Home

Rechtbank Haarlem, 01-04-2011, BQ2106, 09/5418, 09/5419, 09/5420

Rechtbank Haarlem, 01-04-2011, BQ2106, 09/5418, 09/5419, 09/5420

Gegevens

Instantie
Rechtbank Haarlem
Datum uitspraak
1 april 2011
Datum publicatie
21 april 2011
ECLI
ECLI:NL:RBHAA:2011:BQ2106
Formele relaties
Zaaknummer
09/5418, 09/5419, 09/5420

Inhoudsindicatie

Kosten voor het voeren van juridische procedures zijn in casu geen aftrekbare kosten voor een monumentenpand. Kosten voor een poloteam zijn gedeeltelijk onzakelijk en in zoverre niet aftrekbaar. Ondanks gebrekkige rittenadministratie geen bijtelling privégebruik auto. Eiseres heeft geen recht op een hogere aftrek elders belast dan reeds in aanmerking is genomen.

Uitspraak

RECHTBANK HAARLEM

Sector bestuursrecht, meervoudige belastingkamer

Zaaknummers: AWB 09/5418, 09/5419 en 09/5420

Uitspraakdatum: 1 april 2011

Uitspraak in de gedingen tussen

[X], wonende te [Z], eiseres,

gemachtigde: mr. drs. [A]

en

de inspecteur van de Belastingdienst/[Y], kantoor [Z], verweerder.

1. Ontstaan en loop van de gedingen

1.1.1. Verweerder heeft aan eiseres met dagtekening 10 december 2008 voor het jaar 2003 een navorderingsaanslag (aanslagnummer [NUMMER].H37) inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (hierna: IB/PVV) opgelegd, berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 89.845. Bij beschikking met dezelfde datum is een vergrijpboete opgelegd van € 840.

1.1.2. Verweerder heeft aan eiseres met dagtekening 7 december 2007 voor het jaar 2004 een aanslag (aanslagnummer [NUMMER].H46) IB/PVV opgelegd, berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 151.386.

1.1.3. Verweerder heeft aan eiseres met dagtekening 16 december 2008 voor het jaar 2005 een aanslag (aanslagnummer [NUMMER].H56) IB/PVV opgelegd, berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 151.534.

1.2. Verweerder heeft bij in één geschrift vervatte uitspraken op bezwaar van 21 september 2009 de aanslagen gehandhaafd.

1.3. Eiseres heeft daartegen beroep ingesteld. Verweerder heeft op de zaken betrekking hebbende stukken overgelegd en verweerschriften ingediend.

1.4. Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 17 maart 2011. Eiseres is daar in persoon verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Namens verweerder zijn verschenen [B] en [C].

2. Tussen partijen vaststaande feiten

2.1. Eiseres is tot 23 februari 2003 werkzaam geweest als zelfstandig gevestigd advocaat.

2.2. Van 24 februari 2003 tot 1 september 2006 is eiseres als shareholder verbonden aan [BEDRIJF A], een limited liability partnership die is opgericht naar het recht van de staat New York, Verenigde Staten van Amerika (hierna: [BEDRIJF A]). Eiseres was in die periode verbonden aan de Amsterdamse vestiging van [BEDRIJF A]. In die periode heeft eiseres zowel in Nederland als ook in de Verenigde Staten werkzaamheden verricht als advocaat. In de Verenigde Staten heeft [BEDRIJF B] te [PLAATSNAAM] in opdracht van [BEDRIJF A] de aangiften ‘U.S. Nonresident Alien Income Tax Return’ ten behoeve van eiseres verzorgd.

2.3. In de aangiften IB/PVV over de jaren 2003, 2004 en 2005 heeft eiseres in verband met haar werkzaamheden in de Verenigde Staten, elders belast inkomen aangegeven van respectievelijk € 37.000, € 42.003 en € 46.000.

2.4. Eiseres is sponsor van het poloteam ‘[D]’. In dat verband heeft eiseres verkoopkosten ten laste van de ondernemingswinst gebracht ten bedrage van € 6.200 (2004) en € 55.387 (2005).

2.5. Eiseres heeft samen met haar echtgenoot op 1 augustus 2002 een woning aan de [adres] aangeschaft. De woning evenals de tuin zijn opgenomen in het register van beschermde monumenten ingevolge artikel 6 van de Monumentenwet 1988. Het geheel is plaatselijk bekend als ‘[NAAM LANDGOED]’ (hierna: het landgoed). Eiseres heeft in de aangiften IB/PVV 2003 en 2004 juridische kosten opgevoerd in relatie tot het landgoed ten bedrage van € 8.758 (2003) en € 24.473 (2004).

2.6. In het jaar 2005 is aan eiseres gedurende 9,5 maanden een auto ter beschikking gesteld met een cataloguswaarde van € 273.143. Eiseres heeft van de door haar gemaakte ritten een rittenregistratie bijgehouden.

2.7. Verweerder heeft op 23 maart 2007 een boekenonderzoek aangekondigd met betrekking tot onder andere de aanvaardbaarheid van de aangiften IB/PVV 2003 tot en met 2005. In het verslag van het boekenonderzoek van 18 november 2008 is – voor zover van belang – het volgende opgenomen:

“3.2.1 Verkoopkosten

(…)

In de jaren 2004 en 2005 brengt de belastingplichtige verkoopkosten / sponsoring ten laste van het resultaat. Deze kosten ziet op de aanschaf van polopaarden en alle daarmee samenhangende kosten in de meest ruime zin van het woord. In jaar 2004 bedraagt de hoogte van de verkoopkosten / sponsoring € 6.200 en in het jaar 2005 € 55.387.

De belastingplichtige geeft aan dat zij bij poloclub [E] een aantal paarden heeft lopen waarmee zij met een team, onder de naam [D], deelneemt aan polotoernooien. De naam [D] slaat op het landgoed waar de belastingplichtige woont. De belastingplichtige geeft aan dat zij deze kosten ten laste van de winst brengt, omdat zij van mening is dat zij door deel te nemen aan deze toernooien meer naamsbekendheid krijgt bij potentiële klanten. Volgens de belastingplichtige komt haar doelgroep bij uitstek samen bij polowedstrijden. Bij het inleidend gesprek van het boekenonderzoek geeft de belastingplichtige aan dat naast deze zakelijke overweging ook sprake is van een hobby.

(…)

In het jaar 2004 heeft de sponsoring / verkoopkosten betrekking op de aankoop van een polopaard met de naam [E]. Een factuur van de aankoop kan de belastingplichtige niet overleggen. Alleen een bankafschrift van een betaling is aanwezig. Als omschrijving staat bij deze betaling “[E] + rente”. Deze betaling wordt niet geaccepteerd als zakelijke kosten. De belastingplichtige kan geen factuur overleggen waaruit blijkt dat hier sprake is van de aankoop van een paard.

Indien wel sprake is van de aankoop van een paard dan nog wordt deze uitgaaf niet aangemerkt als zakelijke kosten. De belastingplichtige heeft dit paard nodig om polo te spelen. Zoals hierboven aangegeven is polospelen een hobby van haar. De aankoop van het paard voorziet dan ook in haar persoonlijke behoefte. Het randgebeuren rond het polospelen, zoals het uitnodigen van relaties, contacten met andere genodigden, kunnen wel een zakelijk karakter hebben. Kosten voor sponsoring en Greenfee worden dan ook als zakelijke kosten geaccepteerd voor zover van deze kosten facturen overgelegd zijn.

De Stichting [F] geeft aan dat Greenfee het recht betreft van de betreffende bedrijven om gebruik te maken van de infrastructuur van de stichting ten behoeve van de bedrijven en hun relaties.

Voor het jaar 2005 heeft de belastingplichtige een specificatie overgelegd van de opgevoerde verkoopkosten. Op deze specificatie geeft de belastingplichtige aan dat in jaar 2005 twee paarden zijn aangekocht. Daarnaast bestaat de kosten uit betalingen aan een hoefsmid, dierenarts, reiskosten van en naar Buenos Aires te Argentinië, parkeerkosten Schiphol, kosten van een poloclinic, taalcursus en dergelijke.

(…)

De facturen van [G] Club inzake de sponsoring 2e en 3 kw. 2005, sponsoring EK te [PLAATSNAAM] en Greenfee voor een bedrag van totaal € 16.170 accepteer ik als sponsorkosten.

De overige kosten worden niet als verkoopkosten geaccepteerd, omdat:

- twee facturen een onjuiste tenaamstelling hebben. Het betreft de facturen van Hypoplaza en De [I] voor een totaal bedrag van € 218. Deze uitgaven worden dan ook niet als zakelijke kosten geaccepteerd;

- een bedrag van € 534 ziet op kosten van de dierenarts en hoefsmid. Deze kosten zijn gemaakt voor de paarden. Deze paarden heeft de belastingplichtige nodig om haar hobby uit te oefenen, namelijk het spelen van polo. Deze kosten worden dan ook niet als zakelijke kosten geaccepteerd, omdat zij zien op het bevredigen van persoonlijke behoeften.

- de overgelegde facturen met betrekking tot de reis- en verblijfkosten van en naar Argentinië ad. € 3.121 worden niet geaccepteerd als zakelijke kosten. Deze kosten staan te ver af van de feitelijke sponsoring.

- de kosten van de aankoop van paarden voor een bedrag van € 20.000 wordt niet geaccepteerd. Deze paarden heeft de belastingplichtige nodig om haar hobby uit te oefenen, namelijk het spelen van polo. Deze kosten worden dan ook niet als zakelijke kosten geaccepteerd, omdat zij zien op het bevredigen van persoonlijke behoeften.

- van de overige kosten, waaronder kasopname ad. € 860,42 op Schiphol, aankoop schilderij, het deelnemen aan een poloclinic en uitgaven in [J] zijn geen facturen overgelegd. Indien wel facturen zouden zijn overgelegd worden deze kosten ook niet als verkoopkosten geaccepteerd, omdat deze kosten te ver af staan van de feitelijke sponsoring.

De correctie bedraagt in het jaar:

- in het jaar 2004 € 6.200;

- in het jaar 2005 € 39.217.

(…)

4.1.1 Bijtelling privé-gebruik auto

(…)

Ferrari 456M GT:

Voor Ferrari maakt de belastingplichtige geen correctie in verband met het ter beschikking stellen van de auto. Voor de jaren 2005 en 2005 overlegt de belastingplichtige voor de Ferrari een kilometeradministratie, bestaande uit een overzicht van drie vellen A-4 voor het jaar 2005 en 4 vellen A-4 voor het jaar 2006, en een uitdraai van haar elektronische agenda. Zij overlegt geen enkel ander (basis) bescheid. Volgens de rittenadministratie gebruikt de belastingplichtige de auto alleen voor zakelijke doeleinden.

(…)

Conclusie kilometeradministratie jaar 2005

Op woensdag 11 mei of donderdag 12 mei rijdt de belastingplichtige met de Ferrari in Amsterdam tegen een paaltje. Op zaterdag 18 juni, zondag 19 juni en dinsdag 9 augustus 2005 heeft de belastingplichtige verkeersboetes gekregen voor snelheidsovertredingen begaan met de Ferrari. Volgens de overgelegde rittenadministratie is op betreffende dagen niet met de Ferrari gereden. Daarnaast rijdt zij in de Ferrari op een niet bestaande datum, namelijk 31 juni 2005. Voorts ontvangt de belastingplichtige op donderdag 14 juli 2005 en vrijdag 29 juli 2005 verkeersboetes op wegen waar zij volgens de overgelegde administratie niet met de Ferrari gereden heeft.

(…)

Ik concludeer dat gebleken is dat overgelegde rittenregistratie niet voldoet aan de daaraan in de wet gestelde formele vereisten. Verder concludeer ik dat door de vele omissies in de administratie de belastingplichtige niet een rittenadministratie heeft overgelegd met de werkelijk gereden ritten met de daarbij behorende kilometers. Zij is dan ook niet geslaagd in het doen blijken dat met de Ferrari op jaarbasis minder dan 500 kilometer voor privé-doeleinden gereden is. De wettelijke bijtelling kan dan ook niet achterwege blijven. De correctie bedraagt: € 273.143 á 22% á 9,5/12 is € 47.572.

In de jaarrekening 2005 voert de belastingplichtige een bedrag van € 55.278 aan autokosten op. Door de correctie voorbelasting Ferrari genoemd bij onderdeel 5.4.1 van het verslag worden de autokosten verhoogd met en bedrag van € 11.632. Dit bedrag is conform de specificatie autokosten van de Ferrari jaar 2005. Na deze correctie bedraagt het bedrag aan autokosten in het jaar 2005 € 66.910. In het jaar 2005 bedraagt de correctie privé-gebruik auto van de BMW en de Ferrari tezamen € 62.524. Na correctie privé-gebruik heeft de belastingplichtige recht op een bedrag van € 4.386 autokosten.

In het jaar 2005 bedraagt correctie autokosten € 50.892 (zijnde: € 55.278 -/- € 4.386).

(…)

4.1.3 Uitgaven voor monumentenpanden

(…)

In de jaren 2003 en 2004 brengt de belastingplichtige uitgaven voor het monumentenpand in mindering op haar inkomen. Een deel van deze kosten heeft betrekking op juridische kosten. Deze kosten zijn gemaakt in verband met:

A. een procedure tegen de gemeente inzake een wijziging van het bestemmingsplan. De wijziging ziet op een stuk landbouwgrond in de omgeving van het landgoed [NAAM] op een afstand van ongeveer 300 - 400 meter van het landgoed. Het perceel grond ligt niet tegen het landgoed aan, maar aan de overzijde van de [adres].

B. een procedure van de familie [X] tegen de gemeente inzake het gebruik door watersporters van een aanlegsteiger in [NAAM]. Deze aanlegsteiger is naast het landgoed gelegen.

De belastingplichtige overlegt kopieën van bezwaarschriften en uitspraken in bovengenoemde zaken.

Ter toelichting het volgende:

A. De belastingplichtige maakt bezwaar tegen de bestemmingsplanwijziging. Deze wijziging heeft geen gevolgen voor het landgoed. Zowel de buitenplaats als de monumentale tuin blijven in stand.

Ter zake van deze procedure overlegt de belastingplichtige drie facturen, te weten:

- declaratienummer 41026366, d.d. 26 juli 2004 met omschrijving “werkzaamheden tot en met 30 juni 2004” met een bedrag van € 12.298,92;

- declaratienummer 41034073, d.d. 31 december 2004 met omschrijving “werkzaamheden tot en met 31 december 2004” met een bedrag van € 13.534,46;

- declaratienummer 41041330 d.d. 19 augustus 2005 met omschrijving “werkzaamheden tot en met 30 juni 2005” met een bedrag van € 15.435,22.

In het jaar 2003 voert de belastingplichtige een bedrag van € 11.074 juridische kosten op, waarvan in de aangifte een bedrag van € 8.758 in aftrek wordt gebracht. Een factuur voor dit bedrag is niet overgelegd. In het jaar 2004 voert de belastingplichtige een bedrag van

€ 24.473 als juridische kosten op. In het jaar 2005 voert de belastingplichtige geen juridische kosten op. Aansluiting tussen de overgelegde facturen en de opgevoerde aftrekposten is er niet.

De procedure tegen de gemeente [PLAATSNAAM] inzake de wijziging van het bestemmingsplan heeft niets te maken met het onderhoud en het in standhouden van het landgoed [NAAM]. Bovengenoemde juridische kosten zijn niet gemaakt om het monumentenpand in bruikbare staat te houden. Deze uitgaven kunnen dan ook niet als onderhoudskosten worden gekwalificeerd. De uitgaven zijn dan ook niet aftrekbaar.

B. De procedure tegen de gemeente [PLAATSNAAM] inzake het gebruik van de aanlegsteiger vangt aan in februari 2005. [K] advocaten factureert op 19 augustus 2005 een bedrag van

€ 599 inzake deze procedure. In de aangifte inkomstenbelasting 2005 claimt de belastingplichtige geen kosten voor het onderhoud van het monumentenpand. De aangifte jaar 2005 wordt dan ook op dit onderdeel gevolgd.

De kosten van het monumentenpand worden tussen de echtgenoten verdeeld. De belastingplichtige geeft aan dat de juridische kosten voor haar rekening zijn. De kosten worden dan ook bij haar gecorrigeerd.

De correctie minder aftrekbare kosten monumentenpand bedraagt:

- in het jaar 2003 € 8.758;

- in het jaar 2004 € 24.473.

(…)

4.2 Voorkoming dubbele belasting

In de periode maart 2003 tot en met augustus 2006 is de belastingplichtige shareholder van het Amerikaanse advocatenkantoor [BEDRIJF A] PA. In deze periode verricht de belastingplichtige werkzaamheden in de Verenigde Staten. De regeling Voorkoming van dubbele belasting is bij deze inkomsten van toepassing. In de Verenigde Staten verzorgt [BEDRIJF B] te [PLAATSNAAM] In opdracht van [BEDRIJF A] PA de aangifte “U.S. Nonresident Alien lncome Tax Return” van de belastingplichtige. Uit deze aangiften komt naar voren dat in de jaren 2003 en 2004 een bedrag van respectievelijk € 17.110 en

€ 3.615 als inkomsten uit werkzaamheden verricht in de USA is aangegeven. Deze bedragen wijken af van de in de aangiften inkomstenbelasting opgevoerde bedragen.

Van het jaar 2005 is geen aangifte ‘U.S. NonresidentAlien Income Tax Return” overgelegd. De belastingplichtige heeft toegezegd dat zij deze zal overleggen. Tot op heden is deze aangifte niet ontvangen.

2003 2004 2005

€ € €

Aangegeven “Elders belast” 37.000 42.003 46.000

Aangifte “U.S. Nonresident Alien Income Tax Return” 17.110 3.615 0

Verschil 19.890 38.388 46.000

De correctie Voorkoming dubbele belasting bedraagt:

- in het jaar 2003 € 19.890;

- in het jaar 2004 € 38.388;

- in het jaar 2005 € 46.000.”

3. Geschil

3.1. Tussen partijen is in geschil of:

- de juridische kosten die betrekking hebben op de voorgenomen aanleg van een randweg naast en een nieuwbouwwijk in de directe omgeving van het landgoed, aftrekbaar zijn;

- de juridische kosten die betrekking hebben op het illegaal aanmeren en verblijven langs de oever van het landgoed door eigenaren en gebruikers van pleziervaartuigen en mede gericht waren op het voorkomen van de realisering van een aanlegsteiger, aftrekbaar zijn;

- een hoger bedrag aan aftrekbare verkoopkosten/sponsorkosten in aanmerking kan worden genomen dan verweerder heeft toegestaan;

- verweerder terecht een forfaitaire bijtelling in verband met privé-gebruik auto in aanmerking heeft genomen;

- eiseres recht heeft op een hogere aftrek elders belast dan door verweerder in aanmerking is genomen.

3.2. De boete over 2003 is niet langer in geschil.

3.3. Eiseres concludeert tot gegrondverklaring van de beroepen, vernietiging van de uitspraken op bezwaar en vermindering van de belastingaanslagen 2003, 2004 en 2005.

3.4. Verweerder concludeert tot gegrondverklaring van het beroep 2003 en tot ongegrondverklaring van de beroepen 2004 en 2005.

4. Beoordeling van het geschil

Juridische kosten

4.1.1. Artikel 6.31 van de Wet IB 2001 (tekst 2004) bepaalt - voor zover hier van belang - het volgende:

“Als uitgaven met betrekking tot een monumentenpand worden in aanmerking genomen:

a. indien het een eigen woning als bedoeld in het eerste of derde lid van artikel 3.111 betreft: het bedrag van de kosten, lasten en afschrijvingen - andere dan renten van schulden, kosten van geldleningen en periodieke betalingen ingevolge de rechten van erfpacht, opstal of beklemming - verminderd met 1,15% van de eigenwoningwaarde, met dien verstande dat die vermindering niet minder dan € 136 en niet meer dan € 12 150 bedraagt;

(…)

2. Onder monumentenpand wordt verstaan een pand dat is ingeschreven in een van de registers, bedoeld in artikel 6 of artikel 7 van de Monumentenwet 1988.

3. Kosten, lasten en afschrijvingen voor monumentenpanden zijn de op de voordelen daaruit drukkende kosten voorzover zij zijn gemaakt tot behoud van die voordelen en in hun totale omvang niet overtreffen wat gebruikelijk is.”

4.1.2. Eiseres heeft in 2003 € 8.758 en in 2004 € 24.473 juridische kosten in aftrek gebracht. Deze kosten hadden enerzijds betrekking op een of meer juridische procedures om te voorkomen dat naast het landgoed een randweg en een nieuwbouwwijk zou worden aangelegd. Anderzijds hadden de kosten betrekking op een of meer procedures om illegaal aanmeren bij het landgoed te voorkomen en voorts om te voorkomen dat de gemeente een aanlegsteiger bij het landgoed zou realiseren.

4.1.3. Tussen partijen is niet in geschil dat zowel het pand als ook de tuin zijn ingeschreven in een van de registers als bedoeld in artikel 6 of artikel 7 van de Monumentenwet 1988. Tussen partijen is uitsluitend in geschil of de kosten kunnen worden aangemerkt als kosten in de zin van artikel 6.31 van de Wet IB 2001.

4.1.4. Met betrekking tot 2003 heeft verweerder onweersproken gesteld dat geen factuur is overgelegd. Nu eiseres deze juridische kosten ook niet op enige andere wijze heeft onderbouwd, heeft eiseres reeds daarom niet aannemelijk gemaakt dat juridische kosten zijn gemaakt die voor aftrek in aanmerking zouden komen. De kosten die eiseres in 2004 heeft moeten maken in verband met de hiervoor genoemde juridische procedures zijn naar het oordeel van de rechtbank evenmin aftrekbaar aangezien deze niet als kosten in de zin van artikel 6.31 van de Wet IB 2001 kunnen worden aangemerkt. Aftrekbaar immers zijn kosten van werkzaamheden aan het monument voor zover die ertoe hebben gestrekt het monument, zoals dat bij de aanvang van de werkzaamheden bestond, in bruikbare staat te herstellen of te houden en aldus achteruitgang en verval te voorkomen en deze kosten voorts in redelijkheid zijn gemaakt.

De kosten van de juridische procedures met betrekking tot de randweg en de nieuwbouwwijk hebben daarop echter geen betrekking. Die kosten houden immers verband met de omgevingsfactoren van het landgoed. Het zijn veeleer kosten gemaakt tot instandhouding van het woongenot of ter voorkoming van een mogelijke waardedaling als gevolg van de aanleg van de nieuwbouwwijk en de ontsluitingsweg in de nabijheid van het landgoed. Alsdan kunnen deze kosten niet worden aangemerkt als kosten tot verwerving, inning en behoud van de voordelen uit de bron.

Eiseres heeft nog gesteld dat de juridische kosten mede zien op een voorgenomen onteigening van een deel van het landgoed. Nog daargelaten het antwoord op de vraag of de kosten ter zake van een voorgenomen onteigening aftrekbaar zijn, heeft eiseres behoudens de blote stelling niet aannemelijk gemaakt dat er concrete plannen in die richting waren waartegen de juridische procedures waren gericht.

Ook de juridische kosten die eiseres heeft gemaakt in verband met het illegaal aanmeren aan de oever van het landgoed en de voorgenomen realisatie van een aanlegsteiger direct aan het landgoed door de gemeente zijn niet aftrekbaar omdat deze er evenmin toe hebben gestrekt het pand en de tuin, zoals dat bestond, in bruikbare staat te herstellen of te houden en aldus achteruitgang en verval te voorkomen. Weliswaar kan het gevolg zijn van het illegaal aanmeren en verblijven dat de oever beschadigd raakt, maar dat de kosten daarop betrekking hebben is gesteld noch gebleken.

Verkoopkosten/sponsorkosten

4.2.1. Eiseres heeft in verband met de kosten van sponsoring en facilitering van een poloteam in 2004 € 6.200 en in 2005 € 55.387 op de winst in aftrek gebracht. Verweerder heeft daarvan in 2005 € 16.170, zijnde de kosten van sponsoring zoals kleding, tassen, blankets, (bestickering van) de paardentrailer en greenfee, als sponsorkosten aangemerkt en in aftrek toegestaan. De overige kosten heeft verweerder niet geaccepteerd omdat ofwel facturen ontbraken ofwel een wanverhouding bestaat tussen de gemaakte kosten en hetgeen een redelijk handelend ondernemer zou hebben besteed voor een vergelijkbaar resultaat.

4.2.2. Met betrekking tot de uitgave van € 6.200 in 2004 in verband met de aanschaf van het paard [E] heeft eiseres een bankafschrift overgelegd. Als omschrijving bij de betaling staat vermeld: “[E] + rente”. Eiseres heeft verder niets overgelegd waaruit zou kunnen worden afgeleid dat deze betaling ook inderdaad ziet op de aanschaf van het paard. Weliswaar geldt de vrije bewijsleer en kan eiseres op een door haar te verkiezen wijze aannemelijk maken dat bepaalde kosten daadwerkelijk zijn gemaakt, maar een enkel bankafschrift zonder nadere bewijsstukken van welke aard dan ook is bij een dergelijke aanschaf onvoldoende. Dat het in de paardenwereld kennelijk gebruikelijk is dat paarden op deze wijze van eigenaar wisselen zoals eiseres heeft gesteld, doet daar niet aan af.

4.2.3. Tot een bedrag van € 15.344 heeft eiseres met betrekking tot 2005 geen facturen overgelegd, noch anderszins zijn de kosten aannemelijk gemaakt zodat deze kosten reeds daarom niet voor aftrek in aanmerking komen. Twee facturen met tezamen een bedrag van

€ 218 bevatten een onjuiste tenaamstelling zodat ook deze kosten niet voor aftrek in aanmerking komen.

4.2.4. Met betrekking tot het dan nog in geschil zijnde bedrag van € 23.655 ter zake van de aanschaf van twee paarden, uitgaven ter zake van een dierenarts en een hoefsmid en reis- en verblijfkosten Argentinië heeft eiseres zich op het standpunt gesteld dat zij deze kosten in alle redelijkheid heeft gemaakt. De potentiële cliënten van eiseres begeven zich namelijk in het circuit van de polosport.

Vooropgesteld dient te worden dat de door (de onderneming van) eiseres gedane uitgaven slechts dan een zakelijk karakter ontberen indien en voor zover zij in een zodanige wanverhouding staan tot het nut van deze uitgaven dat geen redelijk denkend ondernemer kan volhouden die uitgaven met het oog op de zakelijke belangen van de onderneming te hebben gedaan. De rechtbank is van oordeel dat sprake is van een dergelijke wanverhouding en overweegt daartoe het volgende.

Vast staat dat eiseres zelf incidenteel deelneemt aan de wedstrijden en ook persoonlijk een bijzondere belangstelling heeft voor de polosport. Vast staat dat eiseres niet onder de naam “[BEDRIJF A]” sponsort, maar onder “[NAAM]” (de naam van het landgoed van eiseres) en onder “[X].com”. Vast staat eveneens dat verweerder de kosten van sponsoring en de kosten van het gebruik van de faciliteiten van de poloclub in aftrek heeft toegelaten. Nog daargelaten dat eiseres in feite sponsorkosten maakt ten behoeve van zichzelf en niet ten behoeve van de onderneming waarvoor zij in de onderhavige jaren de werkzaamheden verricht, zijnde [BEDRIJF A], heeft eiseres niet aannemelijk gemaakt dat buiten de in aftrek toegelaten kosten het deelnemen aan de polosport en de aanschaf en verzorging van paarden is geschied op zakelijke gronden en ten behoeve van het uitnodigen en gastvrij onthalen van en netwerken met potentiële cliënten en andere relaties op de poloclub. Tot het beoogde zakelijke doel, namelijk het treffen van relaties, staan deze uitgaven in een wanverhouding.

De in geschil zijnde uitgaven dragen onder deze omstandigheden immers ook nauwelijks bij aan de (extra) naamsbekendheid van eiseres. In dat verband is ook onduidelijk welk zakelijk doel voor de onderneming is gediend met de uitgaven die betrekking hebben op de deelname aan een polowedstrijd in Argentinië.

Dat de polosport in Nederland klein van omvang is zoals eiseres heeft betoogd, en dat zij daarom meer of minder genoodzaakt was op zakelijke gronden ook te investeren in de paarden heeft eiseres wel gesteld, maar niet aannemelijk gemaakt. Een en ander kan niet los worden gezien van de persoonlijke belangstelling van eiseres in de polosport en de deelname van eiseres aan de wedstrijden.

De kosten ad € 23.655 kunnen derhalve niet als zakelijke uitgaven worden beschouwd.

Privé-gebruik auto

4.3.1. Artikel 3.20 van de Wet IB 2001 (tekst 2005) bepaalt - voor zover hier van belang - het volgende:

“1. Indien aan de belastingplichtige ook voor privé-doeleinden een auto ter beschikking staat, wordt op jaarbasis ten minste 22% van de waarde van de auto als onttrekking in aanmerking genomen. De auto wordt in ieder geval geacht ook voor privé-doeleinden ter beschikking te zijn gesteld tenzij blijkt dat de auto op jaarbasis voor niet meer dan 500 kilometer voor privé-doeleinden wordt gebruikt.

2. Indien uit een rittenregistratie of anderszins blijkt dat de auto op jaarbasis voor niet meer dan 500 kilometer voor privé-doeleinden wordt gebruikt, wordt de onttrekking gesteld op nihil.

(…).

4. Bij ministeriële regeling kunnen regels worden gesteld waaraan een rittenregistratie moet voldoen. Tevens kunnen regels worden gesteld over het anderszins laten blijken dat de auto op jaarbasis voor niet meer dan 500 kilometer voor privé-doeleinden wordt gebruikt.

(…).”

4.3.2. De staatssecretaris van Financiën heeft in de Uitvoeringsregeling inkomstenbelasting 2001 (hierna: de Uitvoeringsregeling) van zijn in artikel 3.20, vierde lid, van de Wet IB 2001 bedoelde bevoegdheid gebruik gemaakt. Artikel 9 van de Uitvoeringsregeling (tekst 2005) bepaalt - voor zover hier van belang - het volgende:

“De rittenregistratie als bedoeld in artikel 3.20 van de wet bevat ten minste de volgende gegevens:

a. merk, type en kenteken van de auto;

b. periode van terbeschikkingstelling van de auto;

c. per rit:

1°. datum;

2°. beginstand en eindstand van de kilometerteller;

3°. beginadres en eindadres;

4°. de gereden route indien deze afwijkt van de meest gebruikelijke;

5°. het karakter van de rit.”

4.3.3. Verweerder heeft in 2005 in verband met het privé-gebruik van de tot het ondernemingsvermogen behorende Ferrari 456M GT (hierna: de auto) een forfaitaire bijtelling in aanmerking genomen van € 47.572. Verweerder is van mening dat eiseres niet heeft doen blijken dat zij met de auto 500 of minder privé-kilometers heeft gereden. De rittenregistratie die eiseres heeft bijgehouden dient namelijk vanwege de daaraan klevende gebreken te worden verworpen en eiseres heeft niet anderszins doen blijken dat zij met de auto 500 of minder privé-kilometers heeft gereden. Verweerder heeft de volgende gebreken aan de rittenregistratie geconstateerd:

- merk, type en kenteken van de auto ontbreken;

- periode van terbeschikkingstelling van de auto ontbreekt;

- begin- en eindadres van de gemaakte ritten ontbreken;

- de gereden route ontbreekt indien deze afwijkt van de gebruikelijke;

- op 11 of 12 mei 2005 is schade aan de auto ontstaan volgens het eigen schadeformulier van eiseres en volgens het rapport van de schade-expert. Op die dagen is geen rit in de rittenregistratie genoteerd;

- op 18 en 19 juni 2005 zijn snelheidsovertredingen met de auto geconstateerd. Op die dagen zijn geen ritten in de rittenregistratie genoteerd;

- op 14 en 29 juli 2005 is er een andere route gereden dan de meest gebruikelijke. Daarvan is geen afzonderlijke aantekening gemaakt in de rittenregistratie;

- op 31 juni 2005 is een rit in de rittenregistratie genoteerd. 31 juni is een niet bestaande datum;

- op 9 augustus 2005 is een snelheidsovertreding met de auto geconstateerd. Op die dag is geen rit in de rittenregistratie genoteerd.

4.3.4. Op eiseres rust de last om aan te tonen dat zij in 2005 de auto voor niet meer dan 500 kilometer op jaarbasis voor privé-doeleinden heeft gebruikt. Daartoe heeft eiseres voornoemde rittenregistratie bijgehouden. Een rittenregistratie dient niet bij voorbaat te worden verworpen indien deze niet aan alle in de Uitvoeringsregeling genoemde vereisten voldoet, doch deze administratie dient in combinatie met andere bewijsmiddelen ten minste zodanig sluitend te zijn dat daaruit eenduidig kan worden afgeleid hoeveel kilometers er met de auto zakelijk en privé zijn gereden. De rechtbank is van oordeel dat eiseres met de rittenregistratie en de toelichting daarop aan haar bewijslast heeft voldaan. Dat merk, type, kenteken en periode van terbeschikkingstelling ontbreken, acht de rechtbank hier niet van belang. Dat zijn gegevens die feitelijk niet ter discussie staan en eenvoudig uit de administratie van de onderneming zijn te herleiden. Eiseres heeft weersproken dat op het kenteken van de auto verkeersboetes zijn opgelegd in 2005. Desgevraagd heeft verweerder geen stukken ter onderbouwing van zijn constatering kunnen overleggen. De stukken waarover verweerder beschikt hebben betrekking op een andere auto met een ander kenteken. Aldus moet er van worden uitgegaan dat op 18 en 19 juni 2005 en op 9 augustus 2005 met de auto geen verkeersovertredingen zijn begaan en is het logische gevolg dat de op die dagen in de rittenregistratie ontbrekende ritten niet als een omissie in de registratie kunnen worden aangemerkt.

4.3.5. De overige omissies in de rittenregistratie acht de rechtbank, mede gezien de geloofwaardige verklaringen daarover van eiseres, van zodanig geringe aard en omvang dat de registratie niet op die grond kan worden verworpen, noch dat zou moeten worden aangenomen dat eiseres met de auto meer dan 500 privé-kilometers heeft gereden. Daarbij neemt de rechtbank in ogenschouw dat eiseres de auto meestentijds gebruikte voor de rit van huis naar kantoor en vice versa en dat eiseres heeft verklaard die rit in verband met verkeersdrukte in afwijking van de meestal door haar gekozen route een enkele maal via een andere route met nagenoeg hetzelfde aantal kilometers te hebben afgelegd. Voorts berust het noteren van een rit op een niet bestaande datum op een kennelijke vergissing.

Alleen voor de dan nog overblijvende rit op 11 of 12 mei 2005 heeft eiseres geen afdoende verklaring gegeven. Blijkens haar eigen schadeformulier en het rapport van de schade-expert zou op een van die dagen schade zijn ontstaan aan de auto terwijl op die dagen geen rit in de rittenregistratie is opgenomen. Nu echter niet is gesteld of anderszins aannemelijk geworden dat eiseres daardoor meer dan 500 privé-kilometers heeft gereden dient de correctie ter zake van het privé-gebruik auto te vervallen.

Aftrek elders belast

4.4. Eiseres heeft in 2004 een aftrek elders belast in aanmerking genomen van € 42.003 en in 2005 van € 46.000. Verweerder heeft een bedrag van € 5.693 in 2004 en € 0 in 2005 in aftrek toegestaan. Verweerder heeft daarbij als uitgangspunt genomen de bedragen die eiseres zelf als in de Verenigde Staten genoten inkomsten in haar aangiften “U.S. Nonresident Alien lncome Tax Return” heeft opgenomen. In afwijking daarvan heeft verweerder echter per abuis in 2004 € 5.693 in plaats van € 3.615 in aanmerking genomen.

Eiseres heeft zich op het standpunt gesteld dat 20% van haar totale inkomsten als in de Verenigde Staten genoten moet worden beschouwd en zich beroepen op een afspraak tussen [BEDRIJF A] en de Belastingdienst. Daartoe heeft eiseres een memorandum van [L] van 17 januari 2005 overgelegd en een afschrift van een e-mail van dezelfde persoon aan eiseres van 9 juni 2008. Verweerder heeft het bestaan van een dergelijke afspraak ontkend. Mede in het licht van de ontkenning door verweerder is eiseres er naar het oordeel van de rechtbank niet in geslaagd aan de hand van de overgelegde stukken aannemelijk te maken dat ter zake inderdaad een afspraak tussen [BEDRIJF A] en de Belastingdienst bestaat. Beide stukken betreffen immers een eenzijdige weergave van die afspraak en het afschrift van de e-mail heeft kennelijk betrekking op de vennootschapsbelasting. Voorts neemt de rechtbank in aanmerking dat eiseres, desnoods via [BEDRIJF A], toch op eenvoudige wijze bevestiging van de afspraak had kunnen krijgen door de in het memorandum genoemde ambtenaren te benaderen en hun om een bevestiging van die afspraak te verzoeken. Met hetgeen eiseres heeft ingebracht heeft zij het bestaan van de afspraak niet aannemelijk gemaakt en derhalve heeft zij geen recht op een hogere aftrek elders belast dan verweerder reeds in aanmerking heeft genomen.

Boete

4.5. Verweerder heeft zich in de beroepsfase op het standpunt gesteld dat de boete over 2003 dient te vervallen. Dat betekent dat het beroep 2003 gegrond is.

Beschikkingen heffingsrente

4.6. Het beroep tegen de beschikkingen heffingsrente heeft eiseres niet afzonderlijk onderbouwd. Aangezien uit hetgeen hiervoor is overwogen volgt dat de belastingaanslag 2005 moet worden verminderd, slaagt ook het beroep tegen de beschikking heffingsrente over dat jaar. De beroepen tegen de beschikkingen heffingsrente over 2003 en 2004 zullen ongegrond worden verklaard.

4.7. Gelet op het vorenoverwogene dienen de beroepen 2003 en 2005 gegrond en dient het beroep 2004 ongegrond te worden verklaard.

5. Proceskosten

De rechtbank vindt aanleiding verweerder te veroordelen in de kosten die eiseres in verband met de behandeling van de beroepen redelijkerwijs heeft moeten maken. Deze kosten zijn op de voet van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vastgesteld op € 874 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 437 en een wegingsfactor 1 voor minder dan vier samenhangende zaken en een wegingsfactor van 1 voor de zwaarte van de zaken). Voor de overige door eiseres genoemde proceskosten, te weten reiskosten wordt verweerder, eveneens met toepassing van dat besluit, veroordeeld deze te vergoeden tot een bedrag van € 18,66.

6. Beslissing

De rechtbank:

- verklaart de beroepen 2003 (09/5418) en 2005 (09/5420) gegrond;

- verklaart het beroep 2004 (09/5419) ongegrond;

- vernietigt de uitspraak op bezwaar 2003 voor zover betrekking hebbend op de boete;

- vernietigt de uitspraak op bezwaar 2005;

- vernietigt de boete voor 2003, en bepaalt dat deze uitspraak in zoverre in de plaats treedt van het vernietigde besluit;

- vermindert de belastingaanslag IB/PVV 2005 tot een berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 103.962 en bepaalt dat deze uitspraak in zoverre in de plaats treedt van het vernietigde besluit;

- gelast dat verweerder de beschikking heffingsrente over het jaar 2005 vermindert met inachtneming van deze uitspraak;

- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres ten bedrage van € 892,66;

- gelast dat verweerder het door eiseres betaalde griffierecht van € 41 vergoedt.

Deze uitspraak is vastgesteld door mr. T.A. de Hek, voorzitter, mr. A. van Dongen en mr. H. de Jong, rechters, in tegenwoordigheid van mr. H.H. Ruis, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 1 april 2011.

Afschrift verzonden aan partijen op:

De rechtbank heeft geen bezwaar tegen afgifte door de griffier van een afschrift van de uitspraak in geanonimiseerde vorm.

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof te Amsterdam (belastingkamer), Postbus 1312, 1000 BH Amsterdam.

Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:

1 - bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd;

2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:

a. de naam en het adres van de indiener;

b. een dagtekening;

c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;

d. de gronden van het hoger beroep.