Home

Rechtbank Haarlem, 18-03-2008, BF0866, 07/2439

Rechtbank Haarlem, 18-03-2008, BF0866, 07/2439

Gegevens

Instantie
Rechtbank Haarlem
Datum uitspraak
18 maart 2008
Datum publicatie
8 oktober 2008
ECLI
ECLI:NL:RBHAA:2008:BF0866
Zaaknummer
07/2439
Relevante informatie
Art. 3.2 Wet IB 2001

Inhoudsindicatie

Inkomstenbelasting. De resultaten uit de activiteiten van eiser als beeldend kunstenaar kunnen niet worden aangemerkt als winst uit onderneming, nu de behaalde resultaten op een enkele uitzondering na, een negatief verloop laten zien en ook een toekomstige winstverwachting onvoldoende aannemelijk is gemaakt door eiser.

Uitspraak

RECHTBANK HAARLEM

Sector bestuursrecht, enkelvoudige belastingkamer

Procedurenummer: AWB07/2439 en 07/2440

Uitspraakdatum: 18 maart 2008

Uitspraak als bedoeld in afdeling 8.2.6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in het geding tussen

X, wonende te Z, eiser,

en

de inspecteur van de Belastingdienst P, verweerder.

1. Ontstaan en loop van het geding

Verweerder heeft aan eiser voor het jaar 2004 een ambtshalve aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (hierna: ib/pvv) opgelegd, berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 45.000. Gelijktijdig met het opleggen van de aanslag is een verzuimboete van € 113 wegens het niet of niet tijdig indienen van de aangifte opgelegd. ,

Bij bezwaarschrift, ingediend op 25 januari 2007, heeft eiser alsnog een aangiftebiljet ib/pvv 2004 ingestuurd.

Bij uitspraak op bezwaar van 22 februari 2007 heeft verweerder het bezwaar gedeeltelijk toegewezen en het belastbaar inkomen uit werk en woning verminderd tot € 23.850. De verzuimboete is gehandhaafd. Tegen deze uitspraak heeft eiser een beroepschrift ingediend, dat door de rechtbank op 29 maart 2007 is ontvangen.

Verweerder heeft de op de zaak betrekking hebbende stukken overlegd en een verweerschrift ingediend.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 27 februari 2008 te Haarlem.

Eiser is daar in persoon verschenen, tot bijstand vergezeld van zijn gemachtigde Y. Namens verweerder is verschenen P.

Ter zitting heeft eisers gemachtigde, na de toezegging van verweerder dat hij de aanslag premie ziekenfondswet zelfstandigen (Zfw) 2004 op overeenkomstige wijze ambtshalve zal verminderen indien eiser, in laatste of hoogste ressort, ten aanzien van de onderhavige aanslag geheel of gedeeltelijk in het gelijk zal worden gesteld, het beroep tegen de aanslag Zfw 2004 met procedurenummer 07/2440, ingetrokken.

2. Tussen partijen vaststaande feiten

Op grond van de stukken van het geding en het verhandelde ter zitting staat het volgende vast:

2.1 Eiser, geboren op [datum] en woonachtig te X, is werkzaam als beeldend kunstenaar en docent beeldende expressie. Vanaf 1995 hebben de werkzaamheden als beeldend kunstenaar, op een enkele uitzondering na in 2001, tot verlies geleid. De activiteiten laten in chronologische volgorde vanaf 1995 het navolgende verloop van de resultaten zien:

Resultaten:

1995 -/- € 2.949 2000:-/- € 5.231

1996 -/- € 335 2001: € 3.130

1997 -/- € 5.729 2002:-/- € 6.103

1998 -/- € 953 2003:-/- € 2.500

1999:-/- € 2.605 2004:-/- € 2.282

2.2 Eiser was in het jaar 2004 tevens het gehele jaar in dienstbetrekking werkzaam bij de Stichting N te X (hierna: Stichting). Hij genoot van de Stichting een loon van € 21.912, waarop een bedrag van € 4.688 aan loonheffing is ingehouden. Het bedrag van € 21.912 is als loon uit dienstbetrekking in de aangifte ib/pvv 2004 aangegeven. Daarnaast genoot eiser nog uitkeringen ingevolge de ZW en WW van in totaal € 2.344, waarop € 561 aan loonheffing is ingehouden.

2.3. Van 1968 tot 1972 heeft eiser de MTS voor meubilering en houtbedrijven doorlopen, aansluitend heeft eiser van 1972 tot 1977 gestudeerd aan de Academie voor Beeldende Kunsten te U en van 1977 tot 1981 aan de Rijksacademie voor Beeldende Kunsten te X. Eiser produceert voornamelijk beelden uit hout en brons. In 2004 is eiser toegetreden tot het kunstenaarsgenootschap “S”.

2.4 Uit de bij het bezwaarschrift ingediende aangifte ib/pvv 2004 blijkt een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 14.983. In de aangifte is rekening gehouden met de zelfstandigenaftrek van € 6.585.

2.5 Verweerder heeft de zelfstandigenaftrek en het negatieve resultaat over 2004 van de werkzaamheden als beeldend kunstenaar ad. € 2.282 niet geaccepteerd.

3. Geschil

3.1 In geschil is of de inkomsten uit de activiteiten van eiser als beeldend kunstenaar dienen te worden aangemerkt als winst uit onderneming.

3.2 Eiser stelt zich op het standpunt dat sprake is van winst uit onderneming, nu er positieve resultaten behaald zijn en er sprake is van een winstverwachting. Daarnaast houdt eiser zich full time bezig als kunstenaar, huurt een atelierruimte en doet investeringen.

3.3Verweerder stelt zich op het standpunt dat de activiteiten van eiser niet kunnen worden gekwalificeerd als bron van inkomen, aangezien de resultaten een structureel negatief verloop laten zien en redelijkerwijs geen voordeel te verwachten is..

4. Beoordeling van het geschil

4.1 Artikel 3.2 van de Wet inkomstenbelasting 2001 (hierna:Wet IB 2001) luidt voor zover hier van belang:

Belastbare winst uit onderneming is het gezamenlijke bedrag van de winst die de belastingplichtige als ondernemer geniet uit een of meer ondernemingen (...) verminderd met de ondernemersaftrek.

Artikel 3.4 van de Wet IB 2001 luidt voor zover hier van belang:

In deze afdeling en de daarop rustende bepalingen wordt verstaan onder ondernemer: de belastingplichtige voor rekening van wie een onderneming wordt gedreven en die rechtstreeks wordt verbonden voor verbintenissen betreffende die onderneming.

Ingevolge artikel 3.5 van de Wet IB 2001 wordt in afdeling 3.2 van deze wet en de daarop rustende bepalingen onder onderneming mede verstaan: het zelfstandig uitgeoefende beroep en onder ondernemer mede verstaan: de beoefenaar van een zelfstandig beroep.

4.2 Bij de beoordeling van de vraag of sprake is van een onderneming of een als onderneming aan te merken vrij beroep moet onder meer worden gelet op de duurzaamheid en de omvang van de verrichte werkzaamheden, de beschikbare tijd, de winstverwachting, het debiteuren/ondernemersrisico, de omvang van de bruto-inkomsten, de omvang van de investeringen, het aantal opdrachtgevers en de bekendheid naar buiten.

Voor de uitleg van het begrip onderneming is in de jurisprudentie bepaald dat bij de in de bedrijfseconomie gebruikelijke omschrijving van een onderneming kan worden aangesloten, waarbij sprake is van een duurzame organisatie van kapitaal en arbeid, waarmee wordt beoogd door deelneming aan het maatschappelijke verkeer, winst te behalen.

4.3 De stelling van eiser dat zijn inkomsten uit de activiteiten als beeldend kunstenaar moeten worden aangemerkt als winst uit onderneming wordt door de rechtbank verworpen, nu blijkens het onder 2.1 genoemde overzicht de behaalde resultaten op een enkele uitzondering na in 2001, een negatief verloop laten zien en ook een toekomstige winstverwachting onvoldoende aannemelijk is gemaakt door eiser. Voorts is naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende aannemelijk geworden dat eiser debiteurenrisico of ondernemersrisico van betekenis loopt en heeft eiser onvoldoende feiten of omstandigheden aangevoerd, waaruit blijkt dat een toenemende vraag op de vrije markt is te verwachten. Verweerder heeft mitsdien de inkomsten uit de activiteiten als beeldend kunstenaar terecht niet aangemerkt als winst uit onderneming en de door eiser gestelde aanspraak op zelfstandigenaftrek terecht niet geaccepteerd.

4.4 Gelet op het vorenoverwogene is het beroep ongegrond.

5. Proceskosten

De rechtbank ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

6. Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.

Deze uitspraak is gedaan op 18 maart 2008 en op dezelfde dag in het openbaar uitgesproken door mr. R.G. Kemmers, rechter, in tegenwoordigheid van mr. O.C.H.C. Pilet, griffier.

Afschrift verzonden aan partijen op:

De rechtbank heeft geen bezwaar tegen afgifte door de griffier van een afschrift van de uitspraak in geanonimiseerde vorm.

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof te Amsterdam (belastingkamer), Postbus 1312, 1000 BH Amsterdam.

Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:

1 - bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd;

2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:

a. de naam en het adres van de indiener;

b. een dagtekening;

c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;

d. de gronden van het hoger beroep.