Home

Rechtbank Leeuwarden, 04-05-2007, BG1185, AWB06/1892

Rechtbank Leeuwarden, 04-05-2007, BG1185, AWB06/1892

Gegevens

Instantie
Rechtbank Leeuwarden
Datum uitspraak
4 mei 2007
Datum publicatie
22 oktober 2008
ECLI
ECLI:NL:RBLEE:2007:BG1185
Formele relaties
Zaaknummer
AWB06/1892

Inhoudsindicatie

Indeling tariefgroep 5; aftrek kosten levensonderhoud kinderen; aftrek in verband met ziektekosten.

Uitspraak

RECHTBANK LEEUWARDEN

Sector bestuursrecht, belastingkamer

Procedurenummer: AWB06/1892

Uitspraakdatum: 4 mei 2007

Uitspraak als bedoeld in afdeling 8.2.6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in het geding tussen

[eiser], wonende te [woonplaats], eiser,

en

de inspecteur van de Belastingdienst/Noord/kantoor Groningen, verweerder.

Procesverloop

1.1. Verweerder heeft aan eiser voor het jaar 2000 een aanslag (aanslagnummer [nummer].H.06) inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen opgelegd, berekend naar een belastbaar inkomen van f.44.018.

1.2. Verweerder heeft bij uitspraak op bezwaar van 18 juli 2006 de aanslag verminderd tot een welke is berekend naar een belastbaar inkomen van f.43.079.

1.3. Eiser heeft daartegen bij brief van 9 augustus 2006, ontvangen bij de rechtbank op 10 augustus 2006, beroep ingesteld.

1.4. Verweerder heeft de op de zaak betrekking hebbende stukken overgelegd en een verweerschrift ingediend.

1.5. Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 11 april 2007 te Leeuwarden.

Eiser is daar bij zijn gemachtigde [gemachtigde eiser] verschenen. Namens verweerder is verschenen [gemachtigde verweerder], tot bijstand vergezeld van [A].

1.6. Eiser heeft ter zitting een pleitnota voorgedragen en exemplaren daarvan overgelegd aan de rechtbank en aan verweerder.

Verweerder heeft verklaard geen bezwaar te hebben tegen overlegging van de bij deze pleitnota behorende bijlagen.

Motivering

Feiten

Op grond van de stukken van het geding en het verhandelde ter zitting staat het volgende vast:

2.1. Eiser deed voor het onderhavige jaar aangifte van een belastbaar inkomen van f.26.967.

2.2. Bij de aanslagregeling heeft verweerder het aangegeven inkomen als volgt gecorrigeerd:

hoger huurwaardeforfait f. 433

minder ziektekosten f. 6.058

geen aftrek kosten levensonderhoud f.10.560.

2.3. Na bezwaar heeft verweerder alsnog f.939 meer ziektekosten in aftrek toegelaten en het belastbare inkomen vastgesteld op f.43.079.

2.4. Eiser is geboren in 1954 en ongehuwd. In 2000 woonde eiser in [woonplaats] aan de [adres]. In die woning woonden in het jaar 2000 voorts mevrouw [X] (geboren in 1954), de heer [Y] (geboren in 1947, hierna: [Y]) alsmede 4 kinderen: [K] (geboren in 1985), [L] (geboren in 1986), [M] (geboren in 1988) en [N] (geboren in 1990).

Eiser is de vader van de kinderen [K] en [L]; hij heeft de kinderen niet erkend. Door de kantonrechter is eiser tot toeziend voogd benoemd over deze kinderen.

[Y] is de vader van de twee andere kinderen. [X] is de moeder van alle vier kinderen.

Eiser, [Y] en [X] wonen sinds 1984 op het adres in [woonplaats].

De kosten van de gezamenlijke huishouding werden betaald uit een gemeenschappelijke huishoudpot die door eiser en [Y] met financiële middelen werd gevuld. [X] heeft gedurende het jaar 2000, met uitzondering van een gering bedrag in de laatste maand van dat jaar, geen inkomsten gehad.

2.5. In 2000 was eiser van 16 april tot en met 9 mei opgenomen in een ziekenhuis.

Eiser was voorts gedurende het jaar 2000 van 14 juli tot en met 21 september opgenomen in een herstellingsoord in [woonplaats]; hij mocht de weekenden thuis doorbrengen.

Tijdens de opnameperioden heeft eiser bezoek gehad van [X], [Y] en de kinderen.

Alle vier kinderen [kinderen] hadden vanwege hun gezondheidstoestand in 2000 de beschikking over een zogenoemd persoonsgebonden budget.

Alle vier kinderen [kinderen] staan vermeld op de polis van de ziektekostenverzekering ten name van eiser.

2.6. In zijn aangifte vermeldde eiser een bedrag van f.14.569 aan ziektekosten. Hiervan heeft verweerder f.5.986 in aftrek toegestaan; na aftrek van het toepasselijke drempelbedrag en met inachtneming van telfouten heeft verweerder f.2.840 in aftrek toegelaten in plaats van f.2.859.

In de aangifte heeft eiser f.250 kosten huisapotheek vermeld, welk bedrag door verweerder in aftrek is geaccepteerd.

In de uitspraak op bezwaar heeft verweerder nog f.939 autokosten in verband met artsenbezoek en dergelijke geaccepteerd.

De uiteindelijk in aftrek toegestane ziektekosten belopen f.3.779.

Geschil

Het geschil betreft het antwoord op de volgende vragen.

3.1. Dient eiser te worden ingedeeld in tariefgroep 5.

Heeft eiser recht op kosten van levensonderhoud van de vier kinderen [kinderen]?

Heeft eiser recht op een hogere aftrek in verband met ziektekosten dan door verweerder in aanmerking is genomen?

Eiser beantwoordt deze vragen bevestigend en verweerder ontkennend.

3.2. Eiser concludeert tot gegrondverklaring van het beroep, vernietiging van de uitspraak op bezwaar en vermindering van de aanslag tot een berekend naar een belastbaar inkomen van f.25.124 met indeling in tariefgroep 5.

Verweerder concludeert tot ongegrondverklaring van het beroep.

3.3. Partijen doen hun standpunten steunen op de gronden die daartoe door hen zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken.

Beoordeling van het geschil

4.1. Ingevolge het bepaalde in artikel 54, onderdeel e, van de Wet op de inkomstenbelasting 1964 (hierna: de Wet) wordt in tariefgroep V ingedeeld de belastingplichtige die de aanvullende alleenstaande-ouderaftrek geniet.

In artikel 55, lid 5, van de Wet is bepaald, voor zover hier van belang, dat de belastingplichtige de alleenstaande-ouderaftrek geniet indien hij, ongehuwd zijnde, in het kalenderjaar gedurende meer dan zes maanden een huishouding heeft gevoerd met een kind of pleegkind dat in belangrijke mate door hem is onderhouden, en hij deze huishouding gedurende die tijd heeft gevoerd met geen ander dan kinderen of pleegkinderen die bij de aanvang van het kalenderjaar de leeftijd van 27 jaar niet hebben bereikt.

4.2. Uit hetgeen hiervoor onder 2.4. is vermeld leidt de Rechtbank af dat eiser in het jaar 2000 niet in aanmerking komt voor de alleenstaande-ouderaftrek. Hij voerde in dit jaar immers niet slechts een huishouding met een of meer kinderen maar ook met [Y] en mevrouw [X]. Gelet op de duidelijke bewoordingen van artikel 55, lid 5, van de Wet heeft de inspecteur derhalve terecht eiser niet in tariefgroep V ingedeeld.

4.3. In artikel 2, lid 3, onderdeel i van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (AWR) is bepaald dat onder een kind wordt verstaan een eerstegraads bloedverwant en aanverwant in neergaande lijn. [K] en [L] zijn voor de belastingwet derhalve kinderen van eiser, zoals partijen ter zitting desgevraagd eenparig ook hebben verklaard.

4.4. Artikel 46, lid 1, aanhef en onderdeel a, onder 1º, van de Wet luidt als volgt:

Buitengewone lasten zijn de op de belastingplichtige drukkende uitgaven tot voorziening in het levensonderhoud van kinderen en pleegkinderen, die jonger dan 27 jaar zijn, voor wie de belastingplichtige geen recht op kinderbijslag ingevolge de Algemene Kinderbijslagwet heeft (....), en die zelf geen recht hebben op studiefinanciering (....), mits die kinderen in belangrijke mate door de belastingplichtige worden onderhouden.

Artikel 10 aanhef en onderdeel b van de Uitvoeringsregeling inkomstenbelasting 1990 (de Uitvoeringsregeling) is bepaald, voor zover hier van belang,:

Voor de toepassing van artikel 46, eerste lid, onderdeel a, onder 1º, van de wet (….) wordt geacht voor een kind geen recht te hebben op kinderbijslag ingevolge de Algemene Kinderbijslagwet de belastingplichtige die op grond van de regelen ter voorkoming van samenloop van kinderbijslag ingevolge de Algemene Kinderbijslagwet zijn recht op kinderbijslag voor dat kind niet geldend kan maken en geen huishouden vormt met degene die het recht op kinderbijslag voor dat kind wel gelden kan maken.

4.5. Verweerder heeft gemotiveerd gesteld en de rechtbank acht aannemelijk dat eiser recht heeft op kinderbijslag voor de kinderen [K] en [L]. Deze kinderen zijn, gelet op het bepaalde in artikel 2 van de AWR zoals hiervoor is weergegeven, kinderen van belanghebbende voor de toepassing van de bepalingen van de Wet en de Uitvoeringsregeling. Eiser voerde in het jaar 2000 voorts een gezamenlijke huishouding met, onder meer, de moeder van deze kinderen.

Gelet op het vorenoverwogene, een en ander in onderlinge samenhang bezien, heeft verweerder zich terecht op het standpunt gesteld dat eiser voor zijn twee kinderen geen recht heeft op aftrek voor kosten van levensonderhoud.

4.6. Met betrekking tot de kosten van levensonderhoud van de kinderen [M] en [N] overweegt de rechtbank het volgende.

Het staat vast dat [Y] de vader is van deze kinderen. Voorts staat vast dat deze kinderen met hun vader en moeder een gemeenschappelijke huishouding voeren, van welke huishouding eiser eveneens deel uitmaakt. Nu deze kinderen bij hun eigen ouders wonen en door hen worden opgevoed kunnen naar het oordeel van de rechtbank deze kinderen niet worden beschouwd als pleegkinderen in de zin van artikel 46 van de Wet. Hieraan doet niet af dat eiser wellicht ook een bijdrage levert in de opvoeding van die kinderen en evenmin dat eiser bijdraagt aan de kosten van de gemeenschappelijke huishouding die uit zeven personen bestaat, waaronder deze kinderen. Niet aannemelijk geworden is overigens dat eiser deze kinderen in belangrijke mate heeft onderhouden.

Verweerder heeft zich gelet op het vorenstaande naar het oordeel van de rechtbank derhalve terecht op het standpunt gesteld dat eiser geen recht heeft op aftrek van kosten van levensonderhoud voor de kinderen [M] en [N].

4.7. Eiser heeft gesteld dat verweerder onvoldoende ziektekosten in aftrek heeft toegelaten.

Naar het oordeel van de rechtbank heeft eiser niet aannemelijk gemaakt dat met een hoger bedrag rekening zou dienen te worden gehouden. Hetgeen daartoe is aangevoerd is onvoldoende concreet en ook overigens is niet aannemelijk geworden dat sprake is geweest van op eiser drukkende uitgaven. Daarbij neemt de rechtbank in aanmerking dat niet aannemelijk is gemaakt dat sprake was van kosten die ofwel niet zijn vergoed door de ziektekostenverzekeraar ofwel niet konden worden bestreden uit de persoonsgebonden budgetten die aan de kinderen waren toegekend.

Verweerder heeft voorts rekening gehouden met f.939 aan autokosten en het is niet aannemelijk geworden dat met een hoger bedrag rekening zou moeten worden gehouden.

Voor zover eiser heeft bedoeld te stellen dat de buitengewone lasten van eiser en [X] kunnen worden samengevoegd verwerpt de rechtbank deze stelling reeds omdat [X], naar verweerder onweersproken heeft gesteld en de rechtbank aannemelijk acht, haar basisaftrek niet heeft overgedragen aan eiser maar aan [Y].

Eiser had recht op aftrek in verband met de kosten van een huisapotheek van f.50. Nu verweerder uiteindelijk een te hoog bedrag in aftrek heeft toegelaten voor de kosten van de huisapotheek is de aanslag eerder te laag dan te hoog.

4.8. Al hetgeen hiervoor is overwogen leidt tot de slotsom dat het beroep ongegrond is.

Proceskosten

De rechtbank ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.

Deze uitspraak is gedaan op 4 mei 2007 door mr. B.A.E.G. Geel-Cieraad, rechter, en op dezelfde dag in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van mr. K. van der Leij, griffier.

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum:

- hoger beroep instellen bij het gerechtshof te Leeuwarden (belastingkamer), Postbus 1704, 8901 CA Leeuwarden.

Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:

1 - bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd.

2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:

a. de naam en het adres van de indiener;

b. een dagtekening;

c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;

d. de gronden van het hoger beroep.