Rechtbank Haarlem, 16-05-2011, BQ5668, AWB 10 / 711
Rechtbank Haarlem, 16-05-2011, BQ5668, AWB 10 / 711
Gegevens
- Instantie
- Rechtbank Haarlem
- Datum uitspraak
- 16 mei 2011
- Datum publicatie
- 23 mei 2011
- ECLI
- ECLI:NL:RBHAA:2011:BQ5668
- Formele relaties
- Hoger beroep: ECLI:NL:GHAMS:2012:BW9318, Bekrachtiging/bevestiging
- Zaaknummer
- AWB 10 / 711
Inhoudsindicatie
Omzetbelasting. Handelingen van eiseres worden aangemerkt als bemiddeling inzake effecten."
Uitspraak
RECHTBANK HAARLEM
Sector bestuursrecht, meervoudige belastingkamer
Zaaknummer: AWB 10/711
Uitspraakdatum: 16 mei 2011
Uitspraak in het geding tussen
[X] B.V., gevestigd te [Z], eiseres,
gemachtigde: [A]
en
de inspecteur van de Belastingdienst[P], verweerder.
1. Ontstaan en loop van het geding
1.1. Verweerder heeft op 27 augustus 2008 aan eiseres over het tijdvak 1 januari 2004 tot en met 31 december 2005 een naheffingsaanslag omzetbelasting opgelegd ten bedrage van
€ 9.165. Tevens is bij beschikking met dezelfde dagtekening een boete opgelegd ten bedrage van € 833 en is heffingsrente berekend tot een bedrag van € 1.475.
1.2. Verweerder heeft bij uitspraak op bezwaar van 28 december 2009 de naheffingsaanslag en beschikking heffingsrente gehandhaafd. De boete is vernietigd.
1.3. Eiseres heeft daartegen beroep ingesteld. Verweerder heeft op de zaak betrekking hebbende stukken overgelegd en een verweerschrift ingediend. Eiseres heeft een conclusie van repliek ingediend.
1.4. Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 22 april 2011.
Eiseres is daar vertegenwoordigd door haar directeur, [B] en haar gemachtigde, die is bijgestaan door [C] Namens verweerder is verschenen [D] ter bijstand vergezeld van [E]. Partijen hebben beiden een pleitnota voorgedragen en exemplaren daarvan overgelegd aan de rechtbank en elkaar.
2. Tussen partijen vaststaande feiten
2.1. Eiseres verricht tegen vergoeding diensten aan ondernemer(s) die collectieve beleggingsfondsen exploiteren. De diensten van eiseres zijn gericht op het aantrekken van kopers voor participaties in voorbedoelde beleggingsfondsen. In het onderhavige tijdvak betreft het participaties in beleggingsfondsen van [F]. Via de website van eiseres kunnen aspirant-beleggers inzicht krijgen in de resultaten van de door eiseres geselecteerde beleggingsfondsen en een informatief gesprek aanvragen met de directeur van eiseres. Voorts wordt er op de website een overzicht verstrekt van de meest gestelde vragen/antwoorden en kan men zich abonneren op een nieuwsbrief. Tevens kan via de website een aanmeldformulier voor deelname in een beleggingsfonds worden aangevraagd. Een voorbeeld daarvan is ter zitting overgelegd door eiseres. Tussen partijen is niet in geschil dat eiseres op grond van de hiervoor beschreven dienstverlening met ingang van 1 januari 2004 moet worden aangemerkt als ondernemer in de zin van de Wet op de omzetbelasting 1968 (hierna: Wet OB).
2.2. Tot de stukken van het geding behoort een “Dienstverleningsdocument/Dienstenwijzer [X]r BV” waarin, voor zover hier van belang, is vermeld:
“In dit document stellen wij ons aan u voor, informeren we u over onze werkwijze en hoe wij worden beloond. Hierdoor weet u waar u aan toe bent als u besluit van onze dienstverlening gebruik te maken.
Wat zijn onze diensten?
[X] selecteert beleggingsfondsen met een uitmuntende verhouding tussen rendement en risico en informeert potentiële beleggers hierover. Indien beleggers dat wensen geven wij hun naam en adresgegevens door aan de beheerder van het betreffende beleggingsfonds.
De informatievoorziening aan potentiële beleggers vindt plaats via nieuwsbrieven, de website (…) en via persoonlijke gesprekken. In verstrekte informatie wordt aandacht besteed aan onder andere:
? kenmerken van de door [X] geselecteerde fondsen, inclusief rendement, kosten en opzegcondities;
? mogelijkheden om beleggingsrisico’s te beperken;
? het belang en kenmerken van gemiddeld rendement, spreiding en andere kenmerken van risico’s;
? mogelijkheid om het prospectus van de fondsen te raadplegen via de website van [X].
Bovengenoemde informatievoorziening gebeurt zodanig dat de potentiële belegger zelf in staat is te bepalen welke beleggingsfondsen voor hem/haar passend zijn.
(…)
Registratie AFM
Ons kantoor is geregistreerd bij de Autoriteit Financiële Markten (…)
Onafhankelijke relatie met financiële instellingen
Ons kantoor heeft geen enkele verplichting om financiële producten bij een of meerder financiële instellingen onder te brengen. Ook heeft geen enkele financiële instelling, zoals bank of verzekeringsinstelling, een eigendomsbelang of zeggenschap in onze onderneming. Wij zijn dus een geheel onafhankelijk kantoor en kiezen aanbieders en beleggingsfondsen enkel en alleen op basis van de resultaten en kwaliteit van deze fondsen en de dienstverlening.
Keuze van aanbieders
De markt kent vele aanbieders van beleggingsfondsen. Vaak hebben deze aanbieders vele
beleggingsfondsen. Wij maken een selectie van de instanties waar wij zaken mee doen en kiezen
de beste fondsen uit hun aanbod.
Deze selectie maken wij op basis van een groot aantal factoren. Op de eerste plaats of de AFM
aan de aanbiedende instantie een vergunning heeft gegeven om in Nederland actief te mogen
zijn. Verder kijken wij naar de soliditeit, de historie en de reputatie van de aanbiedende instantie.
En of uw geld veilig is gestald. Er dient altijd een scheiding te zijn tussen het bewaken van uw
geld door een onafhankelijke bewaarder en het beheren van de fondsen. Dit voorkomt oneerlijke
praktijken.
Qua resultaten van de fondsen dient er een voldoende lange handelshistorie te zijn opgebouwd.
Bovendien moeten de resultaten een excellente verhouding te zien geven tussen risico en
rendement.
Hoe worden wij beloond?
Om onze diensten te kunnen verlenen maken wij bedrijfskosten. Denk aan salarissen, kosten
huisvesting, automatisering, marketing etc.
Voor onze diensten aan klanten en het doorgeven van namen ontvangen wij een vergoeding van
de fondsbeheerder die onderdeel vormt van de standaardkosten die door de fondsbeheerder op
belegd vermogen in rekening wordt gebracht.
Voor onze dienstverlening betaalt u dus niets extra en drukt derhalve ook niet op de rendementen
die u maakt. Alle rendementen die wij in onze informatie laten zien, zijn daarom netto resultaten
De hoogte van de provisie die wij van de fondsbeheerder ontvangen verschilt per aanbieder en
fonds en varieert tussen 0,2 en 1% op jaarbasis. Daarnaast ontvangen wij een eenmalige
provisie die varieert tussen 0,5 en 2%. Ontvangen wij van de fondsbeheerder alleen een
eenmalige provisie, dan varieert die tussen de 4 en 5%
(…)”
2.3. Tot de stukken van het geding behoort voorts een marketingovereenkomst waarin, voor zover hier van belang, is vermeld:
“Ondergetekenden:
1. [F] BV (…) hierna te noemen “[F]”
En
2. [X]r BV, (…) hierna te noemen “[X]”
In aanmerking nemende:
1. dat [F] beheerder is van het beleggingsfonds (…) ‘[G]’, hierna
te noemen [G];
2. dat [G] een platform is dat beleggers de mogelijkheid biedt te investeren in Commodity
Trading Advisors (CTA’s); Hiertoe heeft zij een aantal sub fondsen gecreëerd;
3. Dat [X] heeft kennis en ervaring op het gebied van CTA’s en de marketing van CTA-gerelateerde producten;
Verklaren te zijn overeengekomen als volgt:
Artikel 1 - Inbreng [X]
1. [X] stelt de Veste haar kennis over CTA’s en de marketing van beleggingsprogramma’s ter beschikking en geeft het alleenvertegenwoordigingsrecht van I[H] Inc. in de Benelux op en gunste van [F] BV. Daarnaast zal [X] cliëntenremisiers aanbrengen bij [F].
Artikel 2 - Werkwijze [X]
1. [X] zal zich in haar marketing uitingen houden aan alle wettelijke bepalingen en
richtlijnen zoals die door de toezichthouder Autoriteit Financiële Markten (AFM) worden opgesteld.
2. In haar marketing activiteiten zal [X] zich uitsluitend bedienen van de materialen die
door [F] zijn opgesteld of vervaardigd.
3. Marketingmaterialen die [X] in eigen beheer ontwikkelt of laat ontwikkelen zullen
alvorens gebruik ter goedkeuring aan [F] worden aangeboden. Na schriftelijke
goedkeuring van [F] kunnen de marketingmaterialen worden ingezet in de
marketingactiviteiten.
Artikel 3 - Vergoedingen
1. Voor de in artikel 1 genoemde inbreng van [X] zal [F] een vergoeding aan [X] ter beschikking stellen.
2. De vergoeding voor [X] voor haar marketingactiviteiten zijn als volgt:
• Als door toedoen van [X] een remisier voor [G] door de beheerder wordt aangesteld dan ontvangt [X] 50% van de betreffende commissies die aan [F] worden uitbetaald;
• [X] ontvangt deze 50% eveneens voor klanten die rechtstreeks door [X] zijn aangebracht;
• Als een remisier voor [G] door beheerder wordt aangesteld zonder bemoeienis van [X] dan ontvangt [X] 20% van de betreffende commissies die aan [F] worden uitbetaald;
3. De cliënten zijn voor zo lang hun deelname in een van de sub fondsen duurt cliënt bij [F]. Zolang deze cliënten zaken blijven doen met [F] zal [X] te allen tijde de
vergoeding zoals genoemd in deze overeenkomst blijven ontvangen van [F]
(…)”
2.4. Tot de stukken van het geding behoort ook een cliëntenremisierovereenkomst waarin, voor zover hier van belang, is vermeld:
“De ondergetekenden:
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijk[F]
BV (…) hierna te noemen “[F]”
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid [X]r BV, (…)
hierna te noemen, “Remisier”
In aanmerking nemende:
1. dat [F] en Remisier een samenwerking wensen aan te gaan met betrekking tot
het aanbrengen van cliënten door Remisier ten behoeve van [F]. De cliënten
zullen door Remisier worden aangebracht in het kader van het beheren van het
vermogen van die cliënten door [F];
2. dat [F] en remisier onafhankelijke partijen zijn en deze overeenkomst geen
arbeidsverhouding of deelgenootschap tussen [F] en remisier vormt. [F]
noch remisier zijn bevoegd elkaar op enigerlei wijze te binden;
3. Dat partijen hetgeen zij ter zake zijn overeengekomen schriftelijk wensen vast te
leggen.
Verklaren te zijn overeengekomen als volgt:
Artikel 1
1. Remisier zal ten behoeve van [F] cliënten aanbrengen waarvan het vermogen door [F] zal worden beheerd.
2. Remisier verklaart de voor hem/haar toepasselijke gedragsregels als cliëntenremisier, vergunning houdende of vrijgestelde effecteninstelling, daaronder begrepen de eventueel aan hem/haar onder de vergunning of vrijstelling verbonden voorschriften, naleeft en na zal blijven naleven zolang zijn/haar overeenkomst met [F] van kracht is.
3. (…)
Artikel 2
1. Remisier heeft recht op vergoeding op basis van het belegde vermogen van de bij [F] aangebrachte cliënten. De waarde wordt per maand door [F] vastgesteld en aan de door Remisier aangebrachte cliënten gerapporteerd. De hoogte van de in lid 1 bedoelde vergoeding en de wijze van berekenen vindt plaats overeenkomstig de bijlage. Deze bijlage maakt intergraal onderdeel uit van deze overeenkomst.
2. Betaling van de in de bijlage genoemde vergoeding(en) vindt per maand achteraf plaats, doch alleen nadat de door Remisier aangebrachte cliënten de hun gezonden facturen hebben voldaan aan [F].
Artikel 3
(…)
Artikel 4
De cliënten zijn voor zover hun beleggingen zijn ondergebracht bij [F] cliënt bij [F]. Zolang deze cliënten zaken blijven doen met [F] zal Remisier te allen tijde de in de bijlage genoemde vergoedingen blijven ontvangen van [F].
Artikel 5
Benadering door [F] van door de inspanningen van Remisier aangebrachte cliënten bij [F] zal alleen plaatsvinden indien dit voor de uitvoering van het vermogensbeheer nuttig of noodzakelijk is. In dit kader wordt het verstrekken van informatie aan cliënten van Remisier door [F] over het verloop van de verschillende beleggingsmogelijkheden via door [F] uitgegeven periodieke geacht te zijn gegeven in het kader van het overeengekomen vermogensbeheer.
(…)
Bijlage bij de remisierovereenkomst
Met verwijzing naar artikel 2 van de remisierovereenkomst luidt de vergoeding als volgt :
1. Voor [G]”:
Aankoopkosten over het ingelegde vermogen zoals aangegeven en geaccordeerd door relatie op het aanmeldingsformulier.
Marketing vergoeding:
Afzonderlijke trading funds:
• jaarlijks 1% vast over het aangebrachte vermogen, inclusief vermogensgroei;
Fund of Funds:
• Jaarlijks 0.5% vast over het aangebrachte vermogen inclusief vermogensgroei;
• alsmede 50% van de in rekening gebrachte winstdeling;
Voorwaarden:
a. [F] zal binnen 20 werkdagen na het begin van de nieuwe maand de verschuldigde vergoeding aan remisier overmaken.
b. Als bewijs daarvoor ontvangt remisier maandelijks een creditnota.
2. Voor [H]”:
Aankoopkosten: De aankoopkosten zullen volgens navolgende staffel aan de remisier
worden uitgekeerd over de periode 1 februari 2007 tot en met 1 december 2007 in het [H] Fund: a. tot € 1.000.000,-- bedraagt de vergoeding 4%
b. van € 1 .000.000,-- tot € 2.500.000 bedraagt de vergoeding 5%
c. Meer dan € 2.500.000 bedraagt de vergoeding 6%.
Voorwaarden:
a. De aankoopkosten worden pas uitgekeerd nadat de inleg in het [H] Fund de handelsactiviteiten start.
b. Als bewijs daarvoor ontvangt remisier een creditnota.
3. [I] Fonds
Jaarlijks 0,5 % vast over het aangebrachte vermogen inclusief vermogensgroei;
Alsmede 20% van de winstdeling die in rekening wordt gebracht.
(…)”
2.5. Bij eiseres heeft op 20 september 2007 een boekenonderzoek plaatsgevonden. Hiervan is verslag uitgebracht op 19 juni 2008. Naar aanleiding van dit boekenonderzoek is de onderhavige naheffingsaanslag opgelegd.
3. Geschil
3.1. Tussen partijen is in geschil het antwoord op de vraag of de diensten van eiseres zijn vrijgesteld van omzetbelasting welke vraag verweerder ontkennend en eiseres bevestigend beantwoordt.
3.2. Eiseres stelt zich op het standpunt dat haar diensten, gelet op de aard daarvan, moeten worden aangemerkt als handelingen, bemiddeling daaronder begrepen, inzake effecten als bedoeld in artikel 11, eerste lid, onderdeel i, ten tweede, Wet OB. In het bijzonder stelt zij zich op het standpunt dat de participaties bij de verkoop waarvan zij bemiddelt aangemerkt moeten worden als effecten/waardepapieren zoals bedoeld in voornoemd artikelonderdeel. Zij doet haar standpunt mede steunen op een wijzigingsvoorstel van Richtlijn 2006/112/EG. Tevens doet zij een beroep op de zogenoemde ‘bankenresolutie’ waarin, zo stelt zij, wordt goedgekeurd dat de provisie wegens het aanbrengen van een (ver)koper van effecten is vrijgesteld van omzetbelasting.
3.3. Verweerder stelt primair dat de diensten die eiseres verricht zijn belast naar het algemene tarief. Eiseres maakt op haar website reclame voor vermogensbeheerders, zij verstrekt informatie en geeft advies. Deze activiteiten, die in wezen het maken van reclame betreffen, kunnen niet worden gerangschikt onder artikel 11, eerste lid, letter i, ten tweede, Wet OB. Subsidiair stelt verweerder dat, als naar het oordeel van de rechtbank sprake is van bemiddeling, deze bemiddeling niet op de verkoop van effecten ziet, zoals eiseres stelt, maar op de bemiddeling bij het beheer van collectief bijeengebrachte vermogens. Deze bemiddeling is op grond van artikel 11, eerste lid, letter i, ten derde, Wet OB niet vrijgesteld van omzetbelasting. Verweerder stelt in dat kader dat de deelnemers in het fonds slechts gelden inbrengen. De participatie die de deelnemer op grond daarvan in het fonds verkrijgt vertegenwoordigt slechts het bezit van rechten van deelneming in het fonds voor collectieve belegging. Een dergelijk bezit kan niet worden aangemerkt als of gelijk worden gesteld met een effect of waardepapier.
3.4. Eiseres concludeert tot gegrondverklaring van het beroep, vernietiging van de uitspraak op bezwaar en de naheffingsaanslag. Verweerder concludeert tot ongegrondverklaring van het beroep.
4. De relevante wettelijke bepaling
4.1. Artikel 11, eerste lid, letter i, Wet OB luidt als volgt:
1. Onder bij algemene maatregel van bestuur vast te stellen voorwaarden zijn van de belasting vrijgesteld:
i. de volgende leveringen en diensten:
1° de handelingen, bemiddeling daaronder begrepen, betreffende deviezen, bankbiljetten en munten, welke in enig land de hoedanigheid van wettig betaalmiddel bezitten, met uitzondering van bankbiljetten en munten, welke gewoonlijk niet als wettig betaalmiddel worden gebruikt of welke een verzamelwaarde hebben;
2°. de handelingen, bemiddeling daaronder begrepen doch uitgezonderd bewaring en beheer, inzake effecten en andere waardepapieren met uitzondering van documenten welke goederen vertegenwoordigen;
3°. het beheer van door beleggingsfondsen en beleggingsmaatschappijen ter collectieve belegging bijeengebrachte vermogens;
5. Beoordeling van het geschil
5.1. Vooropgesteld zij dat eiseres een beroep doet op een vrijstelling, derhalve op een uitzondering op de hoofdregel. Dit brengt mee dat het op de weg van eiseres ligt om de feiten en omstandigheden die een beroep op de vrijstelling rechtvaardigen te stellen en die bij betwisting te bewijzen.
5.2.1. In het arrest van het HvJ EU van 13 december 2001, zaak C-235/00 (CSC Financial Services Ltd) is ten aanzien van het begrip bemiddeling overwogen:
“39. Zonder dat de vraag behoeft te worden gesteld wat de juiste draagwijdte is van de term "bemiddeling (…), dient te worden vastgesteld dat (…) wordt gedoeld op een activiteit van een tussenpersoon die niet de plaats inneemt van een partij bij een contract betreffende een financieel product en wiens activiteit verschilt van de typische contractuele prestaties die door de partijen bij zulke contracten worden verricht. Bemiddeling is immers een dienstverrichting ten behoeve van een contractpartij die door deze laatste als afzonderlijke tussenkomst wordt vergoed. Dit kan onder meer inhouden dat de contractpartij wordt gewezen op gelegenheden om dit contract te sluiten, dat voor hem contact met de wederpartij wordt gelegd, en dat in naam en voor rekening van de cliënt wordt onderhandeld over de details van de wederzijdse prestaties. Deze activiteit heeft dus tot doel het nodige te doen opdat twee partijen een contract sluiten, zonder dat de bemiddelaar een eigen belang heeft inzake de inhoud van het contract.
40. Van een bemiddelingsactiviteit is evenwel geen sprake wanneer een van de partijen bij het contract een onderaannemer belast met een deel van de aan het contract verbonden materiële handelingen, zoals de informatieverstrekking aan de wederpartij, alsmede de ontvangst en de verwerking van de verzoeken tot inschrijving op de waardepapieren die het voorwerp van het contract vormen. In dat geval neemt de onderaannemer dezelfde plaats in als de verkoper van het financieel product en is hij dus niet, in de zin van de betrokken bepaling, een tussenpersoon die niet de plaats van een contractpartij inneemt.”
5.2.2. De rechtbank is, mede op grond van het overwogene in het CSC-arrest, van oordeel dat de handelingen van eiseres moeten worden aangemerkt als bemiddeling. Ter motivering dient het volgende. Via de website van eiseres wordt een aspirant-belegger gewezen op de mogelijkheid om participaties te verwerven in de door eiseres geselecteerde beleggingsfondsen. Eiseres informeert een aspirant-belegger desgewenst in een persoonlijk gesprek over de bijzondere kenmerken (risicoprofielen en prestaties) van de diverse beleggingsfondsen en verstrekt daarin een persoonlijk beleggingsadvies. Bij interesse voor een bepaald beleggingsfonds wordt via eiseres, aan de hand van een aanmeldingsformulier, contact gelegd tussen de aspirant-belegger en [F] waarop laatstgenoemde zelfstandig besluit om al dan niet een overeenkomst aan te gaan. De werkzaamheden van eiseres spelen zich geheel af in de voorbereidende fase en beperken zich tot het helpen van de aspirant-belegger om uit de verschillende beleggingsfondsen dat fonds te kiezen dat het beste past bij zijn situatie en behoefte. Nadat eiseres de aspirant-belegger en [F] met elkaar in contact heeft gebracht, beëindigt de dienstverlening van eiseres. Hieruit leidt de rechtbank af dat eiseres tot doel heeft het nodige te doen opdat twee partijen, te weten een aspirant-belegger en ‘[F]’, een contract sluiten. De vergoeding die eiseres ontvangt ondersteunt dit oordeel nu die wordt vastgesteld op basis van het - al dan niet door tussenkomst van een via eiseres ingeschakelde remisier - daadwerkelijk belegde vermogen. Ter zitting heeft eiseres in dat licht onweersproken verklaard dat zij enkel bij een geslaagde bemiddeling een vergoeding ontvangt. Steun voor haar oordeel vindt de rechtbank ook in het arrest van het HvJ EU 21 juni 2007, zaak C-453/05 (Ludwig Volker) waarin is overwogen:
“19. In de zaak in het hoofdgeding pleit om te beginnen de omstandigheid dat de kredietinstellingen voor de door DVAG en haar subagent verrichte diensten enkel een vergoeding betalen indien de door de vermogensadviseur benaderde en geadviseerde cliënten een kredietovereenkomst afsluiten, ervoor om de bemiddelingsdienst als hoofddienst en de adviseringsdienst slechts als bijkomende dienst aan te merken. Voorts lijkt de bemiddeling inzake kredieten voor zowel de kredietnemers als de kredietinstellingen de doorslaggevende dienst te vormen, aangezien de activiteit van vermogensadvisering zich alleen afspeelt in een voorbereidende fase en zich ertoe beperkt de cliënt te helpen om uit de verschillende financiële producten die producten te kiezen die het beste passen bij zijn situatie en behoeften.”
5.2.3. Aan het oordeel dat sprake is van bemiddeling wordt niet afgedaan door de omstandigheid dat de dienst van eiseres ook elementen van advisering en reclame bevat. Deze elementen zijn inherent aan bemiddeling maar in dit kader niet wezenlijk. Deze als bijkomend aan te merken diensten worden geabsorbeerd door de hoofddienst: de bemiddeling.
5.2.4. Van de in r.o. 40 in het CSC-arrest genoemde uitzondering is in het onderhavige geval geen sprake. Eiseres heeft niet de plaats ingenomen van haar opdrachtgever [F] nu niet gezegd kan worden dat [F] eiseres, als onderaannemer, heeft belast met een welbepaald deel van de aan het contract verbonden materiële handelingen. Van welbepaaldheid in voorbedoelde zin is geen sprake omdat eiseres vrij is in de wijze waarop zij haar rol als bemiddelaar in de praktijk invult.
5.3. De subsidiaire stelling van verweerder dat de bemiddeling van eiseres zich richt op het beheer van collectief bijeengebracht vermogen, wordt eveneens verworpen. De bemiddeling van eiseres richt zich op de verkoop van participaties in (collectieve) beleggingsfondsen. Haar dienst eindigt zodra het contact tussen de aspirant-belegger en [F] is gelegd. De stukken van het geding bieden geen aanknopingspunt voor de stelling dat eiseres enige bemoeienis heeft met het vermogensbeheer van de desbetreffende beleggingsfondsen, ook niet in de vorm van bemiddeling. Verweerder kan zich dan ook niet met succes op de uitzondering in artikel 11, eerste lid, onderdeel i, ten tweede, Wet OB beroepen.
5.4. Tot slot wordt ook de stelling van verweerder dat participaties in collectieve beleggingsfondsen niet kunnen worden aangemerkt als waardepapieren als bedoeld in artikel 11, eerste lid, onderdeel i, ten tweede, Wet OB, verworpen. In het arrest van het HvJ EU van 29 april 2004, C-77/01-80, (EDM) is in r.o. 80 immers overwogen (…) “dat in een situatie zoals in het hoofdgeding activiteiten bestaande in de enkele verkoop van aandelen en andere waardepapieren, zoals deelnemingen in investeringsfondsen, (…).” De rechtbank leidt uit het door haar gecursiveerde deel van het citaat af dat participaties in investeringsfondsen, anders dan verweerder stelt, moeten worden aangemerkt als waardepapieren.
5.5. Uit al het voorgaande volgt dat de activiteiten van eiseres op grond van artikel 11, eerste lid, onderdeel i, ten derde, Wet OB zijn vrijgesteld van omzetbelasting. Het gelijk is aan eiseres.
6. Proceskosten
De rechtbank vindt aan¬lei¬ding verweerder te veroordelen in de kos¬ten die eiseres in verband met de behande¬ling van het beroep redelij¬kerwijs heeft moeten maken. Deze kosten zijn op de voet van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vastgesteld op € 1.092,50 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, 0,5 punt voor het indienen van een conclusie van repliek, 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 437 en een wegingsfactor 1).
7. Beslissing
De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt de uitspraak op bezwaar;
- vernietigt de naheffingsaanslag;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres ten bedrage van € 1.092,50;
- gelast dat verweerder het door eiseres betaalde griffierecht van € 297 vergoedt.
Deze uitspraak is door mr. C.J. Hummel, voorzitter, mr. A.J. Roke en mr. A. van Dongen, rechters, in tegenwoordigheid van mr. drs. B.J.E. Lodder, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 16 mei 2011.
Afschrift verzonden aan partijen op:
De rechtbank heeft geen bezwaar tegen afgifte door de griffier van een afschrift van de uitspraak in geanonimiseerde vorm.
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof te Amsterdam (belastingkamer), Postbus 1312, 1000 BH Amsterdam.
Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:
1 - bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd;
2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. een dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;
d. de gronden van het hoger beroep.