Home

Rechtbank Haarlem, 22-03-2012, BW0067, 11/5684

Rechtbank Haarlem, 22-03-2012, BW0067, 11/5684

Gegevens

Instantie
Rechtbank Haarlem
Datum uitspraak
22 maart 2012
Datum publicatie
27 maart 2012
Annotator
ECLI
ECLI:NL:RBHAA:2012:BW0067
Formele relaties
Zaaknummer
11/5684

Inhoudsindicatie

Wet IB 2001; Willekeurige afschrijving. De faciliteit van willekeurige afschrijving voorziet niet in de mogelijkheid om eenmaal in aanmerking genomen afschrijving in een later jaar terug te nemen.

Uitspraak

RECHTBANK HAARLEM

Sector bestuursrecht, meervoudige belastingkamer

Zaaknummer: AWB 11/5684

Uitspraakdatum: 22 maart 2012

Uitspraak in het geding tussen

de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid [X] B.V., statutair gevestigd te [Z], eiseres,

gemachtigde: mr. A.J.M. Borger FB,

en

de inspecteur van de Belastingdienst/[P], verweerder.

1. Ontstaan en loop van het geding

1.1. Verweerder heeft aan eiseres voor het jaar 2009 een aanslag (aanslagnummer [NUMMER A]) vennootschapsbelasting opgelegd, berekend naar een belastbare winst van € 71.169. Gelijktijdig is bij beschikking een bedrag van € 71.169 aan verliezen uit voorgaande jaren verrekend met de belastbare winst van het onderhavige jaar (de verliesverrekeningbeschikking).

1.2. Verweerder heeft bij uitspraak op bezwaar van 1 oktober 2011 de aanslag verminderd tot een aanslag berekend naar een belastbare winst van € 32.096 en het bedrag van de verliesverrekeningsbeschikking eveneens verminderd tot op € 32.096.

1.3. Eiseres heeft daartegen bij brief van 20 oktober 2011, ontvangen bij de rechtbank Arnhem op 21 oktober 2011, beroep ingesteld. De rechtbank Arnhem heeft het beroep doorgezonden naar de rechtbank Haarlem als bevoegde rechtbank.

1.4. Verweerder heeft op de zaak betrekking hebbende stukken overgelegd en een verweerschrift ingediend.

1.5. Eiseres heeft op 7 februari 2011 haar pleitnotities ingediend, welke in afschrift zijn verstrekt aan verweerder.

1.6. Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 9 februari 2012. Namens eiseres is verschenen haar gemachtigde, bijgestaan door [A]. Namens verweerder is verschenen B.G.A. van Hulst-Kuiper, bijgestaan door G. Verbeek.

2. Tussen partijen vaststaande feiten

2.1. De activiteiten van eiseres (en haar twee in een fiscale eenheid gevoegde dochtermaatschappijen) bestaan uit de groothandel in en de bewerking van textielstoffen en textielgoederen.

2.2. In het jaar 2003 heeft eiseres voor een bedrag van € 327.065 een zogenoemde “hotmelt unit” aangeschaft. Hierop is in datzelfde jaar een bedrag van € 280.695 willekeurig afgeschreven. De fiscale boekwaarde van de “hotmelt unit” bedroeg per 31 december 2007 € 14.305.

2.3. Voor het jaar 2008 heeft eiseres aangifte vennootschapsbelasting gedaan naar een belastbare winst van € 77.402 en een belastbaar bedrag van nihil. Eiseres heeft in de aangifte ter zake van de “hotmelt unit” willekeurige afschrijving in aanmerking genomen naar een negatief bedrag van € 280.695. De aanslag vennootschapsbelasting voor het jaar 2008 is met dagtekening 31 maart 2010 opgelegd overeenkomstig de aangifte.

2.4. Naar aanleiding van een door verweerder op 23 maart 2010 bij eiseres uitgevoerd boekenonderzoek over de jaren 2007 en 2008 is een rapport opgesteld gedagtekend 24 juni 2010. In dit rapport is onder meer geconcludeerd dat de onder 2.3 genoemde negatieve willekeurige afschrijving ten onrechte is toegepast.

2.5. Voor het jaar 2009 heeft eiseres aangifte vennootschapsbelasting gedaan naar een belastbare winst van € 32.096 en een belastbaar bedrag van nihil. In de aangifte is geen (willekeurige of normale) afschrijving in aanmerking genomen ter zake van de “hotmelt unit”. De aanslag vennootschapsbelasting voor het jaar 2009 is opgelegd naar een belastbare winst van € 71.169 en een belastbaar bedrag van nihil. Verweerder heeft daarbij een bedrag van € 39.073 afschrijvingen op machines en installaties (niet zijnde de “hotmelt unit”) gecorrigeerd.

2.6. Eiseres heeft bezwaar tegen de aanslag vennootschapsbelasting 2009 en de verliesverrekeningsbeschikking gemaakt en daarbij in aanvulling op de aangifte een bedrag van € 10.000 als afschrijving in aanmerking genomen ter zake van de “hotmelt unit”.

2.7. Bij uitspraak op bezwaar is verweerder deels aan het bezwaar tegemoet gekomen en is het bedrag van de belastbare winst, alsmede het bedrag van de verrekende verliezen uit voorgaande jaren (overeenkomstig de oorspronkelijke aangifte) vastgesteld op € 32.096. Verweerder heeft daarbij niet de afschrijving van € 10.000 op de “hotmelt unit” in aanmerking genomen.

3. Geschil

3.1. In geschil is of eiseres in het jaar 2009 € 10.000 kan afschrijven op de “hotmelt unit”.

3.2. Eiseres concludeert tot gegrondverklaring van het beroep, vernietiging van de uitspraak op bezwaar en (naar de rechtbank verstaat) vaststelling van het bedrag van de verliesverrekeningsbeschikking op € 22.096. Verweerder concludeert tot ongegrondverklaring van het beroep.

3.3. Voor de standpunten van partijen verwijst de rechtbank naar de stukken van het geding, alsmede naar het verhandelde ter zitting.

4. Beoordeling van het geschil

4.1. Artikel 3.34, eerste lid, van de Wet IB 2001 (tekst van 1 januari 2003 tot en met 31 december 2011) luidt als volgt:

“1. De aanschaffings- of voortbrengingskosten van bedrijfsmiddelen die door Onze Minister in overeenstemming met Onze Minister van Economische Zaken bij ministeriële regeling zijn aangewezen (andere aangewezen bedrijfsmiddelen) kunnen door de belastingplichtige willekeurig worden afgeschreven.”

4.2. Niet in geschil is dat de “hotmelt unit” is aan te merken als een bedrijfsmiddel in de zin van artikel 3.34 van de Wet IB 2001. Voorts is niet in geschil dat indien de in 2.3 genoemde negatieve willekeurige afschrijving niet in aanmerking mag worden genomen, in 2009 ter zake van de “hotmelt unit” niet kan worden afgeschreven, omdat in dat geval geen afschrijvingspotentieel meer aanwezig is.

4.3. Het standpunt van eiseres houdt in dat een in een bepaald jaar toegepaste willekeurige afschrijving op een bedrijfsmiddel in een later jaar kan worden teruggenomen in de vorm van een negatieve willekeurige afschrijving (om daarna weer willekeurig op het bedrijfsmiddel te kunnen afschrijven).

4.4. De rechtbank volgt het standpunt van eiseres niet. Anders dan zij betoogt, voorziet de faciliteit van de willekeurige afschrijving in de mogelijkheid om ofwel vervroegd, ofwel vertraagd af te schrijven op daartoe aangewezen bedrijfsmiddelen. Vervroegd of vertraagd afschrijven betekent dat de mogelijkheid bestaat om in een bepaald jaar een hogere of lagere afschrijving in aanmerking te nemen dan mogelijk is op grond van de regels van goed koopmansgebruik en overige bepalingen zoals artikel 3.30 van de Wet IB 2001, zoals die gelden ten aanzien van de ‘normale’ afschrijving. Het woord “willekeurig” in artikel 3.34 Wet IB 2001 kan, anders gezegd, niet algebraïsch worden uitgelegd in die zin dat een eenmaal in aanmerking genomen afschrijving later ongedaan kan worden gemaakt door op het desbetreffende bedrijfsmiddel negatief af te schrijven en dus op te waarderen. De andersluidende opvatting van eiseres vindt geen steun in de tekst of het systeem van de Wet IB 2001, noch in de wetsgeschiedenis.

4.5. Voor zover eiseres zich beroept op het (inmiddels vervallen) besluit van de staatssecretaris van Financiën van 5 september 2003, nr. CPP 2003/2106, V-N 2003/46.8, heeft het volgende te gelden. In dit besluit is onder meer opgemerkt:

“Bij willekeurig afschrijven is een ondernemer niet gebonden aan een afschrijvingssysteem zoals dat uit goedkoopmansgebruik zou volgen. Belastingplichtige is vrij om het afschrijvingspotentieel op de door hem gewenste (“willekeurige”) wijze over de gebruiksduur van het bedrijfsmiddel te verdelen. Willekeurig afschrijven houdt - anders dan destijds bij de vervroegde afschrijving het geval was - weliswaar in dat ook vertraagd kan worden afgeschreven, maar afschrijven langer dan de werkelijke economische levensduur is niet toegestaan.”

Anders dan eiseres betoogt, volgt hieruit evenmin dat het zou zijn toegestaan om een in een eerder jaar toegepaste willekeurige afschrijving terug te nemen, maar enkel dat het afschrijvingssysteem zoals dat uit goed koopmansgebruik zou volgen, voor wat betreft het moment waarop wordt afgeschreven - binnen de daarvoor gegeven afschrijvingsduur - wordt losgelaten.

4.6. Gelet op het vorenoverwogene dient het beroep ongegrond te worden verklaard.

5. Proceskosten

Gezien de uitkomst ziet de rechtbank geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

6. Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.

Deze uitspraak is gedaan door mr. H. de Jong, voorzitter, mr. S.K.A. Efstratiades en

mr. R. van Scharrenburg, rechters, in tegenwoordigheid van mr. B.J.E. Lodder, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 22 maart 2012.

Afschrift verzonden aan partijen op:

De rechtbank heeft geen bezwaar tegen afgifte door de griffier van een afschrift van de uitspraak in geanonimiseerde vorm.

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof te Amsterdam (belastingkamer), Postbus 1312, 1000 BH Amsterdam.

Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:

1 - bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd;

2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:

a. de naam en het adres van de indiener;

b. een dagtekening;

c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;

d. de gronden van het hoger beroep.