Home

Rechtbank Haarlem, 12-04-2011, BR6759, AWB 09 / 5834

Rechtbank Haarlem, 12-04-2011, BR6759, AWB 09 / 5834

Gegevens

Instantie
Rechtbank Haarlem
Datum uitspraak
12 april 2011
Datum publicatie
6 september 2011
ECLI
ECLI:NL:RBHAA:2011:BR6759
Formele relaties
Zaaknummer
AWB 09 / 5834

Inhoudsindicatie

Vennootschapsbelasting. Herinvesteringsreserve moet vrijvallen. Er is geen begin van uitvoering aan herinvesteringsvoornemen gegeven.

Uitspraak

RECHTBANK HAARLEM

Sector bestuursrecht, meervoudige belastingkamer

Zaaknummer: AWB 09/5834

Uitspraakdatum: 12 april 2011

Uitspraak in het geding tussen

B.V. [X], gevestigd te [Z], eiseres,

en

de inspecteur van de Belastingdienst/Rivierenland, kantoor [P], verweerder.

1. Ontstaan en loop van het geding

1.1. Met dagtekening 30 november 2007 heeft verweerder aan eiseres een aanslag in de vennootschapsbelasting voor het jaar 2005 opgelegd naar een belastbaar bedrag van € 1.467.778.

1.2. Bij uitspraak op bezwaar van 7 september 2009 heeft verweerder het bezwaar van eiseres afgewezen.

1.3. Eiseres heeft daartegen bij brief van 14 oktober 2009, ontvangen bij de rechtbank Arnhem op 15 oktober 2009, beroep ingesteld. Rechtbank Arnhem heeft het beroepschrift met toepassing van artikel 6:15 Algemene wet bestuursrecht doorgezonden naar de rechtbank Haarlem.

1.4. Verweerder heeft op de zaak betrekking hebbende stukken overgelegd en een verweerschrift ingediend.

1.5. Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 1 maart 2011. Aldaar zijn beide partijen verschenen.Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt.

2. Tussen partijen vaststaande feiten

2.1. Eiseres heeft tot doel het ontwikkelen van en beleggen in onroerende zaken. De aandelen in eiseres zijn sedert 27 december 2010 volledig in handen van [A] B.V. De bestuurder van eiseres is [B] B.V., van welke vennootschap [C] directeur is. Eiseres maakt deel uit van een groep van vennootschappen, waaronder [D] B.V. en [E] B.V. Eiseres maakt in het onderhavige jaar geen deel uit van een fiscale eenheid en is zelfstandig belastingplichtig voor de vennootschapsbelasting.

2.2. Eiseres heeft in 1999 een herinvesteringsreserve gevormd ter hoogte van € 1.762.935 (hierna: de herinvesteringsreserve).

2.3. Door eiseres is correspondentie overgelegd betreffende een drietal potentiële grondaankopen, betreffende de volgende projecten:

a. de ontwikkeling van de [a-straat] te [Z];

b. de ontwikkeling van [F]/[G] te [Q];

c. de aankoop van horecavastgoed te [R].

2.4. Uit een notariële akte van levering van 15 juni 2007, waarin eiseres als koper en ‘[H] B.V.’ als verkoper zijn vermeld, blijkt dat eiseres onroerende zaken aan de [b-straat], de [c-straat] en de [d-straat 1], alle in [R], heeft verworven voor een koopsom van € 4.400.000. In de akte staat vermeld dat de obligatoire overeenkomst diezelfde dag tot stand is gekomen.

2.5. In het jaar 2005 heeft eiseres aangifte gedaan van een belastbare winst van € 30.393. In verband met te verrekenen verliezen was het belastbare bedrag nihil. Verweerder heeft de aangifte gecorrigeerd en het bedrag van de herinvesteringsreserve in de belastbare winst opgenomen. Tevens heeft verweerder, in verband met een afwaardering ter zake van dubieuze debiteuren, een correctie aangebracht ter hoogte van € 4.826. De aanslag is uiteindelijk opgelegd naar een belastbare winst van € 1.798.154. In verband met te verrekenen verliezen ter hoogte van € 330.376 is de aanslag opgelegd naar een belastbaar bedrag van € 1.467.778.

3. Geschil en standpunten van partijen

3.1. In geschil is uitsluitend of de in 1999 gevormde herinvesteringsreserve in het jaar 2005 dient vrij te vallen. Het geschil spitst zich toe op de vraag of aan de aanschaffing of voortbrenging van een bedrijfsmiddel een begin van uitvoering is gegeven en, zo ja, of dit door bijzondere omstandigheden is vertraagd.

3.2. Voor de standpunten van partijen en de gronden waarop zij doen steunen verwijst de rechtbank naar de gedingstukken.

3.3. Eiseres concludeert, naar de rechtbank begrijpt, tot gegrondverklaring van het beroep, vernietiging van de uitspraak op bezwaar en tot vermindering van de aanslag tot een berekend naar een belastbare winst van € 30.393 en een belastbaar bedrag, na verrekening van verliezen, van nihil.

3.4. Verweerder concludeert tot ongegrondverklaring van het beroep.

4. Beoordeling van het geschil

4.1. Op grond van artikel 3.54, eerste lid, Wet inkomstenbelasting 2001 (hierna: Wet IB 2001) in samenhang met artikel 1, onderdeel J, onder 3, Invoeringswet Wet IB 2001 dient ten aanzien van de in 1999 gevormde herinvesteringsreserve, uiterlijk 31 december 2003 een herinvestering plaats te vinden. Vaststaat dat geen herinvestering heeft plaatsgevonden voor of op deze datum.

4.2. Ingevolge artikel 3.54, vijfde lid, onderdeel b, van de Wet IB 2001 wordt – voor zover hier van belang – de in 4.1 bedoelde termijn van vier jaar verlengd indien de aanschaffing of voortbrenging, mits daaraan een begin van uitvoering is gegeven, door bijzondere omstandigheden is vertraagd.

4.3. Eiseres stelt dat aan de aanschaffing of voortbrenging van een bedrijfsmiddel een begin van uitvoering is gegeven doch dat dit door bijzondere omstandigheden is vertraagd. Zij voert aan dat zij meerdere mogelijkheden heeft onderzocht met betrekking tot het doen van herinvesteringen waarbij zij niet op één project haar kansen heeft gezet. Zo is zij (a) sinds 1999 bezig is met de potentiële ontwikkeling van een perceel in de [a-straat] te [Z], dat grenst aan een reeds in haar bezit zijnd perceel, (b) vanaf 1998 met de gemeente [Q] in gesprek over de mogelijke ontwikkeling van een project genaamd “[F]” dan wel “[G]” en (c) sinds 2002 bezig met de onderhandelingen ter zake van overname van een onroerende zaak in [R], plaatselijk bekend als ‘[I]’.

4.4. Gelet op de gemotiveerde betwisting van verweerder dient eiseres haar stellingen, dat aan de aanschaffing of voortbrenging van een bedrijfsmiddel een begin van uitvoering is gegeven, dat wil zeggen dat daadwerkelijk verplichtingen zijn aangegaan, en dat dit door bijzondere omstandigheden is vertraagd, aannemelijk te maken. Bij de beoordeling daarvan geldt als uitgangspunt dat de herinvestering dient te worden gedaan door de belastingplichtige die de herinvesteringsreserve heeft gevormd. De herinvesteringsreserve kan, behoudens enkele zich hier niet voordoende gevallen, niet over de ondernemingsgrens worden toegepast. Aangezien de herinvesteringsreserve is gevormd door eiseres, dient zij aan de aanschaffing of voortbrenging van een bedrijfsmiddel een begin van uitvoering te hebben gegeven. Een (mogelijk) begin van uitvoering van de aanschaffing of voortbrenging van een bedrijfsmiddel door een andere tot groep behorende vennootschap is in dit kader, anders dan eiseres stelt, niet relevant.

4.5. Eiseres heeft geen stukken in het geding gebracht met betrekking tot de ontwikkeling door haar van een perceel aan de [a-straat] te [Z], zodat de conclusie moet zijn dat zij niet aannemelijk heeft gemaakt dat zij uiterlijk op 31 december 2003 een begin van uitvoering heeft gegeven aan de investering in dit project.

4.6. Eiseres heeft diverse stukken in het geding gebracht die betrekking hebben op de (mogelijke) ontwikkeling van [F]/[G] te [Q]. In die stukken zijn steeds [D] B.V. en [E] B.V. genoemd als betrokken partij(en) bij de ontwikkeling van dit project. Gesteld noch gebleken is dat deze vennootschappen daarbij als gevolmachtigde van eiseres zijn opgetreden, zodat de conclusie moet zijn dat zij niet aannemelijk heeft gemaakt dat zij voornemens was in dit project te investeren, laat staan dat zij aan de investering in dit project een begin van uitvoering heeft gegeven.

4.7. Uit voormelde notariële akte van levering van 15 juni 2007 blijkt dat de obligatoire koopovereenkomst op diezelfde dag is gesloten. Dit betekent dat de koop en levering van deze panden ver buiten de herinvesteringstermijn hebben plaatsgevonden, zodat moet worden geconcludeerd dat niet aannemelijk is geworden dat eiseres voor of op 31 december 2003 een begin van uitvoering heeft gegeven aan de investering in deze onroerende zaken. De door eiseres overgelegde brief van 30 december 2002, waaruit volgt dat [D] B.V. een bod heeft gedaan op de panden, plaatselijk bekend als [I]/[J] te [R], kan niet als zodanig dienen, omdat dit bod niet door eiseres is gedaan en het bod andere panden betreft dan de onroerende zaken die in voormelde notariële akte vermeld zijn. Eiseres heeft ook anderszins niet aannemelijk gemaakt dat zij uiterlijk op 31 december 2003 aan de aanschaffing of voortbrenging hiervan een begin van uitvoering heeft gegeven.

4.8. Voor zover het door eiseres ter zitting gedane aanbod om nadere stukken in het geding te brengen als een bewijsaanbod moet worden beschouwd, wijst de rechtbank dit af als zijnde ongespecificeerd, aangezien eiseres niet heeft verklaard op welk project dit betrekking heeft en evenmin of en op welke wijze eiseres daarbij betrokken is.

4.9. Eiseres stelt tot slot dat zij uit het feit dat verweerder haar niet erop heeft gewezen dat de herinvesteringsreserve ultimo 2003 diende vrij te vallen, het vertrouwen heeft ontleend dat verweerder met de verlenging van de herinvesteringstermijn accoord was.

De rechtbank kan eiseres hierin evenmin volgen. Voor in rechte te beschermen vertrouwen is meer vereist dan de enkele omstandigheid dat de inspecteur gedurende een aantal jaren bij het regelen van de aanslag op een bepaald punt de aangifte heeft gevolgd. De gerechtvaardigdheid van het vertrouwen hangt af van de waardering van - voor zoveel nodig in onderlinge samenhang te beoordelen - omstandigheden die bij de belastingplichtige de indruk hebben kunnen wekken dat een door de inspecteur gedurende een aantal jaren betreffende dezelfde aangelegenheid gevolgde gedragslijn berust op een bewuste standpuntbepaling. Omstandigheden als vorenbedoeld kunnen onder meer zijn gelegen in de vaststelling van een aanslag in overeenstemming met een aangifte waarin de belastingplichtige de voor die aanslag van belang zijnde aangelegenheid uitdrukkelijk en gemotiveerd aan de orde had gesteld, in de vaststelling van een aanslag na raadpleging van bewijsstukken, na gehouden besprekingen of gevoerde correspondentie, dan wel in overeenstemming met eerder verstrekte, voor de toen op te leggen aanslag van belang zijnde inlichtingen, of in de tegemoetkoming aan een bezwaar betreffende dezelfde zich onveranderd voordoende aangelegenheid (HR 13 december 1989, nr. 25 077, BNB 1990/119. Gesteld noch gebleken is dat feiten en/of omstandigheden als hier bedoeld zich in het onderhavige geval hebben voorgedaan.

4.9. Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen dient het beroep ongegrond te worden verklaard.

5. Proceskosten

De rechtbank ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

6. Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.

Deze uitspraak is gedaan op 12 april 2011 en op dezelfde dag in het openbaar uitgesproken door mrs. P.J.J. Vonk, voorzitter, H.A.J. Kroon en Chr.Th.P.M. Zandhuis, als leden, in tegenwoordigheid van mr. J.H.R. Massmann, als griffier. Vanwege ontstentenis van de griffier is de uitspraak alleen door de voorzitter ondertekend.

Afschrift verzonden aan partijen op:

De rechtbank heeft geen bezwaar tegen afgifte door de griffier van een afschrift van de uitspraak in geanonimiseerde vorm.

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof te Amsterdam (belastingkamer), Postbus 1312, 1000 BH Amsterdam.

Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:

1 - bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd;

2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:

a. de naam en het adres van de indiener;

b. een dagtekening;

c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;

d. de gronden van het hoger beroep