes maanden na de ontbindingsdatum en zijn/haar/hun aandeel in de alsdan aanwezige stille reserves uit te keren in termijnen op de voet als in het volgende artikel is bedoeld.

3. Indien bij toepassing van artikel 13 blijkt, dat de uittredende venno(o)t(en) een schuld heeft/hebben jegens de andere venno(o)t(en), moet(en) de uittredende venno(o)t(en) die schuld binnen twee maanden na het eindigen van de vennootschap aflossen.

(…)”

2.7. Ten tijde van het ondertekenen van de vennootschapsakte tekende ieder van de nieuwe vennoten, niet zijnde eiseres (hierna: de Polen) tevens een stuk met de volgende inhoud:

“De ondergetekende, [naam Pool] per adres a-straat, Z, geboortedatum …. machtigt hierbij X BV, gevestigd te Z, a-straat, hierbij rechtsgeldig vertegenwoordigd door haar direkteur mevrouw [initiaal] J

- hem te vertegenwoordigen of te doen vertegenwoordigen in alle belasting-, civielerechterlijke- en (sociale)- verzekeringenaangelegenheden waaronder begrepen het namens hem indienen van aangiftebiljetten inkomstenbelasting/ Premie volksverzekeringen, bezwaarschriften, beroepgeschriften en het instellen van beroep in cassatie of andere nodige geschriften, het afsluiten en opzeggen van verzekeringen.

- Al datgene te doen, het geven of doen geven dat tot de afwikkeling van belasting-, civielrechtelijke- en (sociale)- verzekeringenaangelegenheden behoort of kan gaan behoren.

Aldus getekend te Z, d.d ……

[ondertekening]”

2.8. Direct na de oprichting werkt de vennootschap nagenoeg geheel voor E Exploitatiemaatschappij B.V. (wiens enig aandeelhouder E is). Daarnaast is de vennootschap werkzaam voor eiseres, P B.V. en K B.V. Deze laatste twee B.V.’s zijn gedeeltelijk eigendom van E. Na de beginperiode heeft eiseres steeds meer ook voor andere opdrachtgevers gewerkt.

2.9. In de administratie van de vennootschap is een stuk aangetroffen dat de organisatiestructuur en taakverdeling van de vennootschap als volgt weergeeft:

X [initiaal] Q VENNOTEN

Dagelijkse administratie Acquisitie naar potentiële opdrachtgevers Verrichten van diverse voorkomende werkzaamheden

Machtiging bank Aanspreekpunt vennoten

Kasboek Leidinggevende en controlerende functie m.b.t. sociale leven vennoten

Facturering Voorschotbetalingen

Inkoop facturen Contactpersoon voor opdrachtgever

Betalingen per bank Aannemen van werken

2.10. Op 19 augustus 1999 heeft de inspecteur van de Arbeidsinspectie R een inspectie uitgevoerd op een bouwterrein aan het b-straat te AA, alwaar een parkeergarage werd gebouwd. Aldaar werden vier Poolse timmerlieden werkend aangetroffen.

Op vrijdag 20 augustus 1999, omstreeks 8.30 uur heeft de inspecteur van de Arbeidsinspectie S deze vier Polen (T, U, V en W) opnieuw aangetroffen. De Polen voornoemd hebben op 20 augustus 1999 ten overstaan van voormelde inspecteur verklaringen afgelegd, waarvan een procesverbaal is opgemaakt dat - voor zover hier van belang - het navolgende vermeldt:

“De hiervoor onder nummer 1 vermelde T verklaarde mij het volgende:

“Ik ben timmerman van beroep. Ik ben werkloos in Polen. Ik beschouw E als mijn baas. Een Pool, genaamd [voornaam Q], is de bemiddelaar. Hij heeft mij papieren laten ondertekenen. De inhoud van deze papieren weet ik niet, want zij waren in het Nederlands gesteld. [voornaam Q] gaf aan dat dat een soort werkovereenkomst was. Ik beschouw mij geen vennoot. Ik weet nog niet eens wat dat inhoudt. Ik ben gewoon werknemer. Ik doe wat mij opgedragen wordt en ik krijg daarvoor betaald. Ik heb tot nu 7 weken gewerkt voor E. Tot nu toe heb ik f 3000,- van E betaald gekregen. (…) Ik heb wel begrepen dat ik medevennoot ben van een vennootschap. Ik snap absoluut niet wat dat betekent. Voor mij was het alleen maar te doen om geld te verdienen. Door een Nederlander op de bouw werd ons duidelijk gemaakt wat wij moesten doen.”

De hiervoor onder nummer 2 vermelde U verklaarde mij het volgende:

“Ik ben metselaar van beroep. (…) Ik voel mij werknemer. Ik heb een soort werkovereenkomst getekend, althans zo legde [voornaam Q] dat uit. Hij is een Pool. Over een vennootschap weet ik niets. Namens E werk ik hier. Wij rijden in een auto van E dagelijks heen en weer van Z naar AA. Door een Nederlander op de bouw werd ons duidelijk gemaakt wat wij moesten doen. (…)”

De hiervoor onder nummer 3 genoemde V verklaarde mij het volgende:

“Ik ben sinds 2 weken in Nederland. (…) Naar aanleiding van een advertentie in een Poolse krant ben ik aan werk gekomen in Nederland. Ik heb stukken ondertekend. Deze papieren waren in het Nederlands gesteld. Het waren volgens [voornaam Q] werkovereenkomsten. Ik heb voor 1 week werk ongeveer f 400,- ontvangen. Ik heb daarvoor 40 uur moeten werken. (…) Van Nederlanders op de bouw kregen wij te horen wat wij moesten doen. (…)”

De hiervoor onder nummer 4 genoemde W verklaarde mij het volgende:

“Ik werk nog maar kort voor E. E beschouw ik als mijn baas. Ik weet niets van een vennootschap. Ik beschouw mij als werknemer. (…) Van Nederlanders op de bouw kregen wij te horen wat wij moesten doen. (…)”

(…)”

2.11. Op vrijdag 20 augustus 1999 heeft AB ten overstaan van de inspecteur van de Arbeidsinspectie S - voor zover van belang - het navolgende verklaard:

“Ik ben als hoofduitvoerder in loondienst bij de AC B.V. gevestigd te AD. (…) Naast het eigen personeel wordt ook gebruik gemaakt van onderaannemers. Door een tekort aan eigen personeel heb ik kort voor de bouwvakvakantie met de heer E, eigenaar van het gelijknamige aannemingsbedrijf E BV uit Z, afgesproken dat hij een 4-tal timmerlieden ter beschikking zou stellen. Als zij voldeden dan zou het werk worden aangenomen. Deze timmerlieden waren van de Poolse nationaliteit. Volgens E huurde hij ze in van een ander bedrijf. (…) Vanaf 9 augustus j.l. zijn 3 Polen namens E met het werk begonnen en vanaf 16 augustus j.l. kwam er nog een 4e Pool bij. De gewerkte uren zijn vastgelegd op urenstaten. (…) Het werk dat de Polen moesten doen werd opgedragen door de heer AE, dagelijks uitvoerder van de AC B.V. Volgende week zou ik met E, die nu nog met vakantie is, definitieve afspraken maken over de prijs, omvang van het werk en eventuele ontbrekende gegevens. (…)”

2.12. Op maandag 6 september 1999 heeft E ten overstaan van de inspecteur van de Arbeidsinspectie S - voor hier zover van belang - het volgende verklaard:

“Ik ben directeur van E Beheer B.V. gevestigd te Z. (…) Ik heb toen 3 en later 4 Polen van VOF O naar het werk van de AC B.V. te AA gestuurd. Het betrof timmerlieden. Ik werkte al eerder met V.O.F. O. De contacten met VOF O lopen via ene [voornaam Q] Q. Met hem maak ik ook de prijsafspraken. Voor het werk aan de parkeergarage in AA had ik nog geen afspraken gemaakt. De oorzaak hiervan was het feit dat alles op zeer korte termijn moest worden geregeld. Na mijn vakantie, ik ben eind augustus teruggekomen, zou ik met AB van de AC B.V. en Q nadere prijsafspraken maken. De Polen hebben in week 32 en 33 in opdracht van mij c.q. Exploitatiebedrijf BV gewerkt voor de AC B.V. in AA. (…)”

2.13. Op 12 januari 2000 hebben de onderstaande personen op een vragenformulier V.O.F. van de Arbeidsinspectie - voor zover hier van belang - het volgende ingevuld:

(…)

Naam gehoorde: K

(…)

Doel van komst naar Nederland arbeid om te verdienen

Hoe, waar en wanneer kwam u in contact met de V.O.F. Hoe: d.m.v. een kennis [naam kennis]

Waar: Polen

(…)

Bij aankomst in Nederland contact gehad met naam: [voornaam J] J (vennoot d.m.v. B.V.)

Wie heeft er voor een verblijfplaats gezorgd Gewoon bij vennoten ingetrokken

(…)

Wie is de contactpersoon van de V.O.F. naam: [voornaam Q] (…)

Wat bent u samen overeengekomen (…) Beslissen alles gezamenlijk

Welke stukken heeft u ondertekend ja, diverse documenten die vertaald worden

Ik heb vertrouwen in [voornaam J]

In welke taal waren deze stukken en wie heeft [voornaam J] vertelt het in het Nederlands en [voornaam Q]

deze eventueel vertaald vertaalt het

Wat staat er in die stukken weet ik niet

U bent vennoot, wat houdt dit in ik ben eigenaar, gezamenlijk doen wij het werk

(…)

Op welke wijze vindt er overleg plaats tussen de vennoten

(waar, frequentie e.d.) elke vrijdag (a-straat te Z)

Wie bepalen de prijzen voor opdrachtgevers gezamenlijk

Wie zorgt voor de facturen aan opdrachtgevers {voornaam J]

(…)

Wel administratiekantoor verzorgt de boek- [voornaam J] verzorgt de administratie. Er is ook een

houding van de V.O.F. boekhouder

Weet u dat u hoofdelijk aansprakelijk bent

voor schulden van de V.O.F. nee

Wie stuurde u naar dit werk Werk AD, d.m.v. E die het aangeboden heeft

(…)

Wordt het werk bijgehouden in uren d.m.v lijst

Wie houdt uren- of productiebriefjes bij [voornaam J]

Wat gebeurt hiermee [voornaam J] verwerkt ze d.m.v. facturen

Wat zijn de afspraken bij ziekte is nog nooit gebeurd

Wat krijgt u uitbetaald voorschot f 1500 à f 1600 per 2 weken

(…)

Door wie wordt er uitbetaald [voornaam J]

Hoe wordt er uitbetaald contant

(…)

Op welke wijze wordt u op de hoogte gehouden

van verlies en winst van de V.O.F. Op vrijdag vindt overleg plaats dan worden de resultaten besproken

Heeft u winstuitkeringen gehad nee

Heeft u nog geld tegoed van de V.O.F. nee alleen winstdeling

(…)

Draagt u belasting af in Nederland nee [voornaam J] betaalt alles

(…)

Naam gehoorde M

(…)

Doel van komst naar Nederland beter verdienen

Hoe waar en wanneer kwam u in contact met de V.O.F. Hoe: via kennis [naam kennis], kende Q

Waar: Polen met de vraag of hij in NL zou willen werken

(…)

Bij aankomst in Nederland contact gehad met naam [voornaam Q] Q

Wie heeft er voor een verblijfplaats gezorgd id.

(…)

Wie is de contactpersoon van de V.O.F. naam: [initiaal Q] Q i.v.m. taal, organisatorisch

(…)

Wat bent u samen overeengekomen via Q opdracht, geeft aan welke werkzaamheden, vakman wordt ingezet, er is geen bepaalde werk[onleesbaar]

Welke stukken heeft u ondertekend ja, niet bekend wat is ondertekend, machtiging ondertekend dat mevr. (…)

In welke taal waren deze stukken en wie

heeft deze eventueel vertaald Nl’s Dhr Q heeft vertaald

Wat staat er in die stukken Niet precies, algemeen. Iets i.v.m. verzekeringen Niet precies bekend

U bent vennoot, wat houdt dat in Ik werk voor mijzelf beslissingen nemen we samen kleding, gereedschap, auto aanschaf

(…)

Wie zorgt voor de facturen aan opdrachtgevers Dhr Q + mevr J

(…)

Weet u dat u hoofdelijk aansprakelijk bent

voor de schulden van de V.O.F. ja

Wie stuurt u naar dit werk niemand, na onderling overleg (…)

(…)

Wordt het werk bijgehouden in uren (…)

Wie houdt uren- of productiebriefjes bij computer, geen rooster

(…)

Wat zijn de afspraken bij ziekte ik weet het niet, niet gebeurd, geen afspraak

Wat krijgt u uitbetaald afh. opdracht voorschot f 1600,- per 2 weken

Zijn er afspraken t.a.v. uitbetalingen gemaakt nee

Moet u een deel afstaan aan de V.O.F. ja, hoeveel niet bekend, waarvoor huur, gereedschap, werkkleding

(…)

Hoe wordt er uitbetaald contant

(…)

Krijgt u bij afwezigheid doorbetaald nee dan werk ik niet

Met wie is er contact bij wijzigingen in de

werkzaamheden op dit werk met dhr. Q

(…)

Zijn er afspraken gemaakt omtrent de eind- nee, niet over nagedacht

afrekening bij vertrek uit Nederland of geen concrete afspraken

uittreding V.O.F. bij uittreden wordt er verrekend

(…)

Heeft u winstuitkeringen gehad over 1999 nog geen verrekening

(…)

Naam gehoorde AE

(…)

Bij aankomst in Nederland contact gehad met [voornaam Q], kennis werkte hier al

(…)

Wat bent u samen overeengekomen Wij krijgen een voorschot, er blijft altijd wat op de rekening staan. Wij krijgen 1/17 deel. Wij vertrouwen elkaar, dus er staat niks op papier.

Welke stukken heeft u ondertekend verzekeringen. Iets dat wij elkaar vertrouwen. De beslissingen worden gezamenlijk genomen.

(…)

U bent vennoot, wat houdt dit in (…) gezamelijke beslissingen over het werk en wat wij aannemen

(…)

Weet u dat u hoofdelijk aansprakelijk bent

voor schulden van de V.O.F. ja, verder niet over gehad

(…)

Krijgt u bij ziekte of afwezigheid doorbetaald

van de V.O.F. ziekte nooit gebeurd, niet werken, niet betaald

(…)

Heeft u winstuitkeringen gehad nee, het jaar is nog niet afgesloten (…)

Heeft u geld tegoed van de V.O.F.: nee

Naam gehoorde mevr J

(…)

Wie is de contactpersoon van de V.O.F. mevr [initiaal J] J functie: administratie, inkoop materialen, volmachten; dhr [initiaal Q] Q: aquisitie, contacten opdrachtgever

(…)

Wat zijn de afspraken bij ziekte afmelding bij de opdrachtgever wordt vervanging verzorgd vennoot

(…)

Heeft u winstuitkeringen gehad ja geld staat apart

Heeft u nog geld tegoed van de V.O.F. nee

2.14. Door eiseres zijn verslagen overgelegd van werkoverleggen in de periode van februari 2000 tot en met oktober 2002. Bij deze overleggen zijn Polen aanwezig die op dat moment ingeschreven staan als vennoot van de vennootschap, maar ook Polen die op dat moment niet ingeschreven staan als vennoot bij de vennootschap. [voornaam Q] Q (hierna: Q) was bij deze overleggen ook aanwezig. Vanaf 1 januari 1999 staat Q bij de vennootschap op de loonlijst.

2.15. Uit de stukken met betrekking tot de winstverdeling over het jaar 1999 blijkt dat de Polen, die als vennoot stonden ingeschreven, bedragen te vorderen hadden respectievelijk verschuldigd waren. Deze bedragen varieerden van ruim f. 9.022 aan winst over 1999 dat nog uitgekeerd moet worden, tot f. 2.958 aan teveel ontvangen voorschotten. Niet is gebleken dat de winstuitkeringen en verliezen door middel van daadwerkelijke betalingen en ontvangsten zijn verrekend.

2.16. Op 9 juni 2000 is eiseres bij de Kamer van Koophandel uitgeschreven als vennoot van de vennootschap.

2.17. Twee kwitanties van de AF Bank vermelden kasopnames door J op

17 oktober 2000 voor een bedrag van f. 12.000 en op 14 december 2000 voor een bedrag van f. 12.500 van rekeningnummer [rekeningnummer]. Voormeld rekeningnummer staat op naam van de vennootschap.

2.18. Op 10 september 2003 is de inschrijving van de vennootschap bij de Kamer van Koophandel beëindigd. In de bestaansperiode van de vennootschap hebben 47 personen - op twee na alle van Poolse afkomst - voor kortere of langere tijd, variërend van één dag tot maximaal tweeënhalf jaar, bij de Kamer van Koophandel ingeschreven gestaan als vennoot van de vennootschap. In de periode dat eiseres als vennoot deel uit maakte van de vennootschap heeft de vennootschap vanaf de datum van oprichting tot de datum waarop eiseres is uitgeschreven bij de Kamer van Koophandel als vennoot te maken gehad met 27 medevennoten.

2.19. Verweerder heeft een boekenonderzoek ingesteld bij de vennootschap. Naar aanleiding van de uitkomst van dit onderzoek is een naheffingsaanslag LB/PVV over de jaren 1998 tot en met 2000 opgelegd aan de vennootschap. Tegen deze naheffingsaanslag werd bezwaar ingediend. Ten tijde van de behandeling van dat bezwaarschrift is door verweerder geconcludeerd dat de vennootschap in fiscaal-juridische zin niet heeft bestaan omdat de Polen niet konden worden beschouwd als zelfstandige ondernemers. Zij waren volgens verweerder werknemers van eiseres. De aan de vennootschap opgelegde naheffingsaanslag werd vernietigd en aan eiseres werden vervolgens de onderhavige naheffingsaanslag en vergrijpboete opgelegd.

3. Geschil en standpunten van partijen

3.1. Tussen partijen is in geschil of de naheffingsaanslag en de boete terecht en tot het juiste bedrag zijn opgelegd.

3.2. Eiseres neemt kort weergegeven de volgende standpunten in:

- er is geen sprake van een civielrechtelijke of fictieve dienstbetrekking tussen eiseres en de Polen, maar van een zelfstandig opererende vennootschap onder firma;

- er is ten onrechte brutering toegepast;

- eiseres is niet voor de juiste periode aangeslagen;

- er is sprake van discriminatie/detournement de pouvoir;

- naheffen kan niet op grond van het Associatieverdrag met Polen;

- de boete is ten onrechte opgelegd.

Eiseres concludeert tot gegrondverklaring van het beroep, vernietiging van de uitspraak op bezwaar en vernietiging van de aanslag en de boetebeschikking.

3.3. Verweerder stelt zich op het standpunt dat de Polen zijn aan te merken als werknemers van eiseres in privaatrechtelijke dan wel fictieve dienstbetrekking en concludeert tot ongegrondverklaring van het beroep. Van discriminatie en detournement de pouvoir is geen sprake. Eiseres is voor de juiste periode aangeslagen, er is terecht brutering toegepast en de vergrijpboete is terecht opgelegd. Het Associatieverdrag met Polen is hier niet van toepassing. Verweerder concludeert tot ongegrondverklaring van het beroep.

4. Beoordeling van het geschil

De naheffingsaanslag

4.1. In artikel 3.4 van de Wet inkomstenbelasting 2001 (hierna: Wet IB 2001) wordt onder ‘ondernemer’ verstaan: de belastingplichtige voor rekening van wie een onderneming wordt gedreven en die rechtstreeks wordt gebonden voor verbintenissen betreffende die onderneming.

4.2. Uit de stukken van het geding en het verhandelde ter zitting is gebleken dat de Polen geen van allen zelfstandig bevoegd waren de vennootschap op enige wijze te binden. Weliswaar is in de onder 2.6. vermelde vennootschapsakte in artikel 7, eerste lid, geregeld dat de Polen wel enige zelfstandige bevoegdheden hadden, maar slechts enkele weken na de oprichting van de vennootschap zijn door J, met terugwerkende kracht, de zelfstandige bevoegdheden aldus gewijzigd dat de Polen alleen nog bevoegd waren voor de vennootschap te handelen en te tekenen, de vennootschap aan derden en derden aan de vennootschap te verbinden met medewerking van eiseres. Eiseres was en bleef, zoals weergeven onder 2.5., voor deze handelingen wel zelfstandig bevoegd. Voorts werden in de vennootschapsakte in artikel 7, tweede lid, enkele ‘zwaardere’ bevoegdheden opgenomen, waarbij toestemming van alle vennoten noodzakelijk was, maar niet gebleken is dat de Polen op enig moment ook allemaal toestemming gaven en tekenden voor deze zaken, zoals het aangaan van het huurcontract voor het pand aan de a-straat, het sluiten van arbeidsovereenkomsten met onder andere Q en het in- en uittreden van vennoten. De gemachtigde van eiseres heeft desgevraagd ter zitting aangegeven dat alle Polen de onder 2.7. vermelde machtiging hebben ondertekend, zodat eiseres de Polen ook ten aanzien van de ‘zwaardere’ bevoegdheden niet meer om toestemming hoefde te vragen. Hiermee werd een situatie gecreëerd waarbij eiseres bevoegd was om geheel zelfstandig alle handelingen in de breedste zin van het woord te verrichten. Toestemming voor enig handelen van de zijde van de Polen was daarmee onnodig geworden. Hiermee verloren de Polen elke (mede)beslissingsbevoegdheid en hiermee iedere vorm van zelfstandigheid.

Het standpunt van eiseres dat er ten aanzien van de Polen sprake was van een - in de praktijk vaker voorkomende - situatie waarin de externe bevoegdheidsverdeling afwijkt van de interne bevoegdheidsverdeling, maakt dit niet anders. Voor het aannemen van zelfstandig ondernemerschap is ook een naar buiten toe gerichte bevoegdheid essentieel. Bovendien blijkt de gestelde andere interne bevoegdheid van de Polen uit niets anders dan de vennootschapsakte, waarvan is komen vast te staan dat daarnaar, met betrekking tot de daarin neergelegde bevoegdheden, niet werd gehandeld.

4.3. Voorts is niet gebleken dat de Polen zich op enig moment naar buiten toe als ondernemers hebben geafficheerd. De contacten met opdrachtgevers liepen via Q, de contacten met de adviseur via J en Q en de contacten met de bank via J. Voor zover er op het briefpapier en de facturen al een telefoonnummer vermeld stond, eerst vanaf het vierde kwartaal 1999, was dit het mobiele nummer van Q. De enige werkzaamheid waarvan is vastgesteld dat de Polen deze hebben verricht, is - eenvoudige - arbeid op de bouwplaatsen van de diverse opdrachtgevers. Uit de gedingstukken is voorts niet gebleken dat de Polen een grotere inhoudelijke dan wel financiële verantwoordelijkheid voor de werkzaamheden aanvaardden dan de enkele uitvoering daarvan. Niet is gebleken dat de Polen, gelijk een zelfstandige ondernemer, de werkzaamheden naar eigen inzicht indeelden en verrichtten.

4.4. De Polen werden contant betaald per gewerkt uur. Daarna werd, uitsluitend in de boeken, een winstverdeling berekend. Verder is gebleken dat de toe- en uittreding van de Polen als vennoot van de vennootschap nooit gepaard is gegaan met enige verrekening. Er heeft nimmer een afrekening van enige goodwill, stille reserves, winsten of verliezen plaatsgevonden. Ook het afsluiten van een boekjaar heeft nooit geleid tot daadwerkelijke (terug)betalingen. Dit terwijl verschillende Polen blijkens de winstverdeling van 1999 recht hadden op een aanzienlijke winstuitkering en andere Polen aanzienlijke bedragen verschuldigd waren aan de vennootschap.

Het standpunt van eiseres dat winstverdeling, dan wel afrekening bij uittreding niet meer mogelijk was omdat de Polen onverwijld Nederland moesten verlaten en niet meer te traceren waren, acht de rechtbank weinig geloofwaardig. Niet alleen is gebleken dat verschillende Polen na uittreding in Nederland zijn blijven werken, onder meer voor de vennootschap, maar bovendien kenden veel Polen elkaar en staan de adressen van de Polen in hun land van herkomst in meerdere stukken, waaronder de stukken van de Kamer van Koophandel, vermeld.

Niet gebleken is dat enige poging is ondernomen om af te rekenen, winst uit te keren of verliezen te verrekenen, zodat de rechtbank niet anders kan, dan concluderen dat het vanaf het begin de bedoeling is geweest de Polen per uur te betalen. Nu de Polen na betaling per uur verder geen consequenties ondervonden met betrekking tot de resultaten van de vennootschap, kan niet gezegd worden dat de Polen enig debiteurenrisico liepen.

4.5. Tenslotte merkt de rechtbank nog op dat uit de onder 2.10. en 2.13. opgenomen verklaringen van een viertal Polen blijkt dat zij zich als werknemer beschouwden. Bovendien blijkt uit de door hen gegeven antwoorden op het formulier V.O.F. (2.13.) van de Arbeidsinspectie dat, alhoewel de Polen op dat moment, anders dan in hun eerdere verklaringen, wel aangeven vennoot te zijn, zij geen enkele besef hadden van wat vennoot zijn inhoudt. Zij verklaarden geen enkele kennis te hebben van de inhoud van de door hen ondertekende vennootschapsakte en van de gevolgen hiervan, zoals de hoofdelijke aansprakelijkheid voor de schulden van de vennootschap.

4.6. Gelet op hetgeen is overwogen onder 4.2. tot en met 4.5., één en ander bezien in onderling verband, kunnen de werkzaamheden van de Polen, naar het oordeel van de rechtbank, niet worden aangemerkt als werkzaamheden in het kader van een door de Polen gedreven onderneming in de zin van artikel 3.4 van de Wet IB 2001. De Polen zijn niet aan te merken als zelfstandige ondernemers, zodat van een vennootschap onder firma geen sprake is.

4.7. Nu er geen sprake is van een vennootschap onder firma, ziet de rechtbank zich voor de vraag gesteld of de Polen in dienstbetrekking tot eiseres staan.

4.8. Op grond van het bepaalde in de Wet op de loonbelasting 1964 (hierna: Wet LB) wordt - voor zover hier relevant - onder de naam ‘loonbelasting’ van werknemers of hun inhoudingsplichtige belasting geheven over het belastbaar loon. Inhoudingsplichtige is degene tot wie een persoon in dienstbetrekking staat.

4.9. Onder ‘werknemer’ wordt onder meer verstaan een natuurlijk persoon die tot een inhoudingsplichtige in privaatrechtelijke dienstbetrekking staat. Om te kunnen spreken van een dienstbetrekking in hiervoor bedoelde zin, zal er tussen partijen een arbeidsovereenkomst naar burgerlijk recht moeten zijn gesloten, waarbij, gelet op het bepaalde in artikel 7:610, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW), aan de volgende voorwaarden moet zijn voldaan:

- er moet een gezagsverhouding bestaan tussen degene die de arbeid opdraagt en degene die de arbeid verricht;

- de werknemer is verplicht tot het persoonlijk verrichten van arbeid gedurende zekere tijd; en

- de werkgever heeft een verplichting tot het betalen van loon.

4.10. In de rechtsoverwegingen 4.2. tot en met 4.5. is reeds overwogen dat alleen eiseres derden kon binden, dat de Polen zich nimmer als vennoot hebben geafficheerd, dat de Polen geen debiteurenrisico liepen en dat de Polen zich als werknemer beschouwden. Voorts is op grond van de vermelde feiten, in onderlinge samenhang bezien, ook vast komen te staan dat de bijdrage van de Polen enkel bestond uit het verrichten van arbeid op de bouwplaatsen van de opdrachtgevers. Deze werkzaamheden werden uitgevoerd onder leiding en toezicht van de opdrachtgevers. Deze hadden de mogelijkheid om Polen die onvoldoende presteerden weg te sturen. Een opdrachtgever bepaalde de te verrichten werkzaamheden, de plaats van de werkzaamheden en de periode waarin de werkzaamheden moesten worden verricht. De door de Polen gewerkte uren werden bijgehouden door middel van werkurenbriefjes die door de opdrachtgever werden goedgekeurd. Bij problemen, voor prijsafspraken of ingeval van behoefte aan meer personeel namen de opdrachtgevers contact op met eiseres, in de persoon van Q of J. Gelet op de ondertekening van de arbeidsovereenkomst met Q door J en het feit dat er van een vennootschap onder firma geen sprake was, moet Q geacht worden in dienst te zijn geweest bij eiseres. Uit de gedingstukken blijkt dat Q en J alles regelden: het binnenhalen van opdrachtgevers, het maken van prijsafspraken, het onderhouden van contacten met de opdrachtgevers, de facturering, de uitbetaling van de Polen, de administratie, de verzorging van woonruimte voor de Polen, het sluiten van huurovereenkomsten, enzovoorts. Gelet op voormelde gang van zaken dient het door de opdrachtgevers uitgeoefende gezag als afgeleide van dat van eiseres te worden beschouwd.

4.11. Gelet op het voormelde complex van feiten en omstandigheden is evenzeer aannemelijk dat sprake is van de verplichting tot het persoonlijk verrichten van arbeid gedurende zekere tijd. De Polen konden niet door een willekeurige derde worden vervangen. Vervanging, voor zover die al plaats vond, vond plaats uit het bestaande bestand van Polen van de zijde van eiseres. Eiseres was op haar beurt verplicht de Polen voor de geleverde prestaties te betalen.

4.12. Een en ander betekent dat de overeenkomst tussen eiseres en ieder van de Polen als privaatrechtelijke dienstbetrekking dient te worden aangemerkt en dat eiseres de Polen ter beschikking heeft gesteld aan de opdrachtgevers om onder hun toezicht of leiding werkzaamheden te verrichten. Aldus is sprake van uitzendovereenkomsten tussen eiseres en de Polen in de zin van artikel 7:690 van het BW en mitsdien van privaatrechtelijke dienstbetrekkingen als bedoeld in artikel 2, eerste lid, van de Wet LB. De aan de Polen uitbetaalde vergoedingen vormen dan ook loon en eiseres had hierover LB/PVV moeten inhouden en afdragen over de periode van 1 januari 1999 tot en met 31 december 2000.

4.13. De uitschrijving van eiseres op 9 juni 2000 uit de registers van de Kamer van Koophandel als vennoot van de vennootschap doet aan het vorenstaande niet af. Van een vennootschap onder firma was immers geen sprake en met de uitschrijving uit de registers van de Kamer van Koophandel wordt het feitelijk aanwezige dienstverband van de Polen met eiseres niet teniet gedaan.

4.14. Op grond van de vaststaande feiten, het hiervoor overwogene en hetgeen verweerder daaromtrent naar voren heeft gebracht - dit alles in onderlinge verband en samenhang beschouwd - acht de rechtbank aannemelijk gemaakt dat het aan (voorwaardelijke) opzet van eiseres is te wijten dat te weinig loonbelasting is betaald. Eiseres heeft haar arbeidsrelatie tot de Polen in strijd met de werkelijkheid gepresenteerd als een vennootschap onder firma.

Eiseres heeft opzettelijk de werkelijkheid anders gepresenteerd om door middel van deze schijnconstructie Polen die anders niet in Nederland werkzaam mochten zijn, in Nederland te laten werken. Het onmiddellijke en voor eiseres duidelijk zichtbare gevolg van deze schijnconstructie is dat voor de Polen geen loonbelasting afgedragen werd, omdat zij immers op papier niet als werknemers gepresenteerd werden. Eiseres heeft derhalve door de gekozen constructie opzettelijk te weinig belasting betaald. Nu eiseres ter zitting uitdrukkelijk heeft verklaard dat de Polen in het land van herkomst niet te achterhalen waren, heeft eiseres, ongeacht de geloofwaardigheid hiervan, zelf het standpunt ingenomen dat een eventuele naheffing over dit loon niet meer verhaalbaar is op de werknemers, dan wel aangegeven dat zij geen poging zal doen de na te heffen belasting te verhalen. Brutering is derhalve op haar plaats.

4.15. Eiseres heeft zich voorts op het standpunt gesteld dat, nu verweerder in het rapport de Polen heeft aangeduid als arbeidskrachten en J, dan wel eiseres als ondernemer/werkgever, er sprake is van détournement de pouvoir. De door verweerder gekozen termen getuigen van vooringenomenheid, aldus eiseres. De rechtbank is van oordeel dat uit het standpunt van eiseres, zelfs indien dit voor juist gehouden zou moeten worden, geen misbruik van enige bevoegdheid van de zijde van verweerder blijkt voor een ander doel dan waarvoor zij is gegeven. De grief faalt. Van vooringenomenheid is de rechtbank overigens ook niet gebleken.

4.16. Anders dan eiseres bepleit, vallen de Polen, nu zij niet zijn aan te merken als zelfstandig ondernemers, niet onder de bepalingen van het Associatieverdrag. Ook deze grief faalt.

4.17. Eiseres heeft zich voorts op het standpunt gesteld dat nu er sprake was van verhoren in strafrechtelijke zin, die gericht waren op het vaststellen van strafrechtelijke feiten, de Polen de cautie had moeten worden gegeven. Deze grief faalt. Niet gebleken is dat de Polen als verdachten van een strafbaar feit zijn gehoord.

4.18. Het standpunt van eiseres dat alle vennoten uit Polen zijn verhoord, maar dat slechts een fractie van de verhoren is opgenomen in het onderzoek, alsmede de stelling dat de Polen gehoord zijn in aanwezigheid van een tolk die noch de Nederlandse noch de Poolse taal machtig is, heeft eiseres op geen enkele wijze onderbouwd of anderszins aannemelijk gemaakt, zodat de rechtbank hieraan voorbij gaat.

De boete

4.19. In artikel 67f, eerste lid, van de Algemene wet inzake rijksbelastingen is bepaald dat indien het aan opzet of grove schuld van de inhoudingsplichtige is te wijten dat belasting welke op aangifte moet worden voldaan of afgedragen niet, gedeeltelijk niet, dan wel niet binnen de in de belastingwet gestelde termijn is betaald, dit een vergrijp vormt ter zake waarvan de inspecteur hem een boete kan opleggen van ten hoogste 100 procent van de in het tweede lid omschreven grondslag voor de boete.

4.20. Gelet op het overwogene ten aanzien van de opzet onder 4.14. acht de rechtbank een boete van 50 procent (f. 317.365), gelet op de omstandigheden van de zaak, passend en geboden.

4.21. De rechtbank zal thans onderzoeken of sprake is van een overschrijding van de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6, eerste lid, van het Europees verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (hierna: EVRM). Daarbij neemt de rechtbank de uitspraak van de Hoge Raad van 22 april 2005, nr. 37 984, BNB 2005/337, als leidraad.

De strafvervolging is naar het oordeel van de rechtbank aangevangen na kennisneming van het rapport van 11 december 2002, aangezien eiseres aan de aankondiging in het rapport redelijkerwijs de verwachting heeft kunnen ontlenen dat er een boete zou worden opgelegd. Tussen dit tijdstip en het tijdstip waarop de rechtbank uitspraak doet, is een periode van vijf jaren en drie maanden verstreken. Naar het oordeel van de rechtbank is met de duur van de behandeling van het bezwaar en het beroep tegen de boetebeschikking de redelijke termijn van artikel 6, eerste lid, van het EVRM overschreden nu deze een termijn van twee jaren na de aanvang van de strafvervolging heeft overtroffen. Gesteld noch gebleken is dat dit procesverloop in betekenende mate door eiseres is beïnvloed. Deze overschrijding van de redelijke termijn wordt naar het oordeel van de rechtbank ook overigens niet geheel gerechtvaardigd door bijzondere omstandigheden, zoals de ingewikkeldheid van de zaak. De rechtbank is daarom, anders dan verweerder, van oordeel dat een matiging van de boete met 20 procent tot f. 254.108 (€ 115.309) op haar plaats is.

4.22. Gelet op het vorenoverwogene dient het beroep gegrond te worden verklaard.

5. Proceskosten

De rechtbank vindt aan¬lei¬ding verweerder te veroordelen in de kos¬ten die eiseres in verband met de behande¬ling van het beroep redelij¬kerwijs heeft moeten maken. Deze kosten zijn op de voet van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vastgesteld op € 1.449 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting, 0,5 punt voor het verstrekken van schriftelijke inlichtingen en 0,5 punt voor het verschijnen ter nadere zitting met een waarde per punt van € 322,- en een wegingsfactor 1,5).

6. Beslissing

De rechtbank:

- verklaart het beroep gegrond;

- vernietigt de uitspraak op bezwaar voor zover het de boete betreft;

- vermindert de vergrijpboete tot € 115.309,- en bepaalt dat deze uitspraak in zo verre in de plaats treedt van het vernietigde besluit;

- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres ten bedrage van € 1.449,- en wijst de Staat der Nederlanden (Ministerie van Financiën) aan dit bedrag aan eiseres te voldoen;

- gelast dat de Staat der Nederlanden (Ministerie van Financiën) het door eiseres betaalde griffierecht van € 276,- vergoedt.

Deze uitspraak is gedaan op 23 april 2008 en op dezelfde dag in het openbaar uitgesproken door mr. A.E. Keulemans, voorzitter, mr. R.G. Kemmers en mr. A. van Dongen, rechters, in tegenwoordigheid van mr. N. Hoens, griffier.

Afschrift verzonden aan partijen op:

De rechtbank heeft geen bezwaar tegen afgifte door de griffier van een afschrift van de uitspraak in geanonimiseerde vorm.

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof te Amsterdam (belastingkamer), Postbus 1312, 1000 BH Amsterdam.

Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:

1 - bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd;

2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:

a. de naam en het adres van de indiener;

b. een dagtekening;

c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;

d. de gronden van het hoger beroep.