Rechtbank Haarlem, 30-06-2008, BD6251, 06/9259
Rechtbank Haarlem, 30-06-2008, BD6251, 06/9259
Gegevens
- Instantie
- Rechtbank Haarlem
- Datum uitspraak
- 30 juni 2008
- Datum publicatie
- 30 juli 2008
- ECLI
- ECLI:NL:RBHAA:2008:BD6251
- Formele relaties
- Hoger beroep: ECLI:NL:GHAMS:2010:BM7578, Bekrachtiging/bevestiging
- Zaaknummer
- 06/9259
Inhoudsindicatie
BPM. Onbezette kilometers van en naar de plaats waar het vervoer met de auto voor de uitvoering van trouwerijen, met inbegrip van het afhalen en terugbrengen van de deelnemers, hebben plaatsgevonden binnen de exploitatie van de auto voor trouwvervoer. Derhalve is niet voldaan aan artikel 16 wet BPM.
Uitspraak
RECHTBANK HAARLEM
Sector bestuursrecht, enkelvoudige belastingkamer
Procedurenummer: AWB 06/9259
Uitspraakdatum: 30 juni 2008
Uitspraak als bedoeld in afdeling 8.2.6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in het geding tussen
X B.V., gevestigd te Z, eiseres,
en
P, verweerder.
1. Ontstaan en loop van het geding
1.1. Verweerder heeft aan eiseres over het tijdvak 14 maart 2002 tot en met 13 maart 2003 een naheffingsaanslag (aanslagnummer 000.000.0000) belasting van personenauto's en motorrijwielen (hierna: bpm) opgelegd ten bedrage van € 14.037, alsmede bij beschikking een boete van € 7.018.
1.2. Verweerder heeft bij in één geschrift vervatte uitspraken op bezwaar van 30 juni 2006 de naheffingsaanslag gehandhaafd en de boete verminderd tot nihil.
1.3. Eiseres heeft daartegen bij brief van 9 augustus 2006, ontvangen bij de rechtbank op 10 augustus 2006, beroep ingesteld. Verweerder heeft de op de zaak betrekking hebbende stukken overgelegd en een verweerschrift ingediend.
1.4. Eiseres heeft vóór de zitting nadere stukken ingediend. Deze stukken zijn in afschrift verstrekt aan verweerder.
1.5. Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 20 juni 2008. Namens eiseres zijn daar verschenen A en B. Namens verweerder zijn verschenen C en D.
2. Tussen partijen vaststaande feiten
2.1. Eiseres exploiteert een taxionderneming. In het onderhavige naheffingstijdvak was eiseres kentekenhouder van een Ford (USA) type Lincoln Town Car (verlengd en wit) met het kenteken 00-AA-BB (hierna: de auto).
2.2. Op verzoek van eiseres is aan haar met toepassing van artikel 16, eerste lid, van de Wet op de belasting van personenauto's en motorrijwielen (hierna: Wet bpm) teruggaaf van bpm verleend, omdat de auto was bestemd om geheel of nagenoeg geheel te worden gebruikt voor het verrichten van taxivervoer.
2.3. Bij eiseres is in april 2004 een boekenonderzoek ingesteld. In het naar aanleiding van dit onderzoek uitgebrachte rapport van 17 mei 2004 is, voor zover hier van belang, vermeld:
“…
3 Taxivervoer
3.1 Wettelijke regels
De definitie van taxivervoer in de Wet Personenvervoer luidt: personenvervoer per auto, geen openbaar vervoer zijnde, tegen betaling.
Uit V-N 1998/35.28 en V-N 96/391 blijkt dat trouwvervoer hier niet onder valt.
Voor de toepassing van het 90%-criterium geldt het feitelijk gebruik als trouwvervoer niet als taxivervoer, Dit laatste geldt ook bij het inhuren van een taxi door een trouwondernemer.
Omdat het trouwvervoer is uitgesloten van toepassing van de Wet Personenvervoer en dit vervoer niet het karakter van openbaar vervoer of taxivervoer heeft, kan het trouwvervoer niet delen in de teruggaaf zoals opgenomen in artikel 16 van de Wet BPM, dan wel in de vrijstelling zoals opgenomen in artikel 72, eerste lid, onderdeel n, van de Wet Motorrijtuigenbelasting 1994.
Ondanks de gebreken in de administratie heb ik het percentage trouwvervoer berekend:
1 termijn
Totaal verreden 15061
Trouwkilometers: 3112
Percentage is 20,6%
…
Tijdens het onderzoek geeft dhr. A aan, dat de opdrachten van trouwvervoer niet van de klanten zelf komen maar van de Y B.V.. De vervoerder X B.V. volgt die opdrachten uit. Ongeacht hoe beide B.V.’s het vervoer kwalificeren is de feitelijke situatie dat met de auto met het kenteken 00-AA-BB meer dan 10% trouwvervoer plaatsvindt.
3.2 Correctie BPM
Zoals uit dit rapport blijkt, is er geen sprake van een juiste en controleerbare kilometeradministratie en geeft ook de berekening van het percentage trouwvervoer geen aanknopingspunten om overtuigend te kunnen aantonen, dat de auto nagenoeg geheel voor taxivervoer op grond van de Wet personenvervoer is gebruikt.
Omdat er geen sluitende kilometeradministratie aanwezig is en het percentage trouwvervoer meer bedraagt dan 10% is de teruggave Belasting op Personenauto’s en Motorrijwielen voor de eerste termijn ten onrechte verleend.
…”
2.4. Naar aanleiding hiervan is de onderhavige naheffingsaanslag en boetebeschikking opgelegd.
3. Geschil
3.1. In geschil is of de onderhavige naheffingsaanslag terecht aan eiseres is opgelegd. Meer in bijzonder is in geschil of de auto voldoet aan eisen bedoeld in artikel 16 Wet bpm.
3.2. Naar aanleiding van de zitting is tussen partijen niet meer in geschil dat de aan eiseres door verweerder tegengeworpen ritten, zoals weergegeven in bijlage 18 van het verweerschrift, vervoer betreft met de auto voor de uitvoering van trouwerijen met inbegrip van het afhalen en terugbrengen van de deelnemers. Eiseres stelt zich echter op het standpunt dat de onbezette kilometers niet aan het trouwvervoer zijn toe te schrijven maar aan taxivervoer. Voorts doet eiseres een beroep op het Besluit van 27 juli 2001, nr. CPP2001/2033M.
3.3. Verweerder stelt dat de auto niet geheel of nagenoeg geheel is gebruikt voor taxivervoer. De onbezette kilometers van de in bijlage 18 van het verweerschrift genoemde ritten moeten worden toegerekend aan trouwvervoer.
4. Beoordeling van het geschil
4.1. Artikel 16, eerste lid, van de Wet bpm bepaalt dat teruggaaf van belasting, onder bij algemene maatregel van bestuur te stellen voorwaarden en beperkingen, op aanvraag wordt verleend in drie gelijke jaarlijkse termijnen voor personenauto’s die blijkens een ingevolge de Wet personenvervoer 2000 afgegeven vergunning, dan wel voor zover afgegeven een vergunningbewijs, zijn bestemd om openbaar vervoer of taxivervoer te verrichten.
4.2. Op grond van artikel 14, eerste lid, Uitvoeringsbesluit bpm wordt de onder 4.1. genoemde teruggaaf verleend indien de belastingplichtige daartoe verzoekt binnen dertien weken nadat het recht op teruggaaf is ontstaan en bij het verzoek worden overgelegd:
1°. een afschrift van de in artikel 16, eerste lid, van de wet bedoelde vergunning;
2°. een afschrift van de delen I en II van het bewijs dat ingevolge artikel 36, tweede lid, van de Wegenverkeerswet 1994 is afgegeven voor de personenauto; en
3°. een verklaring van de exploitant van de personenauto dat de personenauto in de periode van een jaar waarop het verzoek betrekking heeft, geheel of nagenoeg geheel is gebruikt voor het verrichten van openbaar vervoer of taxivervoer in de zin van de Wet personenvervoer 2000.
4.3. In het tweede lid van artikel 16 Wet bpm is bepaald dat de aanspraak op teruggaaf telkens voor een derde gedeelte ontstaat nadat een, twee en drie jaren zijn verstreken na het tijdstip waarop de personenauto, overeenkomstig de vergunning dan wel het vergunningbewijs, voor openbaar vervoer of taxivervoer in gebruik is genomen.
4.4. Ingevolge het vijfde lid van voormeld artikel bedraagt de teruggaaf nihil indien de personenauto in de voorafgaande periode van een jaar niet geheel of nagenoeg geheel is gebruikt voor het verrichten van openbaar vervoer of taxivervoer in de zin van de Wet personenvervoer 2000.
4.5. In artikel 1, onder j, van de Wet personenvervoer 2000 wordt taxivervoer gedefinieerd als personenvervoer per auto, niet zijnde openbaar vervoer, tegen betaling.
In artikel 2, tweede lid, van voornoemde wet is bepaald dat – voorzover hier van belang - deze wet of de daarop berustende bepalingen geheel of gedeeltelijk niet van toepassing zijn op bepaalde soorten van het in het eerste lid bedoelde vervoer.
4.6. Op grond van artikel 2, onder f, van het Besluit personenvervoer 2000 is de Wet personenvervoer 2000 niet van toepassing op vervoer met auto's of bussen voor de uitvoering van trouwerijen of uitvaarten met inbegrip van het afhalen en terugbrengen van de deelnemers.
4.7. Eiseres heeft zich op het standpunt gesteld dat de onbezette kilometers van de ritten die aan haar zijn tegengeworpen in bijlage 18 bij het verweerschrift niet gerekend moeten worden als trouwvervoer, maar gezien moeten worden als taxivervoer. De rechtbank volgt dit standpunt niet. Hof Den Haag heeft in zijn uitspraak van 7 december 1979, nr. 78/1978 (BNB 1981, 82) geoordeeld dat de ritten die de taxi-exploitant/chauffeur maakt om van diens woning naar de taxistandplaats, waar vandaan de werkzaamheden worden verricht, en terug te rijden, worden geacht te zijn geschied binnen de exploitatie van de auto als taxi. De rechtbank is, gelet hierop, van oordeel dat de onbezette kilometers van de tegengeworpen ritten van en naar de plaats waar het vervoer met de auto voor de uitvoering van trouwerijen, met inbegrip van het afhalen en terugbrengen van de deelnemers, hebben plaatsgevonden binnen de exploitatie van de auto voor trouwvervoer. Deze onbezette kilometers zijn derhalve aan te merken als trouwvervoer en niet als taxivervoer. De onbezette kilometers zijn immers ook niet dienstbaar aan het taxivervoer.
4.8. Tussen partijen is niet in geschil dat nu de onbezette kilometers gerekend moeten worden tot het trouwvervoer, niet voldaan is aan het vereiste als bedoeld in artikel 16, vijfde lid, Wet bpm.
4.9. Eiseres heeft voorts nog verwezen naar het Besluit van 27 juli 2001, nr. CPP2001/2033M. Het betreft hier een buitenwettelijke goedkeuring van de Staatssecretaris voor teruggave van bpm voor taxi’s met blauwe kentekens, in een keer en vooraf, onder bepaalde voorwaarden. Wanneer niet meer voldaan wordt aan de voorwaarden en dit binnen 4 weken wordt gemeld hoeft niet meer op jaarbasis te worden afgerekend, maar dient rekening gehouden te worden met verstreken termijnmaanden waarvoor nog wel aan de voorwaarden werd voldaan. Nu eiseres de belasting achteraf heeft teruggekregen, valt zij niet onder het hierboven genoemde besluit en kan dit verzoek eiseres niet baten. Bovendien is er ook geen sprake geweest van een melding binnen vier weken.
4.10. Gelet op het vorenoverwogene dient het beroep ongegrond te worden verklaard.
5. Proceskosten
De rechtbank ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.
6. Beslissing
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan op 30 juni 2008 en op dezelfde dag in het openbaar uitgesproken door mr. A.E. Keulemans, rechter, in tegenwoordigheid van mr. L.H.W. Verdegaal, griffier.
Afschrift verzonden aan partijen op:
De rechtbank heeft geen bezwaar tegen afgifte door de griffier van een afschrift van de uitspraak in geanonimiseerde vorm.
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof te Amsterdam (belastingkamer), Postbus 1312, 1000 BH Amsterdam.
Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:
1 - bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd;
2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. een dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;
d. de gronden van het hoger beroep.