Home

Rechtbank Haarlem, 29-06-2012, ECLI:NL:RBHAA:2012:2009 BX2730, 12/1403

Rechtbank Haarlem, 29-06-2012, ECLI:NL:RBHAA:2012:2009 BX2730, 12/1403

Gegevens

Instantie
Rechtbank Haarlem
Datum uitspraak
29 juni 2012
Datum publicatie
25 juli 2012
ECLI
ECLI:NL:RBHAA:2012:BX2730
Zaaknummer
12/1403

Inhoudsindicatie

Proceskostenvergoeding. In het feit dat beroepsmatig rechtsbijstand is verleend op basis van “no cure no pay” ziet de rechtbank geen aanleiding eiser een proceskostenvergoeding te weigeren. De kosten van het taxatierapport, met inbegrip van de omzetbelasting, komen voor vergoeding in aanmerking.

Uitspraak

RECHTBANK HAARLEM

Sector bestuursrecht, enkelvoudige belastingkamer

Zaaknummer: AWB 12/1403

Uitspraakdatum: 29 juni 2012

Uitspraak in het geding tussen

[X], wonende te [Z], eiser,

gemachtigde: mr. M.B.A.C. Hasselman

en

de heffingsambtenaar van de gemeente [P], verweerder.

1. Ontstaan en loop van het geding

1.1. Verweerder heeft bij beschikking krachtens artikel 22 van de Wet waardering onroerende zaken (Wet WOZ) met dagtekening 31 maart 2011 de waarde van de onroerende zaak [adres] (hierna: de woning) voor het kalenderjaar 2011 vastgesteld. In hetzelfde geschrift is ook de aanslag onroerende-zaakbelasting 2011 bekendgemaakt.

1.2. Verweerder heeft bij uitspraak op bezwaar van 6 februari 2012 de bij beschikking vastgestelde waarde en de aanslag verminderd en een bedrag van € 218 aan proceskostenvergoeding toegekend voor het bezwaarschrift.

1.3. Eiser heeft daartegen beroep ingesteld.

1.4. Verweerder heeft op de zaak betrekking hebbende stukken overgelegd en een verweerschrift ingediend.

1.5. Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 21 juni 2012. Namens eiser is verschenen gemachtigde voornoemd. Namens verweerder zijn verschenen mr. A.G. Hendriks en D. Bouwhuis.

2. Geschil

2.1. In geschil is de ontvankelijkheid van het beroep en de hoogte van de in de bezwaarfase aan eiser toegekende kosten¬vergoeding, toegespitst op de te vergoeden kosten van de door eiser ingeschakelde deskundige.

2.2. Eiser concludeert tot het alsnog toekennen van de volledige vergoeding voor het deskundigenrapport van € 285,60 (inclusief BTW).

2.3. Verweerder concludeert tot ongegrondverklaring van het beroep.

2.4. Voor de standpunten van partijen verwijst de rechtbank naar de stukken van het geding en het verhandelde ter zitting.

3. Beoordeling van het geschil

Ontvankelijkheid

3.1. Verweerder stelt dat eiser geen belang heeft bij het beroep, daar eiser met zijn gemachtigde een overeenkomst heeft gesloten op basis van het principe van ‘no cure no pay’. De kosten drukken hierdoor niet op eiser; hij hoeft immers nimmer iets aan zijn gemachtigde te betalen, aldus verweerder. Dit heeft volgens verweerder tot gevolg dat het beroep niet-ontvankelijk dient te worden verklaard. De gemachtigde procedeert voor zichzelf.

3.2. De rechtbank volgt verweerder hierin niet. Eiser dient gelet op de afspraken met

WOZ specialisten de door hem van verweerder ontvangen proceskostenvergoeding aan WOZ specialisten te betalen. In het feit dat beroepsmatig rechtsbijstand is verleend op basis van ‘no cure no pay’ ziet de rechtbank geen aanleiding belanghebbende een proceskostenvergoeding te weigeren. Dat de gemachtigde voor zichzelf procedeert, volgt de rechtbank niet. De gemachtigde is door eiser gemachtigd deze procedure voor hem te voeren en een eventuele proceskostenvergoeding komt eiser toe.

Deskundigenrapport

3.3. Ter zitting heeft de gemachtigde van eiser de aan eiser gestuurde factuur getoond. Als gevolg daarvan is niet langer in geschil dat er een factuur is. De gemachtigde van eiser heeft ter zitting over deze factuur verklaard dat op de factuur de in de bezwaarfase geclaimde proceskosten staan. Indien deze proceskosten in de bezwaarfase niet worden toegekend wordt een beroepsprocedure opgestart. Als in de beroepsprocedure een lager bedrag aan proceskostenvergoeding voor de bezwaarfase wordt toegekend, ontvangt eiser voor het verschil een creditnota.

3.4. Verweerder stelt dat vanwege de omstandigheid dat de taxateur een rechtstreeks financieel belang heeft bij de uitkomst van de taxatie, de kosten van het taxatierapport niet voor vergoeding in aanmerking komen. Nu verweerder desgevraagd geen feiten en omstandigheden heeft aangevoerd waaruit zou kunnen worden geconcludeerd dat de taxateur niet naar eer en geweten tot zijn taxatietechnische oordeel over de waarde van de onroerende zaak is gekomen, slaagt de grief niet. De enkele aanwezigheid van een rechtstreeks financieel belang is onvoldoende om geen vergoeding voor het taxatierapport toe te kennen.

3.5. Voorts stelt verweerder zich onder verwijzing naar de uitspraak van rechtbank

’s-Hertogenbosch van 15 juni 2012, LJN BW9018, op het standpunt dat gelet op de gelieerdheid van de taxateur en de gemachtigde van eiser in samenhang bezien met het feit dat er sprake is van een bureautaxatie, het rapport niet aangemerkt dient te worden als door een specifiek ter zake deskundige te zijn opgesteld, zodat het rapport niet meer is dan een ondersteunende partijproductie.

De gemachtigde van eiser betwist dat sprake is van een bureautaxatie en stelt dat sprake is van een geveltaxatie. Bovendien stelt eiser dat er wel degelijk sprake is van een deskundigenrapportage.

3.6. Ongeacht of sprake is van een bureautaxatie dan wel een geveltaxatie, volgt de rechtbank het standpunt van verweerder niet. Zoals al eerder overwogen heeft verweerder geen feiten en omstandigheden aangevoerd waaruit zou kunnen worden geconcludeerd dat de taxateur niet naar eer en geweten zijn taxatietechnische oordeel over de waarde van de onroerende zaak heeft gegeven. Ook heeft verweerder geen feiten en omstandigheden gesteld waaruit zou kunnen worden geconcludeerd dat de taxateur de waarde van de onroerende zaak niet professioneel en deskundig heeft vastgesteld. Bovendien heeft verweerder in het taxatierapport aanleiding gevonden om de waarde van de onroerende zaak in de bezwaarfase te verlagen. Dat deze werkzaamheden wellicht slechts achter een bureau hebben plaatsgevonden is op zichzelf onvoldoende om te kunnen concluderen dat de taxatie onvoldoende om het lijf heeft om te kunnen spreken van een ter zake deskundig opgesteld rapport. De rechtbank is dan ook van oordeel dat het taxatierapport wel kwalificeert als rapport van een deskundige.

3.7. Het voorgaande brengt naar het oordeel van de rechtbank mee dat de kosten van het taxatierapport, met inbegrip van de omzetbelasting, voor vergoeding in aanmerking komen. Over het aantal uren dat aan het taxatierapport is besteed, 3 uren, bestaat tussen partijen geen geschil. Voor de hoogte van de vergoeding per uur, hanteert de rechtbank het door de taxateur in rekening gebrachte bedrag van € 80 per uur, exclusief omzetbelasting. Dat gerechtshof Amsterdam op 19 april 2012 in één enkele zaak anders heeft beslist, is voor de rechtbank geen aanleiding deze uitspraak van gerechtshof Amsterdam te volgen.

3.8. Gelet op het vorenstaande is het beroep gegrond.

4. Proceskosten

De rechtbank vindt in de gegrondverklaring van het beroep aan¬lei¬ding verweerder te veroor¬delen in de kos¬ten die eiser in verband met de behande¬ling van het beroep redelij¬kerwijs heeft moeten maken. Deze kosten zijn op de voet van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroeps¬matig verleende rechtsbijstand vastgesteld op € 218,50 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 437 en een wegingsfactor van 0,25). De rechtbank is van oordeel dat het gewicht van de zaak als ‘zeer licht’ moet worden gekwalificeerd, nu in beroep uitsluitend de proceskosten in bezwaar in geding waren.

5. Beslissing

De rechtbank:

- verklaart het beroep gegrond;

- vernietigt de uitspraak op bezwaar voor zover het de beslissing omtrent de proceskosten in bezwaar betreft;

- stelt de door verweerder aan eiser te vergoeden proceskosten in bezwaar vast op € 503,60 (= € 218 (bezwaarschrift) + € 285,60 (taxatierapport) en bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde gedeelte van de uitspraak op bezwaar;

- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser in beroep tot een bedrag van € 218,50.

- gelast dat verweerder het door eiser betaalde griffierecht van € 42 vergoedt.

Deze uitspraak is gedaan door mr. A.E. Keulemans, rechter, in tegenwoordigheid van mr. E.P. van der Zalm, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 29 juni 2012

Afschrift verzonden aan partijen op:

De rechtbank heeft geen bezwaar tegen afgifte door de griffier van een afschrift van de uitspraak in geanonimiseerde vorm.

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof te Amsterdam (belastingkamer), Postbus 1312, 1000 BH Amsterdam.

Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:

1 - bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd;

2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:

a. de naam en het adres van de indiener;

b. een dagtekening;

c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;

d. de gronden van het hoger beroep.