Home

Rechtbank Haarlem, 25-05-2012, BW8596, AWB 11 / 6368

Rechtbank Haarlem, 25-05-2012, BW8596, AWB 11 / 6368

Gegevens

Instantie
Rechtbank Haarlem
Datum uitspraak
25 mei 2012
Datum publicatie
18 juni 2012
ECLI
ECLI:NL:RBHAA:2012:BW8596
Formele relaties
Zaaknummer
AWB 11 / 6368

Inhoudsindicatie

Belanghebbende heeft niet aannemelijk gemaakt dat door belanghebbende genoemde personen betrokken zijn geweest in een participatieovereenkomst ter zake van de aankoop van een terrein. Er is geen schriftelijke participatieovereenkomst opgemaakt, hetgeen bij de omvang van participaties als hier gesteld toch voor de hand zou hebben gelegen, ook indien op basis van vertrouwen wordt gehandeld. Niet aannemelijk is geworden dat vooraf afspraken zijn gemaakt over de winstverdeling, verdeling van risico’s en inbreng van de genoemde participanten.

De rechtbank gaat voorbij aan het aangeboden getuigenbewijs van een notaris, want deze notaris is geen partij geweest bij de gestelde participatieovereenkomst en heeft dienaangaande evenmin een schriftelijk stuk opgemaakt.

Uitspraak

RECHTBANK HAARLEM

Sector bestuursrecht, meervoudige belastingkamer

Zaaknummer: AWB 11/6368

Uitspraakdatum: 25 mei 2012

Uitspraak in het geding tussen

[X] B.V., gevestigd te [Z], eiseres,

gemachtigde: mr. M.L.A. Van den Dungen,

en

de inspecteur van de Belastingdienst/Holland-Noord, kantoor [P], verweerder.

1. Ontstaan en loop van het geding

1.1. Verweerder heeft aan eiseres voor het jaar 2005 een aanslag (aanslagnummer #]) vennootschapsbelasting opgelegd en heeft daarbij heffingsrente in rekening gebracht.

1.2. Verweerder heeft bij uitspraak op bezwaar van 29 oktober 2011 de beschikking heffingsrente verminderd tot een bedrag van € 33.394 en de belastbare winst verminderd tot een bedrag van € 759.398.

1.3. Eiseres heeft daartegen beroep ingesteld. Verweerder heeft op de zaak betrekking hebbende stukken overgelegd en een verweerschrift ingediend.

1.4. Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 16 mei 2012.

1.5. Namens eiseres is daar haar gemachtigde verschenen. Namens verweerder is verschenen mr. drs. L.J.C. Vet bijgestaan door A. Bakker-van der Ent.

2. Tussen partijen vaststaande feiten

2.1. Eiseres is opgericht op 18 december 1996. Sinds 17 mei 1999 is voor de vennootschapsbelasting de 100% dochtervennootschap, [A] B.V. in fiscale eenheid gevoegd met eiseres.

2.2. Op 18 februari 2005 is het zogenoemde [B] te [plaats] (hierna: het [B]) gekocht door [A] B.V. van [C] B.V. voor een koopsom van € 1.300.000. In de akte van levering van notaris [D] van 18 februari 2005 staat op pagina 3 vermeld dat de koopprijs van € 1.300.000 door de koper is voldaan door storting op een rekening met de tenaamstelling: Notaris [D] inzake Derdengelden.

2.3. Uit de nota van afrekening van 18 februari 2005 van notaris [D] blijkt dat voor de aankoop van het [B], inclusief kosten, een bedrag van € 1.385.198,08 is betaald, hetgeen als volgt gefinancierd is:

- € 844.900 [E];

- € 300.000 mevrouw [F];

- € 150.000 [G] (bestaande uit de heren [H], [I] en [J]);

- € 50.000 de heer [K];

- € 50.000 [A] B.V.

2.4. Bij notaris [D] zijn na aankoop en levering van het [B] op 18 februari 2005 de navolgende ontvangsten en betalingen aangetroffen. Mevrouw [L] heeft in november 2005 € 146.000 ontvangen, de heer [M] heeft op 5 april 2005 € 100.000 gestort en hij ontving op 16 november 2005 € 190.000, de schoonouders van mevrouw [N] stortten op 13 juli 2005 € 100.000, mevrouw . [N] ontving op 17 november 2005 € 227.000.

2.5. Op 1 juli 2005 verkoopt [A] B.V. aan [O] B.V. een deel van het op 18 februari 2005 aangekochte [B] voor een bedrag van € 2.215.000.

2.6. Als bruto-resultaat van de verkoop van het [B] op 12 augustus 2005 wordt door eiseres € 904.500 aangegeven, samengesteld uit een opbrengst van € 2.215.000, vermeerderd met een restitutie overdrachtsbelasting van € 67.500, en verminderd met

€ 1.300.000 aankoopsom en € 78.000 betaalde overdrachtsbelasting.

2.7. Op 12 augustus 2005 worden een tweetal in de aankoop van het [B] op 18 februari 2005 begrepen woonhuizen verkocht voor € 175.000 aan de heer [K] en mevrouw [N], waarbij de eerder betaalde overdrachtsbelasting ad € 10.500 door de kopers aan [A] B.V. wordt betaald.

2.8. Eiseres heeft een bedrag ad € 706.000 ten laste van de belastbare winst 2005 gebracht, betreffende betalingen aan mevrouw[N] van € 127.000, de heer [K] van € 153.000, mevrouw [L] van € 146.000, de heer [M] van € 90.000, en [G] van € 190.000.

3. Geschil

3.1. Het geschil betreft de vraag in hoeverre de opbrengst van de verkoop van de twee woonhuizen ad € 185.500, alsmede de betalingen aan mevrouw [L], mevrouw [N] alsmede de heer [M] van in totaal € 363.000, tot de belastbare winst van 2005 van eiseres gerekend dienen te worden.

3.2. Eiseres concludeert tot gegrondverklaring van het beroep, vernietiging van de uitspraak op bezwaar en vermindering van de belastingaanslag 2005 tot een berekend naar een belastbaar bedrag van thans € 210.898.

3.3. Verweerder concludeert tot ongegrondverklaring van het beroep.

4. Beoordeling van het geschil

4.1. Wat betreft de verkoop van de twee woonhuizen voor een bedrag van € 185.500 inclusief restitutie overdrachtsbelasting is door de gemachtigde van eiseres ter zitting erkend dat deze opbrengst niet in de aangifte van 2005 is opgenomen en alsnog tot de belastbare winst van 2005 dient te worden gerekend. Derhalve dient de belastbare winst 2005 met dit bedrag te worden verhoogd, en is het beroep in zoverre ongegrond.

4.2. Niet in geschil is dat [A] B.V. het [B] heeft aangekocht en dat de grond aan deze vennootschap is geleverd. Evenmin in geschil is dat [A] B.V. een deel van het [B] vervolgens in 2005 aan een derde heeft verkocht en geleverd. Gelet op het bestaan van een fiscale eenheid met deze vennootschap behoorde de grond in beginsel tot het fiscale vermogen van eiseres en dient de verkoopopbrengst uit de verkoop daarvan in beginsel tot de winst van eiseres te worden gerekend, hetgeen evenmin in geschil is. Op deze winst heeft verweerder in bezwaar de betalingen aan de heer [K] en [G] tot een totaal bedrag van € 343.000 in aftrek toegelaten. Eiseres betoogt evenwel dat op deze winst ook tot mindering dienen te strekken betalingen aan mevrouw [L], mevrouw [N] en de heer [M] uit hoofde van een participatieovereenkomst. Op eiseres rust de bewijslast van het bestaan van het voor 18 februari 2005 aanwezig zijn van een participatieovereenkomst tussen eiseres en genoemde personen.

4.3. Ter onderbouwing heeft eiseres naar voren gebracht dat mondeling afspraken zijn gemaakt over participatie in een op te starten project met betrekking tot autohandel en over een te maken winstverdeling. Iedere participant was gerechtigd tot de winst van het project en alle participanten wilden deelnemen voor circa € 100.000. De afspraken met genoemde participanten zijn niet schriftelijk vastgelegd. Dit is voor betrokkenen niet gebruikelijk. Men handelt en investeert in goed vertrouwen met elkaar, aldus eiseres.

4.4. Eiseres heeft naar het oordeel van de rechtbank niet aannemelijk gemaakt dat genoemde personen betrokken zijn geweest in een participatieovereenkomst ter zake van de aankoop van het [B] en daarop te realiseren project met betrekking tot autohandel. Er is geen schriftelijke participatieovereenkomst opgemaakt, hetgeen bij de omvang van participaties als hier gesteld toch voor de hand zou hebben gelegen, ook indien op basis van vertrouwen wordt gehandeld. Eiseres heeft voorts, tegenover de betwisting van verweerder, niet nader onderbouwd wat de inhoud van de mondelinge afspraken zou zijn geweest. Zo is niet aannemelijk geworden dat vooraf afspraken zijn gemaakt over de winstverdeling, verdeling van risico’s en inbreng van de genoemde participanten. De stelling van eiseres dat ieders inbreng € 100.000 zou bedragen correspondeert niet met de in onderdeel 2.4 weergegeven stortingen van de genoemde personen. Niet kan worden gezegd dat genoemde personen zich als participanten gedragen hebben, zodat daaruit evenmin het bestaan van een participatieovereenkomst kan worden afgeleid. Niet aannemelijk is geworden dat genoemde personen enig risico hebben gelopen of kosten voor hun rekening hebben genomen ter zake van de aankoop van het [B] of ter zake van daarop te realiseren activiteiten. De genoemde personen hebben voor aankoop van het [B] op 18 februari 2005 ook geen storting gedaan die zou kunnen wijzen op het bestaan van een participatieovereenkomst. Van mevrouw [L] is in het geheel niet vast komen te staan dat zij enig bedrag heeft ingelegd of storting heeft gedaan ter zake van aankoop van de grond of het genoemde project. De heer [M] en mevrouw [N] hebben bedragen gestort respectievelijk doen storten nadat de onderhavige grond was aangekocht. De rechtbank acht evenmin aannemelijk dat eiseres het project maximaal met vreemd vermogen van de bank heeft willen financieren en dat inleg van de participanten was bedoeld om na aankoop van de grond andere uitgaven in verband met het project te dekken. Doorslaggevend hiertoe acht de rechtbank dat voor mevrouw [N] stortingen hebben plaatsgevonden op 13 juli 2005 terwijl het [B] reeds was verkocht op 1 juli 2005.

4.5. Eiseres heeft aangeboden haar stellingen dat betalingen zijn gedaan op basis van een op 18 februari 2005 bestaande participatieovereenkomst tussen eiseres en de genoemde personen te bewijzen door middel van getuigenbewijs van notaris [D] te [plaats]. Ter zake van de genoemde personen mevrouw [L], mevrouw [N] en de heer [M], heeft de gemachtigde van eiseres ter zitting aangegeven geen getuigenbewijs aan te bieden. De rechtbank zal voorbijgaan aan het aangeboden getuigenbewijs van notaris [D]. De notaris is geen partij geweest bij de gestelde participatieovereenkomst en heeft dienaangaande evenmin een schriftelijk stuk opgemaakt. Voorts heeft de gemachtigde van eiseres ter zitting verklaard dat de notaris niet aanwezig is geweest bij de totstandkoming van de gestelde mondelinge overeenkomst, zodat hij daarover niet uit eigen wetenschap kan verklaren. Genoemde notaris is als zodanig uitsluitend betrokken geweest bij aan- en verkoop van het [B]. Gelet op dit een en ander is de rechtbank van oordeel dat een verklaring van de notaris niet kan bijdragen aan het bewijs dat een participatieovereenkomst tot stand is gekomen tussen eiseres en genoemde personen.

4.6. Nu geen sprake is van een participatieovereenkomst is er geen sprake van betalingen die in aftrek van de winst van eiseres kunnen worden gebracht. De omstandigheid dat verweerder betalingen aan [K] en [G] - na bezwaar - wel als winstuitkeringen in aftrek heeft toegelaten brengt de rechtbank niet tot een ander oordeel. Het beroep faalt derhalve.

4.7. Het beroep tegen de beschikking heffingsrente heeft eiseres niet afzonderlijk onderbouwd. Omdat de beroepsgronden tegen de belastingaanslag geen doel treffen, zal het beroep tegen de beschikking heffingsrente eveneens ongegrond worden verklaard.

5. Proceskosten

De rechtbank ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

6. Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.

Deze uitspraak is gedaan door mr. T.A de Hek, voorzitter, mr. A.A. Fase en mr. H. de Jong, rechters, in tegenwoordigheid van mr. J. de Jong, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 25 mei 2012.

Afschrift verzonden aan partijen op:

De rechtbank heeft geen bezwaar tegen afgifte door de griffier van een afschrift van de uitspraak in geanonimiseerde vorm.

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof te Amsterdam (belastingkamer), Postbus 1312, 1000 BH Amsterdam.

Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:

1 - bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd;

2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:

a. de naam en het adres van de indiener;

b. een dagtekening;

c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;

d. de gronden van het hoger beroep.