Home

Rechtbank Leeuwarden, 12-02-2007, BU8622, AWB06/2469

Rechtbank Leeuwarden, 12-02-2007, BU8622, AWB06/2469

Gegevens

Instantie
Rechtbank Leeuwarden
Datum uitspraak
12 februari 2007
Datum publicatie
20 december 2011
ECLI
ECLI:NL:RBLEE:2007:BU8622
Formele relaties
Zaaknummer
AWB06/2469

Inhoudsindicatie

Bezigheden met betrekking tot appartementen gaan het normaal vermogensbeheer niet te boven.

Uitspraak

RECHTBANK LEEUWARDEN

Sector bestuursrecht, belastingkamer

Procedurenummer: AWB06/2469

Uitspraakdatum: 12 februari 2007

Uitspraak als bedoeld in afdeling 8.2.6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in het geding tussen

[eiser], wonende te [woonplaats], eiser,

en

de inspecteur van de Belastingdienst/Noord/kantoor Groningen, verweerder.

Procesverloop

1.1 Verweerder heeft aan eiser voor het jaar 2002 een aanslag (aanslagnummer [nummer].H26) inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen opgelegd, berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 128.102,-- en een belastbaar inkomen uit sparen en beleggen van € 23.448,--.

1.2 Verweerder heeft bij uitspraak op bezwaar van 16 oktober 2006 de aanslag gehandhaafd.

1.3 Eiser heeft daartegen bij brief van 12 november 2006, ontvangen bij de rechtbank op 14 november 2006, beroep ingesteld.

1.4 Verweerder heeft de op de zaak betrekking hebbende stukken overgelegd en een verweerschrift ingediend.

1.5 Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 9 oktober 2007 te Leeuwarden.

Namens eiser is daar zijn gemachtigde [gemachtigde] verschenen. Namens verweerder is verschenen [gemachtigde].

1.6 Bij brief van 21 december 2007 heeft de rechtbank het onderzoek heropend en verweerder verzocht om toezending van het volledige aangiftebiljet inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen 2002 en alle pagina's van eisers bezwaarschrift tegen de onderhavige aanslag. Tevens heeft de rechtbank verweerder verzocht, voor zover dat niet reeds uit de hiervoor vermelde aangifte blijkt, om toezending van een berekening van het belastbaar inkomen uit werk en woning en het belastbar inkomen uit sparen en beleggen in 2002 conform eisers aangifte.

1.7 Partijen hebben aangegeven geen prijs te stellen op een nadere mondeling behandeling ter zitting.

Motivering

Feiten

Op grond van de stukken van het geding en het verhandelde ter zitting staat het volgende vast:

2.1 Eiser heeft in het jaar 2002 loon genoten uit [A] B.V. en [B] B.V. Daarnaast heeft hij een uitkering genoten wegens arbeidsongeschiktheid.

2.2 Eiser is direct danwel indirect volledig aandeelhouder van [A] B.V., [B] B.V., [C] B.V., [D] B.V., [E] B.V., [F] B.V., [G] B.V., [H] B.V. en B.V. [I]. Een aantal van de B.V.'s houden zich bezig met de aan- en verkoop van onroerende zaken, alsmede de exploitatie van onroerende zaken. De aankoop geschiedt geregeld via veilingen.

2.3 Eiser heeft op [datum] maart 2002 gekocht: Het gebouw bestaande uit negen afzonderlijke woningen met schuurtjes, onder- en bijgelegen grond, plaatselijk bekend [adres] [1], [2], [3], [4], [5], [6], [7], [8] te [woonplaats], kadastraal bekend als gemeente [gemeente], sectie [sectie], nummer [nummer], gemeten op vijf are twintig centiare, voor € 297.230,--.

2.4 De bewindvoerder van de verkoopster heeft verklaard dat de verkoopprijs is bepaald op basis van de in totaal ontvangen huur en de staat van onderhoud van de woningen.

2.5 De WOZ-waarde van de onroerende zaak aan de [adres] [1]t/m[9] bedroeg op waardepeildatum 1 januari 1999 € 445.612,--.

2.6 Eiser heeft de aankoop van de onroerende zaak inclusief alle kosten volledig gefinancierd met een lening van de [bank].

2.7 Op respectievelijk 2 augustus 2002, 29 oktober 2002 en 25 november 2002 heeft eiser de appartemententsrechten met betrekking tot de (inmiddels) onbewoonde woningen aan de [adres] [8], [2] en [1] verkocht aan derden. De leveringen van deze onroerende zaken heeft plaatsgevonden op respectievelijk [datum] september 2002, [datum] december 2002 en [datum] januari 2003.

2.8 De onroerende zaak gelegen aan de [adres] [1], [2], [3], [4], [5], [6], [7], [8], [9] te [woonplaats] is bij notariële akte van [datum] september 2002 kadastraal in appartementen gesplitst, sectie [sectie] nummers [nummers].

2.9 Eiser bezit naast de in de besloten vennootschappen ondergebrachte onroerende zaken eveneens in privé diverse onroerende zaken. Laatstgenoemde onroerende zaken heeft eiser in zijn aangifte aangegeven in box III. De in box III aanwezig onroerende zaken worden slechts incidenteel verkocht. Afgezien van de onder 2.8 vermelde appartementen heeft eiser tot op heden geen onroerend zaken uit het privé vermogen verkocht.

2.10 Op 27 juli 2005 is een boekenonderzoek bij eiser ingesteld naar onder andere de aanvaardbaarheid van de aangifte inkomstenbelasting en premies volksverzekering 2002, en de aangifte wet arbeidsongeschiktheidsverzekeringen zelfstandigen 2002.

2.11 De controlerend ambtenaar heeft de boekwinst van de in 2002 verkochte appartementen, [adres] [2] en [8], ten bedrage van € 83.153,-- als resultaat uit overige werkzaamheden aangemerkt. Het verkoopresultaat van de [adres] [1] is toegerekend aan 2003.

Geschil

3.1 Tussen partijen is in geschil het antwoord op de vraag of het resultaat van de aan- en verkoop van de woningen aan de [adres] met het nummer [2] en het nummer [8], als resultaat uit overige werkzaamheden moet worden aangemerkt.

3.2 Eiser heeft op gronden, gelijk vervat in het beroepschrift en de pleitnota, het standpunt ingenomen dat hij geen arbeid heeft verricht voor de aan- en verkoop van de woningen en dat hij ten tijde van de aankoop de intentie had om het pand als belegging aan te houden. Het verkopen van de appartementen, nadat de huurders zijn vertrokken, doet zijns inziens niets af aan deze intentie. Daarnaast stelt hij dat indien het de bedoeling zou zijn geweest het pand snel te verkopen en winst te behalen, hij het perceel in zijn onroerend goed B.V. zou hebben aangekocht. Het pand zou dan als handelspand zijn geëtiketteerd. Deze bedoeling wordt gedragen door het feit dat hij de andere appartementen niet te koop heeft aangeboden aan de huurders of derden, en/of geen vertrekpremie heeft aangeboden om de appartementen leeg met winst te kunnen verkopen. Voorts stelt hij zich op het standpunt dat verondersteld mag worden dat de aankoopwaarde een reële waarde op moment van aankoop was, omdat het perceel via een makelaar is aangekocht.

3.3 Verweerder heeft daartegenover op gronden, gelijk weergegeven in zijn verweerschrift en pleitnota, de opvatting verdedigd dat het voordeel belastbaar is als resultaat uit overige werkzaamheden als bedoeld in artikel 3:90 van de Wet op de inkomstenbelasting 2001 (: de Wet), daar eiser arbeid heeft verricht -waarbij arbeid van door hem ingeschakelde deskundigen ook aan hem kan worden toegerekend- en sprake is van deelname aan het economische verkeer waarbij voordeel is beoogd en redelijkerwijs ook was te verwachten. De arbeid bestond onder andere uit de werkzaamheden ter zake van de aan- en verkoop van de onroerende zaken, het splitsen in appartementsrechten en uitponden van de appartementen, het plaatsen van handtekeningen en het voeren van mondeling overleg met de makelaar. Het beoogde en verwachte voordeel bestond uit de waardesprong van de appartementen van verhuurde staat naar de vrij te aanvaarden staat.

Beoordeling van het geschil

4.1 Er is sprake van een belastbaar resultaat uit overige werkzaamheden als bedoeld in artikel 3:90 van de Wet indien enige vorm van arbeid in het economische verkeer wordt verricht, die is gericht op het behalen van een -redelijkerwijs te verwachten- geldelijk voordeel en niet is aan te merken als winst uit onderneming of als loon uit dienstbetrekking.

4.2 Onder werkzaamheid wordt ingevolge artikel 3:90 lid1 letter c van de Wet mede verstaan het rendabel maken van vermogen op een wijze die normaal, actief vermogensbeheer te buiten gaat, zoals bij het uitponden van onroerende zaken, het in belangrijke mate door de belastingplichtige zelf verrichten van groot onderhoud of andere aanpassingen aan een zaak, of het aanwenden door de belastingplichtige van voorkennis of daarmee vergelijkbare bijzondere vormen van kennis.

4.3 Tussen partijen is de hoogte van de aanslag als zodanig niet in geschil.

4.4 Op grond van de onder 2.1 tot en met 2.11 vermelde vaststaande feiten, in onderling verband en samenhang bezien, acht de rechtbank aannemelijk dat eisers bezigheden met betrekking tot de appartementen het normaal vermogensbeheer niet te boven gaan. De rechtbank heeft hierbij in het bijzonder overwogen dat verweerder niet aannemelijk heeft gemaakt noch op andere wijze is komen vast te staan dat de handelingen van eiser gericht waren op het uitponden van de onroerende zaak in de zin van artikel 3.91 lid 1 letter c van de Wet. De bij eiser aanwezige kennis met betrekking tot het handelen in onroerend zaken is daartoe opzichzelf onvoldoende.

4.5 Aan het voorstaande doet niet af dat eiser bij de verkoop in 2002 van de twee appartementen gelegen aan de [adres] [2] en [8] boekwinsten heeft gerealiseerd van respectievelijk 119 en 208%.

4.6 De door eiser in het onderhavige jaar met de verkoop van de appartementen gerealiseerde boekwinst ad € 83.153,-- is door verweerder ten onrechte tot eisers belastbaar inkomen uit werk en woning gerekend.

4.7 De waarde van de appartementen en de daarop betrekking hebbende schulden maken deel uit van de rendementsgrondslag ter bepaling van het inkomen uit sparen en beleggen overeenkomstig eisers aangifte inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen, aangezien gesteld noch gebleken is dat die aangifte is gebaseerd op een onjuiste waardering.

4.8 Gelet op het vorenoverwogene dient het beroep gegrond te worden verklaard.

Proceskosten

De rechtbank vindt aanleiding verweerder te veroordelen in de kosten die eiser in verband met de behandeling van het bezwaar en het beroep redelijkerwijs heeft moeten maken. Deze kosten zijn op de voet van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vastgesteld op € 805,-- (1 punt voor het indienen van het bezwaarschrift met een waarde per punt van € 161, 1 punt voor het indienen van het beroepschrift, 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 322,-- en een wegingsfactor 1).

Beslissing

De rechtbank:

- verklaart het beroep gegrond;

- vernietigt de uitspraak op bezwaar;

- vermindert de belastingaanslag tot een aanslag berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 44.949,-- en een belastbaar inkomen uit sparen en beleggen van

€ 23.448,-- en bepaalt dat deze uitspraak in zoverre in de plaats treedt van het vernietigde besluit;

- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser ten bedrage van € 805,--, en wijst de Staat der Nederlanden (Ministerie van Financiën) aan dit bedrag aan eiser te voldoen;

- gelast dat de Staat der Nederlanden (Ministerie van Financiën) het door eiser betaalde griffierecht van € 38,-- vergoedt.

Deze uitspraak is gedaan op 12 februari 2007 door mr. J.W. Keuning, rechter, en op dezelfde dag in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van mr. K. van der Leij, griffier.

Afschrift aangetekend verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum:

- hoger beroep instellen bij het gerechtshof te Leeuwarden (belastingkamer), Postbus 1704, 8901 CA Leeuwarden.

Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:

1 - bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd.

2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:

a. de naam en het adres van de indiener;

b. een dagtekening;

c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;

d. de gronden van het hoger beroep.