Home

Rechtbank Haarlem, 25-05-2012, BX5872, 11-5869

Rechtbank Haarlem, 25-05-2012, BX5872, 11-5869

Gegevens

Instantie
Rechtbank Haarlem
Datum uitspraak
25 mei 2012
Datum publicatie
29 augustus 2012
ECLI
ECLI:NL:RBHAA:2012:BX5872
Formele relaties
Zaaknummer
11-5869

Inhoudsindicatie

Toepassing 30%-regeling bij tandarts. Aannemelijk gemaakt dat sprake is van schaarste op de Nederlandse arbeidsmarkt.

Uitspraak

RECHTBANK HAARLEM

Sector bestuursrecht, meervoudige belastingkamer

Zaaknummer: AWB 11/5869

Uitspraakdatum: 25 mei 2012

Uitspraak in het geding tussen

X, wonende te Z, eiseres,

gemachtigde: drs. N. Wildering,

en

de inspecteur van de Belastingdienst te P, verweerder.

1. Ontstaan en loop van het geding

1.1. Ten behoeve van eiseres is bij brief van 4 mei 2011 bij verweerder een verzoek ingediend om toepassing van de 30%- bewijsregel op grond van het bepaalde in artikel 10ei van het Uitvoeringsbesluit loonbelasting 1965 (hierna: Ublb).

1.2. Verweerder heeft het verzoek afgewezen bij beschikking van 20 juli 2011.

1.3. Eiseres heeft bij bezwaarschrift van 15 augustus 2011 bezwaar gemaakt tegen de afwijzende beschikking.

1.4. Verweerder heeft het bezwaar afgewezen bij uitspraak op bezwaar van 27 september 2011.

1.5. Eiseres heeft daartegen beroep ingesteld.

1.6. Verweerder heeft op de zaak betrekking hebbende stukken overgelegd en een verweerschrift ingediend.

1.7. Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 10 april 2012.

Eiseres is daar vertegenwoordigd door haar gemachtigde, bijgestaan door J. Willems. Namens verweerder is verschenen J.J. Heuts. Beide partijen hebben ter zitting een pleitnota overgelegd.

2. Tussen partijen vaststaande feiten

2.1. Eiseres is geboren op 27 januari 1971 te Y en heeft de Y-nationaliteit. Zij heeft in A een academische opleiding tandheelkunde afgerond in februari 2011.

2.2. Per 1 mei 2011 is eiseres voor een periode van vijf jaar in dienst getreden bij een tandartsenpraktijk (de inhoudingsplichtige) in B. Sinds 23 april 2011 woont eiseres in Nederland.

2.3. In een rapport genaamd “Capaciteitsplan 2010, Deelrapport 3: mondzorg” (hierna: Capaciteitsrapport 2010), een bijlage bij het integrale Capaciteitsplan 2010 voor de medische, tandheelkundige, klinisch technologische en aanverwante (vervolg) opleidingen, is over de buitenlandse tandartsen in Nederland onder meer het volgende te lezen:

“Een vierde factor van belang binnen het aanbod aan tandartsen is de instroom van tandartsen uit het buitenland. In de laatste 5 jaar registreerden jaarlijks gemiddeld bijna 180 buitenlandse tandartsen zich in Nederland.

(…)

Hier en daar in het land zijn er signalen dat er een tekort aan tandartsen zou zijn in Nederland. Het lijkt erop dat deze tekorten regionaal zijn.

(…)

Op basis van enkele regionale tekorten wordt voor de onvervulde vraag naar tandartsen momenteel uitgegaan van 1%.

(…)

Binnen de tandheelkunde is sprake van een hoge instroom uit het buitenland. Vanaf 2005 tot en met 2009 registreerden zich 894 tandartsen uit het buitenland in Nederland, een jaarlijks gemiddelde van 178. In de jaren 2000 tot en met 2004 lag dit in totaal op 692, oftewel gemiddeld bijna 140 per jaar. Er trad recent dus nog een duidelijke stijging op. Het gemiddelde aantal in de laatste jaren van bijna 180 is aanzienlijk vergeleken met het aantal tandartsen dat momenteel jaarlijks instroomt vanuit de Nederlandse opleiding, namelijk ongeveer 255 (…). Vanaf 2013 zal dit aantal nog gaan dalen naar 204 (…). Bij ongewijzigd beleid zullen tussen 2010-2020 jaarlijks 180 buitenlandse tandartsen instromen op de Nederlandse arbeidsmarkt.

(…)

Duidelijk is te zien dat de buitenlandse instroom de daling van het aantal tandartsen dempt. Als de instroom op dit niveau blijft dan zal het aantal tandartsen niet minder worden.

(…)

Mikt men op 2028 voor evenwicht dan is een instroom in de opleiding nodig van ruim 410, ofwel ruim 70% meer dan de huidige 240. Bovendien rekent men dan op een gestage registratie van bijna 180 buitenlandse tandartsen (…).

(…)

Onlangs heeft het Plenair Orgaan van het Capaciteitsorgaan de beleidskeuze gemaakt om de instroom uit het buitenland niet meer mee te wegen in de ramingen, vanuit het principe dat Nederland zelfvoorzienend zou moeten zijn. Vanwege de hoge instroom van tandartsen uit het buitenland, in verhouding tot de instroom vanuit de Nederlandse opleiding, is alleen voor de beroepsgroep tandartsen een uitzondering gemaakt (…).”

2.4. In een brief van de Nederlandse Maatschappij tot bevordering der Tandheelkunde (hierna NMT) van 6 april 2011 aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal, is onder meer het volgende vermeld:

“In deze brief voorzien wij – als koepelorganisaties van mondzorgaanbieders (tandartsen, (…)) - u van informatie ter voorbereiding op het Algemeen Overleg over de mondzorg (…).

Daarnaast zijn er voldoende tandartsen, (…). Het wisselen van mondzorgaanbieder is voor patiënten eenvoudig.”

2.5. In een brief van 10 mei 2011 van de NMT is onder meer opgenomen:

“ Naar aanleiding van uw verzoek om de zienswijze van de NMT inzake het schaarste- en deskundigheidsvereiste ten behoeve van de zogenaamde 30% regeling voor werknemers uit het buitenland, kunnen wij u het volgende mededelen.

Het Capaciteitsorgaan in Nederland heeft in haar recente rapport “Capaciteitsplan 2010, deelrapport 3: Mondzorg” (Capaciteitsorgaan, Utrecht, 2010) aangegeven dat komende jaren geen capaciteitstekorten van tandartsen worden verwacht.

(…)

Onzes inziens betekent dit dat er geen schaarste is in Nederland voor de specifieke deskundigheid die aan het beroep van tandarts is verbonden. Hiermee vervalt in onze ogen een van de voorwaarden waaraan moet worden voldaan om in aanmerking te komen voor de genoemde regeling.

Bovenstaande in acht nemend vindt de Nederlandse Maatschappij tot bevordering der Tandheelkunde (NMT) dat de 30% regeling niet voor buitenlandse tandartsen van toepassing hoeft te zijn.

(…).”

2.6. In een brief van minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (hierna:VWS) van 6 juni 2011 aan de voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal, is onder meer het volgende opgenomen:

“Zowel de NZa [Nederlandse Zorgautoriteit, rb.] als het Capaciteitsorgaan hebben uitspraken gedaan over de capaciteitssituatie in de mondzorg. In haar eerder aangehaald visiedocument Bekostigingsstructuur mondzorg spreekt de NZa van een op landelijk niveau “zekere balans tussen vraag en aanbod”. Wel merkt zij op dat in enkele regio’s sprake kan zijn van tekorten. Het Capaciteitsorgaan houdt bij ongewijzigd beleid rekening met een daling van 8600 werkzame tandartsen in 2008 naar 7067 in 2025. Op dit ogenblik constateert het Capaciteitsorgaan geen werkelijke tekorten (1% van de zorgvraag onvervuld, equivalent aan 86 tandartsen op landelijk niveau). Beide organen maken melding van een forse instroom van buitenlandse tandartsen. Daarbij gaat het om gemiddeld 180 tandartsen per jaar. Dit is substantieel ten opzichte van de 255 tandartsen die gemiddeld per jaar uit de Nederlandse universiteiten uitstromen.

(…)

Op grond van deze inzichten en gegevens, zie ik geen grond om nu of in de nabije toekomst rekening te moeten houden met ernstige capaciteitstekorten binnen de mondzorg.

(…)

Ongeacht bovenstaande, wil ik niet uitsluiten dat zich in sommige regio’s tekorten aan tandartsen kunnen voordoen. Evenwel, is tegelijkertijd bekend dat met name in en rondom de opleidingssteden (Groningen, Nijmegen, Amsterdam) een hoge concentratiegraad aan tandartsen bestaat. Het lijkt er dus op dat eerder sprake is van een spreidingsvraagstuk dan van een algemeen landelijk tekort.

(…)”

2.7. In een brief van 29 september 2011 schrijft de NMT onder meer het volgende:

“In een brief aan een van haar leden, heeft de NMT haar standpunt verwoord inzake de capaciteit aan tandheelkundige zorgverlening in Nederland. Dit standpunt (zie bijlage) houdt in dat er landelijk gezien geen sprake is van een tekort aan tandheelkundige zorgverleners. Dit standpunt neemt niet weg dat er lokaal een, al dan niet tijdelijk, probleem kan zijn met het invullen van een vacature in een tandheelkundige praktijk.

(…)”

3. Geschil

3.1. Tussen partijen is in geschil of eiseres in aanmerking komt voor de toepassing van de 30%-bewijsregel.

Het geschil spitst zich toe op de vraag of ten tijde van de aanvraag om toekenning van die regel, sprake was van schaarste aan tandartsen op de Nederlandse arbeidsmarkt.

3.2. Eiseres stelt dat sprake was van schaarste op de Nederlandse arbeidsmarkt en beroept zich daarbij onder meer op het Capaciteitsplan 2010, waarin bij de vaststelling van de bestaande capaciteit aan tandartsen en de verschillende prognoses voor de benodigde tandartsen in de toekomst, steeds uitgegaan wordt van de instroom van een aanzienlijk aantal buitenlandse tandartsen.

Eiseres concludeert tot gegrondverklaring van het beroep, vernietiging van de uitspraak op bezwaar en – zo begrijpt de rechtbank - toewijzing van het verzoek van eiseres tot toepassing van de 30%- bewijsregel.

3.3. Verweerder stelt dat onder meer uit het Capaciteitsplan 2010 blijkt dat er geen sprake was van schaarste aan tandartsen op de Nederlandse arbeidsmarkt, zodat het verzoek van eiseres om toepassing van de 30%-bewijsregel terecht is afgewezen.

Verweerder concludeert tot ongegrondverklaring van het beroep.

4. Beoordeling van het geschil

4.1. Op grond van het bepaalde in artikel 10e, eerste en tweede lid, onder a en b, van de Ublb, wordt onder een extraterritoriale werknemer, voor zover hier van belang, verstaan een ingekomen werknemer die door een inhoudingsplichtige uit een ander land is aangeworven, met een specifieke deskundigheid die op de Nederlandse markt niet of schaars aanwezig is.

4.2. Op eiseres rust de last aannemelijk te maken dat zij bij het sluiten van de arbeidsovereenkomst met de inhoudingsplichtige over een specifieke deskundigheid beschikte die op de Nederlandse markt niet of schaars aanwezig was.

4.3. Eiseres heeft daartoe verwezen naar het hiervoor onder 2.3 genoemde Capaciteitsplan 2010. Bovendien heeft eiseres gewezen op het feit dat C B.V., gespecialiseerd in de arbeidsbemiddeling van buitenlandse tandartsen, de laatste jaren een grote groei heeft geconstateerd voor wat betreft de vraag naar buitenlandse tandartsen. Dat wordt ook bevestigd door een aantal verklaringen van tandartsen, aldus eiseres.

4.4. Verweerder bestrijdt dat sprake is van schaarste aan tandartsen op de Nederlandse arbeidsmarkt. Verweerder verwijst ter onderbouwing van zijn standpunt eveneens naar het Capaciteitsplan 2010, alsmede naar de brieven van 6 april, 10 mei en 29 september 2011 van het NMT (zie hiervoor onder 2.4, 2.5 en 2.7) en naar uitlatingen van de minister van VWS (zie hiervoor onder 2.6). Als er al schaarste is aan tandartsen dan is dat op lokaal niveau en voor toepassing van de 30%-bewijsregel is nodig dat schaarste bestaat op de Nederlandse arbeidsmarkt in zijn geheel, aldus verweerder.

4.5. Het valt de rechtbank op dat beide partijen ter ondersteuning van hun standpunt verwijzen naar het Capaciteitsplan 2010. Kennelijk kennen beide partijen gezag toe aan dat plan. Ook de NMT en de minister van VWS baseren zich kennelijk op het Capaciteitsplan 2010. Partijen trekken daaruit evenwel tegenovergestelde conclusies. De rechtbank is van oordeel het Capaciteitsplan 2010 met name steun biedt aan het standpunt van eiseres. Daarmee heeft eiseres aannemelijk gemaakt dat er sprake was van schaarste aan tandartsen op de Nederlandse arbeidsmarkt in 2011. De rechtbank overweegt daartoe het volgende.

4.6. Uit de feiten en conclusies weergegeven in het Capaciteitsplan 2010 blijkt dat er in Nederland in 2010 geen groot tekort aan tandartsen bestond. Er wordt gesproken van een tekort van 1%. Geen der partijen heeft aangegeven dat de situatie in 2010 in belangrijke mate afweek van de situatie in 2011, zodat ook voor dat jaar uitgegaan kan worden van de cijfers uit 2010, bij gebreke van cijfers uit 2011.

Het is duidelijk, zo is vermeld in het Capaciteitsplan 2010, dat per jaar een instroom van ongeveer 420 tandartsen nodig is om te voorkomen dat een tekort aan tandartsen ontstaat. Het is daarnaast evident dat die instroom niet vanuit de Nederlandse opleidingen wordt verwezenlijkt. Jaarlijks studeren ongeveer 250 tandartsen af aan de Nederlandse universiteiten. Dat brengt met zich dat jaarlijks een aanzienlijk deel van de benodigde tandartsen in het buitenland geworven moet worden. Nu duidelijk is dat er geen overschot aan tandartsen is (in het Capaciteitsplan 2010 wordt immers een tekort van 1% genoemd), en jaarlijks een substantieel deel van de instroom vanuit het buitenland geworven wordt om te voorkomen dat er schaarste ontstaat, gaat de rechtbank ervan uit dat de ongeveer 180 tandartsen die vanuit het buitenland geworven worden, daar geworven worden omdat die plaatsen niet vanuit de Nederlandse arbeidsmarkt vervuld kunnen worden. Al die 180 tandartsen komen dus naar Nederland omdat er kennelijk schaarste heerst op de Nederlandse arbeidsmarkt. Gesteld noch gebleken is voorts dat eiseres buiten het contingent van 180 buitenlandse tandartsen zou vallen.

4.7. Op grond van het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat in 2011 sprake was van schaarste aan tandartsen op de Nederlandse arbeidsmarkt en dat daarom aan eiseres ten onrechte toekenning van de 30%-bewijsregel is onthouden.

4.8. Het beroep van eiseres zal dan ook gegrond worden verklaard.

5. Proceskosten

De rechtbank vindt aanleiding verweerder te veroordelen in de kosten die eiseres in verband met de behandeling van het beroep redelijkerwijs heeft moeten maken. Deze kosten zijn op de voet van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vastgesteld op € 874 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 437 en een wegingsfactor 1). Andere kosten zijn gesteld noch gebleken. Voor een vergoeding van de kosten die zijn gemaakt in de bezwaarfase acht de rechtbank geen termen aanwezig nu een dergelijk verzoek niet, uiterlijk bij doen van de bestreden uitspraak, is ingediend (artikel 7:15 van de Algemene wet bestuursrecht).

6. Beslissing

De rechtbank:

- verklaart het beroep gegrond;

- vernietigt de uitspraak op bezwaar;

- vernietigt de beschikking van 20 juli 2011 van verweerder;

- wijst toe het verzoek van eiseres om toepassing van de 30%-bewijsregel met ingang van 1 mei 2011;

- veroordeelt verweerder in de kosten van rechtsbijstand van eiseres voor een bedrag van € 874;

- gelast verweerder het griffierecht van € 41 aan eiseres te vergoeden.

Deze uitspraak is gedaan door mr. H.A.M. Röell-Mulder, voorzitter, mr. T.A. de Hek en mr. H. de Jong, rechters, in tegenwoordigheid van mr. P.T. van Arnhem, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 25 mei 2012.

Afschrift verzonden aan partijen op:

De rechtbank heeft geen bezwaar tegen afgifte door de griffier van een afschrift van de uitspraak in geanonimiseerde vorm.

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof te Amsterdam (belastingkamer), Postbus 1312, 1000 BH Amsterdam.

Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:

1 - bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd;

2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:

a. de naam en het adres van de indiener;

b. een dagtekening;

c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;

d. de gronden van het hoger beroep.