Rechtbank Leeuwarden, 23-01-2007, AZ7765, AWB 06/1592
Rechtbank Leeuwarden, 23-01-2007, AZ7765, AWB 06/1592
Gegevens
- Instantie
- Rechtbank Leeuwarden
- Datum uitspraak
- 23 januari 2007
- Datum publicatie
- 2 februari 2007
- ECLI
- ECLI:NL:RBLEE:2007:AZ7765
- Formele relaties
- Hoger beroep: ECLI:NL:GHLEE:2008:BC4798, Bekrachtiging/bevestiging
- Zaaknummer
- AWB 06/1592
Inhoudsindicatie
Arrest van de Hoge Raad van 1 december 2006 nr. 40.518 (V-N 2006/62.4), waarin de Hoge Raad ten aanzien van een vergrijpboete de mogelijkheid van toerekening van opzet of grove schuld van een ander dan de belastingplichtige aan de belastingplichtige heeft uitgesloten, is van overeenkomstige toepassing op een verzuimboete
Uitspraak
RECHTBANK LEEUWARDEN
Sector bestuursrecht, belastingkamer
Procedurenummer: AWB 06/1592
Uitspraakdatum: 23 januari 2007
Uitspraak als bedoeld in afdeling 8.2.6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in het geding tussen
[eiseres], gevestigd te Leeuwarden, eiseres,
vertegenwoordigd door haar directeur, de heer [directeur],
en
de inspecteur van de Belastingdienst/Noord/kantoor Heerenveen, verweerder.
1. Procesverloop
1.1 Verweerder heeft aan eiseres over de maand juni 2005 een naheffingsaanslag (aanslagnummer [nummer]) loonbelasting/premie volksverzekeringen
(: LB/PVV) opgelegd, alsmede bij beschikking een verzuimboete van € 204.
1.2 Verweerder heeft bij in één geschrift vervatte uitspraken op bezwaar van 7 juni 2006 de naheffingsaanslag en de boetebeschikking gehandhaafd.
1.3 Eiseres heeft daartegen bij brief van 29 juni 2006, ontvangen bij de rechtbank op 30 juni 2006, beroep ingesteld.
1.4 Verweerder heeft de op de zaak betrekking hebbende stukken overgelegd en een verweerschrift ingediend.
1.5 Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 8 december 2006 te Leeuwarden.
Namens eiseres is verschenen haar algemeen directeur [directeur]. Namens verweerder is verschenen drs. E. Velsink.
Feiten
Op grond van de stukken van het geding en het verhandelde ter zitting staat het volgende vast:
2.1 Eiseres is een besloten vennootschap, waarvan [directeur] directeur/enig aandeelhouder is. Voorts is eiseres voor 46 % aandeelhouder in de [naam] Groep. De boekhouding van eiseres wordt verzorgd door de controller van deze groep, de heer [controller].
2.2 Eiseres heeft bij brief van 5 april 2006 aan verweerder een verbeterde aangifte LB/PVV ingediend met het verzoek over de maand juni 2005 een naheffingsaanslag op te leggen, aangezien door eiseres was verzuimd het vakantiegeld voor de loonheffing mee te nemen. De bedoelde brief is door verweerder als een vrijwillige verbetering in de zin van § 28, lid 3, van het Besluit Bestuurlijke Boeten Belastingdienst 1998 (: BBBB 1998) aangemerkt.
2.3 Verweerder heeft vervolgens voor het bedrag van € 4.085 dat door eiseres te weinig op aangifte werd voldaan een naheffingsaanslag opgelegd. Daarnaast heeft verweerder op grond van artikel 67c van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (: AWR) juncto § 24, lid 2, BBBB 1998 aan eiseres een verzuimboete opgelegd van 5%, zijnde het bedrag van € 204.
Geschil
3.1 In geschil is uitsluitend het antwoord op de vraag of verweerder de onderhavige verzuimboete van € 204,-- terecht aan eiseres heeft opgelegd. Ter zitting spitste het geschil zich met name toe op het antwoord op de vraag of de eventuele schuld aanwezig bij de
- hiervoor onder 2.1 bedoelde - controller aan de (directeur van) eiseres kan worden toegerekend.
3.2 Eiseres beantwoordt deze vraag ontkennend; verweerder daarentegen bevestigend.
3.3 Partijen doen hun standpunten steunen op de gronden die daartoe door hen zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken.
Beoordeling van het geschil
4.1 De Hoge Raad is in zijn uitspraak van 1 december 2006, nr. 40.518 (gepubliceerd in onder meer V-N 2006/62.4) teruggekomen op zijn eerdere jurisprudentie dat een belastingplichtige die bij het doen van zijn aangifte gebruik maakte van de diensten van een adviseur, zich niet erop kon beroepen dat hij meende een juiste aangifte te doen en dat het aan zijn adviseur was te wijten dat te weinig belasting is geheven, tenzij de belastingplichtige aantoonde dat hij in redelijkheid niet behoefde te twijfelen aan de fiscale aanvaardbaarheid van de mededelingen of adviezen van de adviseur. Zolang niet kon worden aangenomen dat zodanig uitzonderingsgeval zich voordeed, kwamen ten laste van de belastingplichtige die fouten, gedragingen, nalatigheden of verzwijgingen ten aanzien waarvan de adviseur opzet of grove schuld is te verwijten, aldus de Hoge Raad in zijn uitspraak van 15 juli 1988, nr. 24483 (BNB 1988/270). Terugkomend op deze eerdere jurisprudentie, waarbij de Hoge Raad verwijst naar het zogenoemde IJzerdraadarrest van de strafkamer van de Hoge Raad (HR 23 februari 1954, NJ 1954, 378), acht de Hoge Raad het thans geraden ook voor fiscale vergrijpboetes de mogelijkheid van toerekening van opzet of grove schuld van een ander dan de belastingplichtige aan de belastingplichtige uit te sluiten. Zulks, aldus vervolgt de Hoge Raad in zijn uitspraak van 1 december 2006, voorkomt dat op grond van een dergelijke toerekening strijd zou kunnen ontstaan met de in artikel 6, lid 2, EVRM neergelegde eis dat een ieder tegen wie een vervolging is ingesteld, voor onschuldig wordt gehouden totdat zijn schuld in rechte is komen vast te staan.
4.2 Weliswaar gaat het in de onderhavige procedure om een verzuimboete als bedoeld in artikel 67c van de AWR, waarbij niet het vereiste geldt dat aan de zijde van de belastingplichtige sprake moet zijn van opzet of grove schuld, maar naar het oordeel van de rechtbank wordt ook dan een zekere mate van schuld voorondersteld, bij gebreke waarvan de boete komt te vervallen wegens afwezigheid van alle schuld.
4.3 Ter zitting hebben partijen eenparig verklaard dat eiseres zijnde een besloten vennootschap niet zelf de veronderstelde mate van schuld kan hebben, maar dat deze schuld aanwezig moet zijn bij haar directeur, de heer [directeur]. De rechtbank heeft geen aanleiding deze zienswijze van partijen niet te volgen, zodat de vraag moet worden beantwoord of bij de directeur van eiseres sprake is van afwezigheid van alle schuld. Naar de rechtbank begrijpt heeft de (directeur van) eiseres zich op afwezigheid van alle schuld beroepen, omdat hem persoonlijk geen enkel verwijt kan worden gemaakt, aangezien hij het verzorgen van de aangifte loonheffing heeft opgedragen aan de (ter zake deskundige) controller van de [naam] Groep, in de persoon van de heer [controller].
4.4 Verweerder heeft, na aangegeven te hebben niet in zijn verdedigingsbelang te zijn geschaad, ter zitting aangegeven dat nu die controller in dienstbetrekking staat tot bedoelde [naam] Groep, meergenoemde uitspraak van de Hoge Raad van 1 december 2006 toepassing mist. Naar het oordeel van de rechtbank geeft dit blijk van een onjuiste rechtsopvatting. De rechtbank verwijst daartoe naar de uitspraak van de Hoge Raad van 31 januari 1990,
nr. 26109 (onder meer gepubliceerd in BNB 1990/93), waarin de Hoge Raad heeft geoordeeld dat de toerekening van opzet of grove schuld als hiervoor bedoeld niet alleen geldt voor een adviseur, maar eveneens ziet op de toerekening van opzet of grove schuld van een werknemer.
4.5 Verweerder heeft niet gesteld, althans niet of onvoldoende, aannemelijk gemaakt, dat door (de directeur van) eiseres persoonlijk enig verwijt kan worden gemaakt van de omstandigheid dat de deskundige, aan wie zij het doen van de aangifte heeft overgelaten, een onjuiste aangifte heeft opgesteld. Met name heeft verweerder niet gesteld, althans niet of onvoldoende, aannemelijk gemaakt, dat (de directeur van) eiseres niet de zorg zou hebben betracht die redelijkerwijs van hem kan worden verwacht bij de keuze van de hiervoor genoemde deskundige, en de samenwerking met deze. Onder deze omstandigheden komt de rechtbank tot de slotsom dat bij (de directeur van) eiseres sprake is van afwezigheid van alle schuld.
4.6 Gelet op het vorenoverwogene dient het beroep gegrond te worden verklaard.
Proceskosten
De rechtbank ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling, omdat niet is gesteld dat eiseres kosten heeft gemaakt die op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor vergoeding in aanmerking komen.
Beslissing
De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt de uitspraak op bezwaar;
- vernietigt het primaire boetebesluit;
- gelast dat de Staat der Nederlanden (Ministerie van Financiën) het door eiseres betaalde
griffierecht van € 281 vergoedt.
Deze uitspraak is gedaan op 23 januari 2007 door mr. dr. P. van der Wal, rechter, en op dezelfde dag in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van mr. J. de Jong, griffier.
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum:
- hoger beroep instellen bij het gerechtshof te Leeuwarden (belastingkamer), Postbus 1704, 8901 CA Leeuwarden.
Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:
1 - bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd.
2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. een dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;
d. de gronden van het hoger beroep.