Rechtbank Haarlem, 09-08-2011, BV3621, AWB 10/444
Rechtbank Haarlem, 09-08-2011, BV3621, AWB 10/444
Gegevens
- Instantie
- Rechtbank Haarlem
- Datum uitspraak
- 9 augustus 2011
- Datum publicatie
- 10 februari 2012
- ECLI
- ECLI:NL:RBHAA:2011:BV3621
- Formele relaties
- Hoger beroep: ECLI:NL:GHAMS:2012:BY2296, Bekrachtiging/bevestiging
- Zaaknummer
- AWB 10/444
Inhoudsindicatie
OB. Eiser is een samenwerkingsverband dat bestaat uit drie personen die familie van elkaar zijn. Eiser heeft een pand laten bouwen dat onder meer bestaat uit twee (afsluitbare) wooneenheden en een kantoorruimte in de kelder. De rechtbank is van oordeel dat het pand als één zaak moet worden aangemerkt omdat het pand een bouwtechnische en functionele eenheid vormt en omdat de kantooruimte niet over eigen sanitaire voorzieningen beschikt, zodat de kantoorruimte qua functionele indeling niet geschikt is voor zelfstandig gebruik. Hoewel dit aspect niet doorslaggevend is, heeft de rechtbank hierbij ook meegewogen dat het pand niet juridisch gesplitst is en dat splitsing niet is toegestaan.
Uitspraak
RECHTBANK HAARLEM
Sector bestuursrecht, meervoudige belastingkamer
Zaaknummer: AWB 10/444
Uitspraakdatum: 9 augustus 2011
Uitspraak in het geding tussen
[X] samenwerkingsverband, gevestigd te [Z], eiser,
gemachtigde: mr. R.J.M.C. Lantman MSc
en
de inspecteur van de Belastingdienst/[P], verweerder.
1. Ontstaan en loop van het geding
1.1. Verweerder heeft aan eiser met dagtekening 2 augustus 2006 over het tijdvak 1 januari 2006 tot en met 31 maart 2006 bij beschikking een teruggaaf omzetbelasting verleend van
€ 1.852.
1.2. Verweerder heeft bij uitspraak op bezwaar van 11 december 2009 de teruggaafbeschikking gehandhaafd.
1.3. Eiser heeft daartegen beroep ingesteld. Verweerder heeft op de zaak betrekking hebbende stukken overgelegd en een verweerschrift ingediend.
1.4. Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 30 juni 2011. Namens eiser zijn verschenen [[C]] bijgestaan door de gemachtigde en [D]. Namens verweerder zijn verschenen mr. I.F.M. van Es, mr. M. Jansen en E. Brand.
2. Tussen partijen vaststaande feiten
2.1. Eiser is een samenwerkingsverband dat bestaat uit de heer [A] (hierna: [A]), zijn echtgenote mevrouw [B] en zijn schoonmoeder mevrouw [C].
2.2. Op 15 juni 2004 is een pand gelegen aan de [adres] geleverd aan de volgende personen:
- [C] (40%)
- [B] (30%)
- [A] (30%)
Dit pand is vervolgens gesloopt, waarna eiser een nieuw pand heeft laten bouwen (hierna: het pand).
2.3. Met betrekking tot het pand is het volgende hier van belang:
1. het pand bestaat uit een centrale entree, twee wooneenheden (van ieder twee verdiepingen hoog), een kelder en een garage. De garage is in 2006 en 2007 zowel zakelijk als privé gebruikt, maar vanaf 2008 slechts voor privédoeleinden;
2. de twee wooneenheden worden separaat gebruikt en zijn afsluitbaar. In de ene wooneenheid wonen [A] en [B] en hun kinderen. In de andere wooneenheid woont [C];
3. het pand is constructief als één geheel ontworpen en gebouwd. Pas in de laatste fase van de bouw is een lichte tussenmuur geplaatst die de scheiding vormt tussen de twee wooneenheden. Hierdoor zijn de wooneenheden door een aantal relatief eenvoudige handelingen om te vormen tot één wooneenheid;
4. via de in de centrale entree uitkomende trap is de kelder te bereiken. Deze trap komt uit op een gang waaraan zich een toilet en twee bergingen bevinden. In één van de bergingen bevindt zich de CV-installatie, die dienstbaar is aan het gehele pand. Aan het einde van de gang bevindt zich de kantoorruimte;
5. het toilet in de kelder is niet in de kantoorruimte gelegen;
6. de kantoorruimte beschikt over een eigen pauzeruimte/keuken met eenvoudige voorzieningen, en is afsluitbaar;
7. om het pand liggen een tuin, een oprit en parkeerplaatsen;
8. het pand heeft één kadastrale aanduiding en één huisnummer, en mag van de gemeente niet worden gesplitst;
9. het pand beschikt over één voordeur naar buiten en één brievenbus;
10. er is één aansluiting voor onder meer gas, elektra, water, telefoon en internet;
11. er is één gezamenlijke installatie voor verwarming, warm water en mechanische ventilatie en er is één centrale alarminstallatie.
2.4. Eiser heeft de kantoorruimte verhuurd aan [E] B.V. (hierna: de B.V.), waarvan [A] 100% van de aandelen bezit. In de huurovereenkomst die tussen eiser en de B.V. is afgesloten is geopteerd voor met btw belaste verhuur. Tussen partijen is niet in geschil dat eiser voor het verhuren van de kantoorruimte ondernemer is in de zin van artikel 7 van de Wet op de omzetbelasting 1968 (hierna: de Wet). De parkeerplaatsen worden hoofdzakelijk gebruikt door de werknemers en bezoekers van de B.V.
2.5. De oppervlakte van de verhuurde kantoorruimte bedraagt 15,2% van het totale pand.
2.6. [A] heeft in zijn brief van 21 december 2005 namens eiser aan [F] Belastingadviseurs meegedeeld dat het pand in zijn geheel als zakelijk zal worden geëtiketteerd.
2.7. Het pand is op 22 december 2005 in gebruik genomen.
2.8. De laatste bouwtermijn is op 21 maart 2006 gefactureerd.
2.9. Eiser heeft in zijn aangifte omzetbelasting voor het eerste kwartaal van het jaar 2006 de omzetbelasting op de bouwkosten in aftrek gebracht voor zover deze kosten betrekking hebben op de kantoorruimte. Verweerder heeft naar aanleiding van deze aangifte de onderhavige teruggaaf verleend.
2.10. Eiser heeft op 6 september 2006 een pro-formabezwaarschrift ingediend en dit bezwaar bij brief van 1 november 2006 gemotiveerd. Eiser heeft verzocht om een aanvullende teruggaaf van € 10.327.
2.11. Verweerder heeft het bezwaar aangehouden in afwachting van de uitspraak van de Hoge Raad in het arrest Charles en Charles-Tijmens.
2.12. Op 10 januari 2008 hebben de heer B. Schrijver en mevrouw I.F.M. van Es namens verweerder het pand bezocht.
2.13. Op 4 februari 2008 heeft een bespreking over het bezwaar plaatsgevonden tussen verweerder en [A] namens eiser in aanwezigheid van de gemachtigde. Verweerder heeft [A] een aantal vragen gesteld die hij niet direct kon beantwoorden. Deze vragen zijn beantwoord bij brief van 6 maart 2008.
2.14. Verweerder heeft bij brief van 8 augustus 2008 zijn voornemen tot afwijzing van het bezwaarschrift aan eiser kenbaar gemaakt.
2.15. De gemachtigde van eiser heeft verweerder op 1 december 2008 een brief gestuurd in reactie op het voornemen van verweerder tot afwijzing van het bezwaarschrift en ter voorbereiding op een nog te houden hoorgesprek op 22 januari 2009.
2.16. Op 22 januari 2009 heeft het hoorgesprek plaatsgevonden. Verweerder heeft hiervan een conceptverslag opgemaakt en op 20 februari 2009 verstuurd naar de gemachtigde van eiser. De gemachtigde van eiser heeft dit conceptverslag bij brief van 12 maart 2009 aangevuld.
2.17. Verweerder heeft in zijn brief van 24 juli 2009 aan de gemachtigde van eiser een compromisvoorstel gedaan. Eiser heeft dit voorstel op 5 november 2009 afgewezen.
2.18. Verweerder heeft op 11 december 2009 uitspraak op bezwaar gedaan.
3. Geschil en standpunten
3.1. Primair is in geschil of het pand als één goed dient te worden beschouwd, hetgeen eiser verdedigt en verweerder bestrijdt. Subsidiair is in geschil, indien de wooneenheden en de kantoorruimte afzonderlijke goederen vormen, in hoeverre eiser recht heeft op aftrek van de omzetbelasting op de bouw van de overige (gemeenschappelijke) ruimtes die dienstbaar zijn aan zowel de wooneenheden als de kantoorruimte.
3.2. Eiser concludeert tot gegrondverklaring van het beroep, vernietiging van de uitspraak op bezwaar en verhoging van de teruggaaf tot € 12.179.
3.3. Verweerder concludeert tot ongegrondverklaring van het beroep.
3.4. Voor de standpunten van partijen verwijst de rechtbank naar de gedingstukken en naar het aangehechte proces-verbaal.
4. Beoordeling van het geschil
4.1. Primair is in geschil of het pand als één zaak moet worden aangemerkt. Verweerder stelt zich op het standpunt dat de aan de B.V. verhuurde kantoorruimte een van de wooneenheden te onderscheiden zaak vormt die geschikt is voor zelfstandig gebruik. Het pand kan voor de omzetbelasting derhalve worden gesplitst in drie zaken, namelijk twee wooneenheden en een kantoorruimte. Eiser stelt zich op het standpunt dat het pand één investeringsgoed vormt dat in zijn geheel als zakelijk kan worden geëtiketteerd.
4.2.1. De rechtbank is van oordeel dat het pand als één zaak moet worden aangemerkt en motiveert dit als volgt.
4.2.2. Uit de onder 2.3 genoemde feiten en omstandigheden volgt dat het pand een bouwtechnische eenheid vormt. De kantoorruimte is voor alle voorzieningen – met uitzondering van een sober ingerichte pantry – afhankelijk van de voorzieningen die voor het pand als bouwtechnische eenheid zijn aangelegd.
4.2.3. Ter zitting heeft de gemachtigde een reeks foto’s overgelegd en toegelicht. Uit de foto’s en de toelichting volgt dat de twee bergingen en het toilet in de kelder voor zowel zakelijk als privégebruik worden aangewend. De werknemers van de B.V. – in het jaar 2006 drie personen, onder wie [A] – maken derhalve onder werktijd gebruik van deze ruimten. Het is mogelijk dat leden van de familie [A]/[C] op hetzelfde moment in de kelder aanwezig zijn en – met uitzondering van het toilet – op hetzelfde moment gebruik maken van een ruimte. Uit het voorgaande volgt dat de overige werknemers van de B.V. gebruikmaken van ruimten die in normale gevallen een strikt privékarakter hebben en die in het onderhavige geval voor een belangrijk deel voor privédoeleinden worden gebruikt. Het argument van verweerder dat van belang is dat de wooneenheden en de kantoorruimte afsluitbaar zijn treft, gelet op hetgeen hiervoor is overwogen, geen doel. Het pand vormt dus ook een functionele eenheid.
4.2.4. Voorts is van belang dat de kantoorruimte over geen enkele eigen sanitaire voorziening beschikt. Ter zitting is namens eiser immers verklaard dat leden van de familie [A]/[C] het toilet in de kelder gebruiken wanneer zij van de fitness- en speelruimte in de kelder gebruikmaken. Gelet op deze verklaring en de indeling van de kelder kan, anders dan verweerder betoogt, niet worden gezegd dat het toilet aan de kantoorruimte moet worden toegerekend. In deze omstandigheden is de kantoorruimte geen zaak die qua functionele indeling geschikt is voor zelfstandig gebruik.
4.2.5. Hoewel dit aspect niet doorslaggevend is, heeft de rechtbank meegewogen dat het pand juridisch niet gesplitst is en dat splitsing niet is toegestaan. Het pand vormt dus ook een juridische eenheid.
4.3. Gelet op het vorenoverwogene dient het beroep gegrond te worden verklaard.
5. Proceskosten
De rechtbank vindt aan¬lei¬ding verweerder te veroordelen in de kos¬ten die eiser in verband met de behande¬ling van het beroep redelij¬kerwijs heeft moeten maken. Deze kosten zijn op de voet van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vastgesteld op € 874 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 437 en een wegingsfactor 1).
6. Beslissing
De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt de uitspraak op bezwaar;
- bepaalt de totale aan eiser te verlenen teruggaaf omzetbelasting voor het eerste kwartaal van 2006 op € 12.179 (€ 1.852 + € 10.327);
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser ten bedrage van € 874;
- gelast dat verweerder het door eiser betaalde griffierecht van € 297 vergoedt.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A. van Dongen, voorzitter, mr. A.J. Roke en mr. A.E. Keulemans, rechters, in tegenwoordigheid van mr. S.A. Carter, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 9 augustus 2011.
Afschrift verzonden aan partijen op:
De rechtbank heeft geen bezwaar tegen afgifte door de griffier van een afschrift van de uitspraak in geanonimiseerde vorm.
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof te Amsterdam (belastingkamer), Postbus 1312, 1000 BH Amsterdam.
Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:
1 - bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd;
2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. een dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;
d. de gronden van het hoger beroep.