Rechtbank Haarlem, 20-10-2010, BO1432, 09-5980
Rechtbank Haarlem, 20-10-2010, BO1432, 09-5980
Gegevens
- Instantie
- Rechtbank Haarlem
- Datum uitspraak
- 20 oktober 2010
- Datum publicatie
- 26 oktober 2010
- ECLI
- ECLI:NL:RBHAA:2010:BO1432
- Zaaknummer
- 09-5980
Inhoudsindicatie
Eiseres kan niet worden aangemerkt als anbi nu aannemelijk is dat de activiteiten hoofdzakelijk bestaan uit de exploitatie van onroerende zaken en de verstrekking van leningen. Het ontbreken van een winstoogmerk leidt niet tot een ander oordeel.
Uitspraak
RECHTBANK HAARLEM
Sector bestuursrecht, meervoudige belastingkamer
Zaaknummer: AWB 09/5980
Uitspraakdatum: 20 oktober 2010
Uitspraak in het geding tussen
X te Z, eiseres,
gemachtigde: mr. A
en
de inspecteur van de Belastingdienst/ Y, verweerder.
1. Ontstaan en loop van het geding
1.1. Verweerder heeft bij beschikking van 13 mei 2009 de erkenning van eiseres als algemeen nut beogende instelling als bedoeld in artikel 6:33, eerste lid, onderdeel b, van de Wet IB 2001 (hierna: anbi) per 1 januari 2008 ingetrokken.
1.2. Verweerder heeft bij uitspraak op bezwaar van 23 oktober 2009 de beschikking gehandhaafd.
1.3. Eiseres heeft daartegen beroep ingesteld. Verweerder heeft op de zaak betrekking hebbende stukken overgelegd en een verweerschrift ingediend.
1.4. Eiseres heeft vóór de zitting nadere stukken ingediend, waaronder een pleitnota. Een afschrift van deze stukken is naar verweerder verzonden.
1.5. Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 5 oktober 2010.
Namens eiseres zijn verschenen B, lid van de Raad van Bestuur van eiseres, en de gemachtigde. Namens verweerder zijn verschenen C en D. Verweerder heeft een pleitnota voorgedragen en exemplaren daarvan overgelegd aan de rechtbank en aan de vertegenwoordigers van eiseres.
2. Tussen partijen vaststaande feiten
2.1. Eiseres is op 31 december 2003 ontstaan uit een fusie van Stichting E en Stichting F.
2.2. Artikel 2 van de statuten luidt op 1 januari 2008 als volgt:
“1. De stichting heeft ten doel:
a. het streven naar het onttrekken van onroerend goed uit de handelssfeer;
b. het verlenen van diensten op het gebied van onroerende goederen ten bate van organisaties die -naar oordeel van het bestuur- op een maatschappelijk verantwoorde wijze een bijdrage leveren aan de ontwikkeling van een meer humane wereldsamenleving.
2. De stichting tracht haar doel onder meer te verwezenlijken door:
a. het verwerven, adequaat onderhouden en exploiteren van onroerend goed;
b. het waar mogelijk herinvesteren in onroerend goed van uit de verkoop van onroerend goed vrijkomend vermogen;
c. het voor en ten behoeve van derden beheren van onroerend goed;
d. het verrichten van alle verdere handelingen, die met het vorenstaande in de ruimste zin verband houden of daartoe bevorderlijk kunnen zijn.
3. Bij voormelde exploitatie (en daaruit voortvloeiende exploitatie-overschotten) geldt:
a. dat de prijzen van de door de stichting aangeboden diensten in beginsel marktconform wordt vastgesteld;
b. dat -indien de overall-exploitatie van de stichting dit toelaat- er ideële kortingen kunnen worden verleend op de door de stichting aangeboden diensten.
4. De stichting beoogt niet het maken van winst.
5. De geldmiddelen van de stichting worden verkregen uit:
a. het stichtingskapitaal;
b. huurpenningen;
c. beheersvergoedingen;
d. donaties en subsidies;
e. schenkingen, legaten en uitsluitend onder het voorrecht van boedelbeschrijving te aanvaarden erfstellingen;
f. de opbrengsten van beleggingen en door andere wettige middelen verkregen baten.”
2.3. Artikel 3 van de statuten luidt op 1 januari 2008 als volgt:
“1. Het bestuur van de stichting bestaat uit ten minste vijf en ten hoogste elf natuurlijke personen, die allen voor hun benoeming dienen te verklaren een positieve grondhouding te hebben ten aanzien van de door Rudolf Steiner geïnaugureerde geesteswetenschap, te weten:
a. één onafhankelijke en ervaren voorzitter;
b. één bouwkundig deskundige;
c. één deskundige op het gebied van makelaardij;
d. één financieel-economisch deskundige;
e. één fiscaal-juridisch deskundige;
en zo mogelijk:
f. een representant van de antroposofische vereniging in haar hoedanigheid van platform voor spirituele vernieuwing;
g. een representant van de phenomenologische onderzoekstraditie;
h. een representant uit de beweging voor vernieuwingsonderwijs;
i. een representant uit de beweging voor holistische en op saluto genese georiënteerde gezondheidszorg;
j. een representant uit de beweging voor religieuze vernieuwing,
waarbij meerdere profielen in één persoon verenigd kunnen zijn.
(…)”
2.4. Artikel 13 van de statuten luidt op 1 januari 2008 als volgt:
“1. Het bestuur is bevoegd de stichting te ontbinden. (…) Het besluit tot ontbinding bevat tevens de bestemming van het eventueel overschot na vereffening, die zoveel mogelijk in overeenstemming moet zijn met het doel van de stichting.
(…)”
2.5. Met ingang van 1 januari 2010 luidt artikel 2 van de statuten als volgt:
“1. De stichting heeft ten doel:
a. het verlenen van diensten op het gebied van onroerende goederen ten bate van organisaties die -naar oordeel van het bestuur- op een maatschappelijk verantwoorde wijze een bijdrage leveren aan de ontwikkeling van een meer humane wereldsamenleving;
b. het streven naar het onttrekken van onroerend goed aan de speculatieve handelssfeer;
c. eenmaal aan de speculatieve handelssfeer onttrokken onroerend goed waar dit enigszins mogelijk is in te zetten voor de organisaties als genoemd in Artikel 2 lid 1 letter a.
2. De stichting tracht haar doel onder meer te verwezenlijken door:
a. Het ondersteunen van haalbaarheidsonderzoeken, het begeleiden van accommodaties keuzes en het coachen van organisaties als bedoeld onder Artikel 2 lid 1a;
b. het verwerven, adequaat onderhouden en exploiteren van onroerend goed;
c. het waar mogelijk herinvesteren in onroerend goed van uit de verkoop van onroerend goed vrijkomend vermogen;
d. het voor en ten behoeve van derden beheren van onroerend goed voorzover dit past binnen Artikel 2 lid 1 letter a;
e. het verrichten van alle verdere handelingen, die met het vorenstaande in de ruimste zin verband houden of daartoe bevorderlijk kunnen zijn.
3. Om de start en de ontwikkeling van de onder Artikel 2 lid 1 letter a genoemde initiatieven mee mogelijk te maken kan de Stichting -indien de overallexploitatie dit toelaat- ideële kortingen verlenen op de door de stichting aangeboden diensten. Bij haar ondersteuning van haalbaarheidsonderzoeken zal de Stichting er echter altijd van uitgaan van marktconforme prijzen om zo tot een reële analyse van de levensvatbaarheid van het initiatief te komen.”
2.6. Met ingang van 1 januari 2010 luidt artikel 3 van de statuten als volgt:
“1. De stichting beoogt niet het maken van winst.
2. De geldmiddelen van de stichting worden verkregen en bestaan uit:
a. het stichtingskapitaal;
b. rentebaten;
c. huurpenningen;
d. beheersvergoedingen;
e. donaties en subsidies;
f. schenkingen, legaten en uitsluitend onder het voorrecht van boedelbeschrijving te aanvaarden erfstellingen;
g. de opbrengsten van beleggingen en door andere wettige middelen verkregen baten.”
2.7. Met ingang van 1 januari 2010 luidt artikel 4 van de statuten als volgt:
“De stichting kent als organen:
1. De Raad van Bestuur;
2. De Raad van Toezicht;
3. De Raad van Advies.”
2.8. Met ingang van 1 januari 2010 luidt artikel 5 van de statuten als volgt:
“1. Het bestuur van de stichting is opgedragen aan de Raad van Bestuur, bestaande uit één of meer leden.
2. De Raad van Toezicht stelt het aantal leden van de Raad van Bestuur vast.
3. De Raad van Toezicht benoemd, schorst en ontslaat de leden van de Raad van Bestuur.
(…)”
2.9. Met ingang van 1 januari 2010 luidt artikel 6 van de statuten als volgt:
“1. De Raad van Toezicht bestaat uit ten minste drie en ten hoogste vijf natuurlijke personen. (...)
2. (…)
3. De leden van de Raad van Toezicht worden, bij coöptatie, door de Raad van Toezicht benoemd, geschorst en ontslagen.
(…)”
2.10. Met ingang van 1 januari 2010 luidt artikel 10 van de statuten als volgt:
“1. De Stichting kent een Raad van Advies.
2. De leden van de Raad van Advies worden benoemd door de Raad van Toezicht.
3. De Raad van Advies beschouwt het als haar taak te waken over de doelstelling en de daarmee samenhangende continuïteit van de Stichting.
(…)
7. De Raad van Advies bestaat uit ten minste vijf en ten hoogste elf natuurlijke personen, die allen vóór hun benoeming dienen te verklaren een positieve grondhouding te hebben ten aanzien van de door Rudolf Steiner geïnaugureerde geesteswetenschap,
8. Bij de samenstelling van de Raad van Advies wordt gestreefd naar een zodanige constellatie dat de door de Antroposofie geïnspireerde werkgebieden vertegenwoordigd zijn, waarbij meerdere profielen in één persoon verenigd kunnen zijn.
(…)”
2.11. Met ingang van 1 januari 2010 luidt artikel 14 van de statuten als volgt:
“De Raad van Toezicht en de Raad van Bestuur tezamen zijn bevoegd de stichting te ontbinden en te liquideren. (…) Een eventueel batig saldo komt ten goede aan een organisatie of aan organisaties die hetzelfde of een soortgelijk doel nastreven.”
2.12. In de Beleidsnotitie 2004 – 2007 van eiseres is onder meer het volgende opgenomen:
“2.5. Verwerving
Het dagelijks bestuur en de directie van de stichting X oriënteert zich - in informele afstemming met de `commissarissen´ binnen het bestuur - voortdurend op de diverse doelgroepen vanuit de vraag of er diensten kunnen worden aangeboden. Is daartoe verwerving van onroerende goederen noodzakelijk, dan zal dat in afstemming met de potentiële huurders plaatsvinden. Verwerving zal daarbij niet alleen plaatsvinden op de externe markt. Ook het onroerende goed van individuen en organisaties kunnen, terwijl zij zelf hun activiteiten voortzetten in het betreffende onroerende goed, in eigendom en/of beheer worden overgenomen door de stichting. Door het op deze wijze liquide maken van vastgelegde stille reserves en/of door de zorg voor het onroerend goed bij de stichting Vastgoed Non Nobis neer te leggen, kan de initiatiefnemer zich beter op het eigen kernproces richten.
2.6. Exploitatie
Ten aanzien van de exploitatie gaat de stichting er primair vanuit dat verhuur plaatsvindt tegen de geldende marktprijzen per vierkante meter. Een reëel en door de samenleving gewenst initiatief wordt in principe in staat geacht zich staande te kunnen houden binnen normale markteconomische verhoudingen. Deze marktprijzen worden vóór aankoop bezien in relatie tot de totale investeringen en jaarlijkse kosten van de stichting X. Indien evenwel een hurende organisatie niet in staat is de geldende marktprijs voor de huur te betalen, dan kan het bestuur van de stichting X een huurkorting geven. Deze korting wordt altijd voor een vastgelegde periode in het huurcontract benoemd. Huurkortingen kunnen alleen worden gegeven zolang de totale cashflow van de stichting X hierdoor niet negatief wordt.”
2.13. Volgens de eigen website verricht eiseres haar activiteiten ten behoeve van organisaties die zich richten op:
- kinderopvang;
- jeugdhulpverlening;
- samenlevingsvormen;
- therapeutische kinderopvang;
- nazorgvoorzieningen verslaafdenopvang;
- therapeutische verslaafdenzorg.
Daarnaast is eiseres volgens de eigen website op zoek naar een vruchtbare samenwerking met een aantal onderwijsinstellingen die werken vanuit de pedagogie van de vrije school en in samenwerking met een stichting voor jongerenhuisvesting naar betaalbare woonruimte. Ook is eiseres op zoek naar mogelijkheden voor ouderen om met het geld dat in hun onroerend goed vastligt hun pensioen aan te vullen.
2.14. Op de op 15 augustus 2007 ingediende aanvraag Algemeen nut beogende instelling is bij de vraag “Omschrijf het doel van de instelling” het volgende vermeld:
“Het onttrekken van onr.goed aan de handelssfeer en dienstverlening op het gebied van onr.goed aan organisaties die op een maatschappelijk verantwoorde wijze een bijdrage geven aan een meer humane samenleving”
3. Geschil en standpunten van partijen
3.1. In geschil is of de status van anbi terecht (met terugwerkende kracht) is ingetrokken. Het geschil spitst zich toe op de vragen of eiseres het algemeen belang dient en of bij opheffing van eiseres een batig liquidatiesaldo moet worden besteed ten behoeve van een instelling als bedoeld in artikel 6.33, eerste lid, onderdeel b, van de Wet IB 2001, dan wel op enigerlei andere wijze waarmee het algemeen belang wordt gediend. Voorts is in geschil of het vertrouwensbeginsel is geschonden door de intrekking met terugwerkende kracht te effectueren.
3.2. Eiseres stelt zich op het standpunt dat zij zich richt op het mogelijk maken van initiatieven van algemeen nut. Eiseres streeft ernaar onroerende zaken aan de handelssfeer te ontrekken en diensten op dit gebied te verlenen aan organisaties die op een maatschappelijk verantwoorde wijze een bijdrage leveren aan de ontwikkeling van een meer humane samenleving. Eiseres ontleent haar inspiratie en handelwijze aan de antroposofie.
Eiseres concludeert tot gegrondverklaring van het beroep, vernietiging van de uitspraak op bezwaar en vernietiging van de beschikking van 13 mei 2009.
3.3. Verweerder stelt zich op het standpunt dat eiseres zich nagenoeg geheel richt op de exploitatie van onroerende zaken, welke werkzaamheid niet primair is gericht op het algemeen belang.
Verweerder concludeert tot ongegrondverklaring van het beroep.
3.4. Voor de standpunten van partijen verwijst de rechtbank voorts naar de gedingstukken en naar het aangehechte proces-verbaal.
4. Beoordeling van het geschil
4.1. Op de voet van artikel 6.33 Wet IB 2001 beslist de inspecteur of een instelling kan worden aangemerkt als een kerkelijke, levensbeschouwelijke, charitatieve, culturele, wetenschappelijke of het algemeen nut beogende instelling en beslist de inspecteur op het verzoek bij voor bezwaar vatbare beschikking eventueel onder door hem te stellen voorwaarden. De inspecteur heeft de mogelijkheid op grond van artikel 6.33, derde lid, van de Wet IB 2001 de door hem afgegeven beschikking in te trekken indien de anbi niet langer als zodanig is aan te merken. Het tijdstip van intrekking kan liggen voor de datum van de dagtekening van de beschikking.
4.2. In artikel 6.33, vierde lid, Wet IB 2001 is bepaald dat bij ministeriële regeling nadere regels kunnen worden gesteld voor de toepassing van het artikel. Daarvan is gebruik gemaakt in artikel 41a en verder van de Uitvoeringsregeling inkomstenbelasting 2001 (hierna: Urib 2001). In artikel 41a, eerste lid, Urib 2001 is een aantal cumulatieve kwalitatieve en kwantitatieve voorwaarden opgenomen, waaraan instellingen dienen te voldoen om als een anbi te kunnen worden aangemerkt. Dit artikellid luidt als volgt:
“1. Een kerkelijke, levensbeschouwelijke, charitatieve, culturele, wetenschappelijke of algemeen nut beogende instelling wordt door de inspecteur aangemerkt als een instelling als bedoeld in artikel 6.33, eerste lid, onderdeel b, van de wet, indien en zolang:
a. uit de regelgeving van de instelling en de feitelijke werkzaamheid blijkt dat de instelling geen winstoogmerk heeft;
b. uit de regelgeving van de instelling en de feitelijke werkzaamheid blijkt dat de instelling het algemeen belang dient;
c. uit de regelgeving van de instelling en de feiten blijkt dat een natuurlijk persoon noch een rechtspersoon over het vermogen van de instelling kan beschikken als ware het zijn eigen vermogen; de inspecteur kan, zonodig onder door hem te stellen voorwaarden, toestaan dat een steunstichting en de instelling of instellingen welke door deze stichting worden ondersteund, over en weer kunnen beschikken over elkaars vermogen als ware het eigen vermogen;
d. de instelling niet meer vermogen aanhoudt dan is aangegeven in artikel 41b;
e. de leden van het orgaan van de instelling dat het beleid bepaalt, ter zake van de door hen voor de instelling verrichte werkzaamheden geen andere beloning ontvangen dan een vergoeding voor gemaakte onkosten en een niet bovenmatig vacatiegeld;
f. de instelling beschikt over een actueel beleidsplan dat inzicht geeft in de door de instelling te verrichten werkzaamheden, de wijze van werving van gelden, het beheer van het vermogen van de instelling en de besteding daarvan;
g. de kosten van werving van gelden en de beheerkosten van de instelling in redelijke verhouding staan tot de bestedingen ten behoeve van het doel van de instelling;
h. uit de regelgeving van de instelling blijkt dat bij opheffing van de instelling een batig liquidatiesaldo moet worden besteed ten behoeve van een instelling als bedoeld in artikel 6.33, eerste lid, onderdeel b, van de wet, dan wel op enigerlei andere wijze waarmee het algemeen belang wordt gediend, en
i. de administratie van de instelling zodanig is ingericht dat daaruit duidelijk blijkt:
1°. de aard en omvang van de aan de afzonderlijke leden van het orgaan van de instelling dat het beleid bepaalt, toekomende onkostenvergoedingen en vacatiegelden;
2°. de aard en omvang van de kosten die door de instelling zijn gemaakt ten behoeve van de werving van gelden en het beheer van de instelling, alsmede de aard en omvang van de andere uitgaven van de instelling;
3°. de aard en omvang van de inkomsten van de instelling;
4°. de aard en omvang van het vermogen van de instelling. (…)”
4.3. In zijn arrest van 12 mei 2006, nr. 40 684 (BNB 2006/267) heeft de Hoge Raad bepaald dat een anbi slechts als zodanig kan worden aangemerkt indien komt vast te staan dat door haar werkzaamheden het algemeen belang minstens in gelijke mate als een particulier belang gediend wordt en voorts dat de instelling het algemeen nut beoogt. Daarvan is pas sprake indien de werkzaamheden van de instelling rechtstreeks erop gericht zijn enig algemeen belang te dienen. In de arresten van 20 mei 2005, nr. 40 637 (BNB 2005/289) en 23 september 2005, nr. 41 367 (LJN AU3173) heeft de Hoge Raad geoordeeld dat instellingen die een gebouw exploiteren daarvoor niet zijn aan te merken als anbi’s, ook dan niet indien die instellingen diensten verrichten aan instellingen die wél zijn aan te merken als anbi.
4.4. Uit de vaststaande feiten en omstandigheden zoals deze hiervoor onder 2.2 tot en met 2.13 zijn vermeld en in onderling verband en samenhang bezien, is de rechtbank van oordeel dat eiseres niet is aan te merken als een anbi. De rechtbank acht op grond van die feiten en omstandigheden aannemelijk dat de activiteiten van eiseres hoofdzakelijk bestaan uit de exploitatie van onroerende zaken en de verstrekking van leningen en dat er mitsdien, gelet op de hiervoor genoemde arresten van de Hoge Raad, geen sprake is van een anbi. Dat zij, zoals met ingang van 1 januari 2010 in de statuten staat vermeld, tevens haalbaarheidsonderzoeken ondersteunt, accommodatiekeuzes begeleidt en organisaties coacht als bedoeld onder artikel 2, eerste lid, letter a, van de statuten doet hier niet aan af. Deze werkzaamheden lijken vooral gericht op de uiteindelijke exploitatie van de onroerende zaak die eiseres eventueel verwerft voor voornoemde organisaties en verschillen niet van de werkzaamheden die commerciële marktpartijen plegen te verrichten. De rechtbank twijfelt niet aan de stelling van eiseres dat de leden van haar bestuur c.q. haar organen geïnspireerd zijn door de antroposofie. Dit leidt evenwel niet tot een ander oordeel, nu eiseres zich niet zelf daadwerkelijk bezighoudt met activiteiten als bedoeld in artikel 41a, eerste lid, onderdeel b, Urib 2001.
4.5. De door eiseres aangevoerde financiële omstandigheden, zoals het ontbreken van een winstoogmerk en de berekening van een gereduceerde huur aan bepaalde organisaties, brengen niet mee dat de feitelijke activiteit van het verhuren niet in de eerste plaats erop is gericht om de desbetreffende organisatie van huisvesting te voorzien.
4.6. Eiseres heeft in de pleitnota een beroep gedaan op het vertrouwensbeginsel. In de aanvraag heeft zij een omschrijving gegeven van haar werkzaamheden, en zij mocht erop vertrouwen dat verweerder deze omschrijving heeft beoordeeld en op basis hiervan in eerste instantie de status van anbi heeft verleend. Nu deze omschrijving overeenkomt met de omschrijving in de statuten zoals deze tot 1 januari 2010 luidde, kan de status van anbi niet worden herroepen, aldus eiseres. Verweerder heeft dit standpunt bestreden. De omschrijving in de aanvraag is vatbaar voor een uitleg die de status van anbi niet uitsluit. Bovendien wordt de status van anbi verleend onder voorbehoud. Tot slot heeft verweerder aangevoerd dat de politiek op hem druk had uitgeoefend om alle 20.000 potentiële anbi’s vóór 1 januari 2008 van een beschikking te voorzien. Het feitelijke toezicht moest hierdoor achteraf plaatsvinden.
4.7. De rechtbank is van oordeel dat de oorspronkelijke beschikking, waarin aan eiseres met ingang van 1 januari 2008 de anbi-status was verleend, gelet op de in de aanvraag opgenomen omschrijving van de activiteiten bij eiseres het in rechte te beschermen vertrouwen heeft gewekt dat zij op basis van een voldoende diepgaande beoordeling als anbi werd aangemerkt. Anders dan verweerder kan de rechtbank in de in de aanvraag gebruikte omschrijving geen soort activiteit lezen die zich redelijkerwijs laat uitleggen als activiteit die het algemeen belang dient zoals hiervoor overwogen. De omschrijving van de activiteiten van eiseres in de aanvraag, geciteerd in overweging 2.14 hiervoor, wijkt niet wezenlijk af van hetgeen in dit geding daaromtrent is komen vast te staan en deze had verweerder, naar hij ter zitting heeft erkend, aanleiding behoren te geven om nadere vragen omtrent die activiteiten te stellen alvorens eiseres aan te merken als anbi. Het ter zitting geciteerde voorbehoud dat aan de beschikking is verbonden, namelijk dat de beschikking geldt zolang deze niet is ingetrokken, en de politieke druk maken het voorgaande niet anders. Het voorbehoud is niet duidelijk genoeg en de tweede omstandigheid kan bezwaarlijk aan de aanvrager worden tegengeworpen.
4.8. De rechtbank wijst erop dat gewekt vertrouwen evenwel kan worden opgezegd. Met de beschikking van 13 mei 2009 heeft verweerder dit gedaan. Met inachtneming van een redelijke overgangstermijn om eventuele schenkers in de gelegenheid te stellen voor¬ge¬no¬men schen¬kin¬gen te heroverwegen en te annuleren en om eventuele erflaters in de gelegenheid te stellen bij testament bepaalde erfstellingen en legaten te heroverwegen en bij wijziging van hun testament te herroepen, betekent dit dat de op 1 januari 2008 verleende status van anbi met ingang van 1 juli 2009 kon worden ingetrokken. De rechtbank zal derhalve beslissen dat eiseres met ingang van 1 juli 2009 niet langer wordt aangemerkt als anbi.
4.9. Gelet op hetgeen onder 4.7 en 4.8 is overwogen dient het beroep gegrond te worden verklaard.
5. Proceskosten
De rechtbank vindt aanleiding verweerder te veroordelen in de kosten die eiseres in verband met de behandeling van het beroep redelijkerwijs heeft moeten maken. Deze kosten zijn op de voet van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vastgesteld op € 874 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 437,- en een wegingsfactor 1). Voor de overige door eiseres genoemde kosten, zijnde reiskosten, wordt verweerder op basis van het voornoemde Besluit veroordeeld deze te vergoeden tot een bedrag van € 12,66 (reiskosten openbaar vervoer tweede klasse).
6. Beslissing
De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt de uitspraak op bezwaar;
- vernietigt de beschikking van 13 mei 2009;
- merkt eiseres met ingang van 1 juli 2009 niet langer aan als algemeen nut beogende instelling in de zin van artikel 6.33 Wet IB 2001 (tekst tot 2010) en bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde besluit;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres ten bedrage van € 886,66;
- gelast dat verweerder het door eiseres betaalde griffierecht van € 297 vergoedt.
Deze uitspraak is vastgesteld door mr. A. van Dongen, voorzitter, mr. T.A. de Hek en mr. M. Mees, rechters, in aanwezigheid van mr. M.C. Anema, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 20 oktober 2010.
Afschrift verzonden aan partijen op:
De rechtbank heeft geen bezwaar tegen afgifte door de griffier van een afschrift van de uitspraak in geanonimiseerde vorm.
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof te Amsterdam (belastingkamer), Postbus 1312, 1000 BH Amsterdam.
Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:
1 - bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd;
2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. een dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;
d. de gronden van het hoger beroep.