Rechtbank Haarlem, 07-07-2009, BJ4494, 08/6354
Rechtbank Haarlem, 07-07-2009, BJ4494, 08/6354
Gegevens
- Instantie
- Rechtbank Haarlem
- Datum uitspraak
- 7 juli 2009
- Datum publicatie
- 4 augustus 2009
- ECLI
- ECLI:NL:RBHAA:2009:BJ4494
- Formele relaties
- Hoger beroep: ECLI:NL:GHAMS:2012:BV9873, (Gedeeltelijke) vernietiging en zelf afgedaan
- Zaaknummer
- 08/6354
Inhoudsindicatie
Overdrachtsbelasting. Verbouwingswerkzaamheden van supermarkt tot kledingwinkel hebben geleid tot de vervaardiging van een nieuwe onroerende zaak als bedoeld in de Wet OB.
Uitspraak
RECHTBANK HAARLEM
Sector bestuursrecht, meervoudige belastingkamer
Procedurenummer: AWB 08/6354
Uitspraakdatum: 7 juni 2009
Uitspraak als bedoeld in afdeling 8.2.6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in het geding tussen
X B.V., gevestigd te Z, eiseres,
gemachtigde: A, belastingadviseur te Q,
en
de inspecteur van de Belastingdienst/P, verweerder.
1. Ontstaan en loop van het geding
1.1. Ter zake van de verkrijging op 16 mei 2007 van de onroerende zaak a-straat 1 (winkel appartementsrecht) te R heeft eiseres een bedrag van € 31.200 aan overdrachtsbelasting voldaan.
1.2. Het tegen de voldoening op aangifte gemaakte bezwaar heeft verweerder bij uitspraak op bezwaar van 20 augustus 2008 ongegrond verklaard.
1.3. Eiseres heeft daartegen bij brief van 30 september 2008, ontvangen bij de rechtbank op dezelfde dag, beroep ingesteld.
1.4. Verweerder heeft op de zaak betrekking hebbende stukken overgelegd en een verweerschrift ingediend.
1.5. Eiseres heeft vóór de zitting nadere stukken ingediend. Deze stukken zijn in afschrift verstrekt aan verweerder.
1.6. Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 16 maart 2009. Namens eiseres is verschenen diens gemachtigde, bijgestaan door B en C. Namens verweerder zijn verschenen D en E.
2. Tussen partijen vaststaande feiten
2.1. Bij notariële akte van levering van 16 mei 2007 heeft eiseres de eigendom verkregen van de onroerende zaken aan de a-straat 1 te R, kadastraal bekend als gemeente R, Sectie B, nummer 12000 met oppervlakte 690m² (hierna ook: winkel appartementsrecht), nummer 12001 met oppervlakte 425m² (hierna ook: winkel) en nummer 11604 met oppervlakte 60m² (hierna ook: grond). Ter zake van de levering van eerstvermelde onroerende zaak is een bedrag van € 31.200 aan overdrachtsbelasting voldaan. De onroerende zaken maakten ten tijde van de levering deel uit van een appartementencomplex. De onroerende zaken bevonden zich op de begane grond. Daarboven zijn vier appartementen gebouwd. Deze appartementen zijn zelfstandige onroerende zaken en zijn niet in de levering van 16 mei 2007 begrepen.
2.2.1. Vóór de levering zijn de onroerende zaken ingrijpend verbouwd. Voordien waren de drie bovengenoemde percelen tezamen in gebruik als supermarkt, bevond de hoofdingang van de supermarkt zich aan de b-straat en was de achterkant van de supermarkt gelegen aan de a-straat. De achterkant van de supermarkt beschikte niet over een ingang. De oppervlakte van de supermarkt was ongeveer 1.150m².
2.2.2. Bij de verbouwing zijn een deel van de fundering en enkele gedeelten van de zijmuren van de supermarkt als draagconstructie voor de appartementen blijven staan. Voor het overige zijn de vloer, de fundering, de voor- en de achtergevel, de tussenmuren en het dak gesloopt. Na de sloop waren alleen de appartementen en de daarvoor benodigde draagconstructie nog aanwezig. Vanuit de a-straat bestond onder de appartementen doorzicht op de b-straat, en omgekeerd. Het sloopmateriaal is afgevoerd.
2.2.3. Ten tijde van de levering bevindt zich op twee percelen, namelijk 12000 en (deels) 12001 een winkelruimte met een oppervlakte van 600m². Deze winkelruimte bevindt zich voor de helft onder de appartementen. Op het dak van de winkelruimte zijn dakterrassen gerealiseerd die ter beschikking staan tot de appartementen. De ingang van de winkelruimte bevindt zich aan de a-straat. Eiseres exploiteert in deze winkelruimte een dames- en herenmodewinkel. Perceelnummer 11604 en (deels) 12001 waren ten tijde van de levering onbebouwd.
2.3. Partijen hebben tekeningen en foto’s in het geding gebracht.
3. Geschil en standpunten van partijen
3.1. Tussen partijen is in geschil of de aan de onroerende zaken verrichte verbouwingswerkzaamheden hebben geleid tot de vervaardiging van een nieuwe onroerende zaak als bedoeld in artikel 11, eerste lid, onderdeel a, onder 1o , van de Wet op de omzetbelasting 1968 (hierna: Wet OB), zodat de vrijstelling van artikel 15, eerste lid, onderdeel a, van de Wet op belastingen van rechtsverkeer (hierna: WBR) van toepassing is.
3.2. Eiseres is van mening dat de onroerende zaken op het moment van de levering een nieuw vervaardigde onroerende zaak betroffen waarvan de levering aan omzetbelasting onderworpen is, met als gevolg dat de levering is vrijgesteld van overdrachtsbelasting. Verweerder is de tegenovergestelde mening toegedaan.
3.3. Partijen doen hun standpunten steunen op de gronden welke daartoe zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken, van al welke stukken de inhoud als hier ingevoegd dient te worden aangemerkt, en op het verhandelde ter zitting.
3.4. Eiseres concludeert tot gegrondverklaring van het beroep en tot vernietiging van de uitspraak op bezwaar en van de aanslag.
3.5. Verweerder concludeert tot ongegrondverklaring van het beroep.
4. Beoordeling van het geschil
4.1. Ingevolge artikel 15, eerste lid, aanhef en onderdeel a, WBR is van de belasting vrijgesteld de verkrijging krachtens een levering als bedoeld in artikel 11, eerste lid, onderdeel a, onder 1o , Wet OB. Voormeld artikel van de Wet OB bepaalt dat van de vrijstelling van omzetbelasting is uitgezonderd de levering van een gebouw of een gedeelte van een gebouw en het erbij behorende terrein vóór, op of uiterlijk twee jaren na het tijdstip van eerste ingebruikneming. Voorts is in artikel 11, derde lid, onderdeel b, Wet OB bepaald dat voor de toepassing van het eerste lid, onderdeel a, onder 1o na de verbouwing van een gebouw de ingebruikneming als eerste ingebruikneming wordt aangemerkt, indien door die verbouwing een vervaardigd goed is voortgebracht.
4.2. Eiseres heeft zich op het standpunt gesteld dat de verkrijging van de onroerende zaken is vrijgesteld van overdrachtsbelasting, omdat door de voorafgaand aan de verkrijging uitgevoerde verbouwing een vervaardigd goed is voortgebracht in de zin van het derde lid, onderdeel b, van artikel 11 Wet OB, zodat de levering van de onroerende zaken was onderworpen aan de heffing van omzetbelasting.
4.3. Het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen heeft in zijn arrest van 14 mei 1985, nr. 139/84 inzake Van Dijk’s Boekhuis, BNB 1985/335, beslist dat het woord ‘vervaardigd’ moet worden uitgelegd aan de hand van het spraakgebruik en dat volgens het spraakgebruik vervaardigen inhoudt het voortbrengen van een goed dat tevoren niet bestond. Van vervaardigen is volgens het Hof van Justitie sprake indien een nieuw goed wordt gemaakt en daarvan kan slechts sprake zijn als een goed ontstaat waarvan de functie volgens de in het maatschappelijk verkeer gangbare opvattingen verschilt van de functie die de verstrekte materialen hadden. Het Hof acht het aan de nationale rechter om gelet op het gebruik dat van het goed kan worden gemaakt te beoordelen of er een nieuw goed is.
4.4. Verweerder stelt zich – kennelijk met het oog op het feit dat slechts voor het perceel dat onder de appartementen is gelegen overdrachtsbelasting is voldaan - op het standpunt dat geen sprake kan zijn van de vervaardiging van een onroerende zaak, omdat het deel van de supermarkt dat onder de appartementen is gelegen niet is gesloopt. Delen van de fundering en de zijmuren zijn immers blijven bestaan. De rechtbank volgt deze stelling niet, omdat dit onder de appartementen gelegen deel van de na de verbouwing ontstane winkelruimte geen zelfstandige onroerende zaak vormt, maar één geheel vormt met het deel van de winkelruimte dat onder de appartementen uitsteekt, welk deel - naar tussen partijen niet in geschil is - wel geheel is gesloopt en herbouwd. In de beoordeling van de vraag of sprake is van de vervaardiging van een onroerende zaak dient dan ook de gehele nieuw ontstane winkelruimte met bijbehorend terrein te worden betrokken.
4.5. Uit de stukken van het geding, waaronder ook de overgelegde bouwtekeningen van het pand, die ter zitting zijn toegelicht, alsmede de tot de gedingstukken behorende omschrijving van de uit te voeren werkzaamheden, blijkt dat vrijwel alle onderdelen van het winkelpand waarin de supermarkt was gevestigd zijn vervangen door nieuwe onderdelen. De rechtbank leidt hieruit af dat de voor de uitvoering van het bouwplan noodzakelijke sloop- en bouwwerkzaamheden qua aard en omvang zodanig veelomvattend zijn geweest, dat de kwalificatie "(ingrijpende) onderhouds- of reparatiewerkzaamheden" niet op zijn plaats is, maar dat in plaats daarvan moet worden gesproken van "sloop" en "herbouw". Dat de draagconstructie voor de bovengelegen appartementen intact is gebleven, doet aan het vorenstaande niet af.
4.6. Nu de rechtbank reeds op grond van het bovenstaande van oordeel is dat sprake is van een nieuw vervaardigde onroerende zaak, behoeft de stelling van verweerder dat geen sprake is van een functiewijziging door de verbouwing van het pand, geen bespreking meer.
4.7. Uit al hetgeen hiervoor is overwogen volgt dat met betrekking tot de levering van de in geding zijnde onroerende zaak op grond van artikel 11, eerste lid, onderdeel a, van de Wet OB omzetbelasting verschuldigd is. Nu niet in geschil is dat in het onderhavige geval aan de overige voorwaarden voor toepassing van artikel 15, eerste lid, aanhef en onder a, van de WBR is voldaan, is de in dat artikel opgenomen vrijstelling van overdrachtsbelasting van toepassing.
4.8. Gelet op het vorenoverwogene dient het beroep gegrond te worden verklaard.
5. Proceskosten
De rechtbank vindt aanleiding verweerder te veroordelen in de kosten die eiseres in verband met de behandeling van het beroep redelijkerwijs heeft moeten maken. Deze kosten zijn op de voet van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vastgesteld op € 644 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 322 en een wegingsfactor 1). Overige kosten die op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor vergoeding in aanmerking komen zijn gesteld noch gebleken.
6. Beslissing
De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt de uitspraak op bezwaar;
- vermindert de belastingaanslag tot nihil en bepaalt dat deze uitspraak in zoverre in de plaats treedt van het vernietigde besluit;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres ten bedrage van € 644, en wijst de Staat der Nederlanden (Ministerie van Financiën) aan dit bedrag aan eiseres te voldoen;
- gelast dat de Staat der Nederlanden (Ministerie van Financiën) het door eiseres betaalde griffierecht van € 288 vergoedt.
Deze uitspraak is gedaan op 7 juni 2009 en op dezelfde dag in het openbaar uitgesproken door mr. E. Jochem, voorzitter, mr. G.W.J. Harten en mr. Chr.Th.P.M. Zandhuis, rechters, in tegenwoordigheid van mr. W. Kuik, griffier.
Afschrift verzonden aan partijen op:
De rechtbank heeft geen bezwaar tegen afgifte door de griffier van een afschrift van de uitspraak in geanonimiseerde vorm.
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof te Amsterdam (belastingkamer), Postbus 1312, 1000 BH Amsterdam.
Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:
1 - bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd;
2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. een dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;
d. de gronden van het hoger beroep.