Home

Rechtbank Leeuwarden, 04-11-2008, BN3047, AWB 07/2459

Rechtbank Leeuwarden, 04-11-2008, BN3047, AWB 07/2459

Gegevens

Instantie
Rechtbank Leeuwarden
Datum uitspraak
4 november 2008
Datum publicatie
2 augustus 2010
ECLI
ECLI:NL:RBLEE:2008:BN3047
Formele relaties
Zaaknummer
AWB 07/2459

Inhoudsindicatie

Omzetbelasting. Woning welke zowel voor bedrijfs- als voor privé-doeleinden wordt gebruikt, mag tot het ondernemingsvermogen worden gerekend, hoe gering het zakelijk gebruik ook is.

Uitspraak

RECHTBANK LEEUWARDEN

Sector bestuursrecht, belastingkamer

procedurenummer: AWB 07/2459

Uitspraak meervoudige kamer van 4 november 2008 als bedoeld in afdeling 8.2.6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb)

in het geding tussen

[eiser],

wonende te [woonplaats],

eiser,

gemachtigde [gemachtigde],

en

de inspecteur van de Belastingdienst/Noord/kantoor Groningen,

verweerder.

Procesverloop

Verweerder heeft aan eiser over het tijdvak 1 april 2004 tot en met 30 juni 2004 een naheffingsaanslag (aanslagnummer [aanslagnummer].F01.4501) omzetbelasting opgelegd tot een bedrag van € 12.441.

Verweerder heeft bij uitspraak op bezwaar van 1 september 2007 de naheffingsaanslag gehandhaafd.

Eiser heeft daartegen bij brief van 27 september 2007, ontvangen bij de rechtbank op 27 september 2007, beroep ingesteld.

Verweerder heeft de op de zaak betrekking hebbende stukken overgelegd en een verweerschrift ingediend.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 8 oktober 2008 te Leeuwarden.

Eiser is daar bij zijn gemachtigde verschenen, bijgestaan door [bijstand]. Namens verweerder is verschenen [gemachtigde], bijgestaan door [bijstand].

Motivering

Feiten

Op grond van de stukken van het geding en het verhandelde ter zitting staat het volgende vast:

2.1 Eiser drijft vanaf begin 2003 een eenmanszaak, als zelfstandige zonder personeel. Hij verricht werkzaamheden voor onder andere de bedrijven van zijn vader en zijn broer. Verder verricht hij voor derden bouw- en transportwerkzaamheden en werkzaamheden ten behoeve van de bietencampagne en de grasdrogerij. Opdrachtgevers worden gemiddeld één keer per twee weken gefactureerd op basis van gewerkte (man)uren.

2.2 In de periode 2003-2006 is aan [adres] te [woonplaats] een nieuwe woning met achterhuis/schuur (hierna: de schuur) gebouwd. Eiser heeft de woning en schuur als ondernemingsvermogen aangemerkt

2.3 In de schuur heeft eiser een caravanstalling. Verder worden hier de gereedschappen en de tot het ondernemingsvermogen behorende auto gestald.

2.4 In de woning wordt een aantal zakelijke werkzaamheden verricht, zoals:

- het bijhouden van gewerkte uren en de facturering daarvan;

- de administratie van de caravanstalling;

- de overige administratie ten behoeve van de aangifte omzetbelasting alsmede ten behoeve van de opbrengstverantwoording in de aangifte inkomstenbelasting;

- zakelijke telefoongesprekken en

- toezicht ten behoeve van de caravanstalling.

2.5 Eiser beschikt niet over een kantoor- of werkruimte buiten de woning.

2.6 De voorbelasting, die aan eiser in rekening is gebracht ter zake van de bouw van de woning en de schuur, heeft eiser op zijn aangiften omzetbelasting in aftrek gebracht. In de aangifte over het tweede kwartaal 2004 is ter zake van de woning, exclusief de schuur, een bedrag aan voorbelasting begrepen van € 12.441. Verweerder heeft dit bedrag van eiser nageheven.

Geschil

3.1 Tussen partijen is in geschil of verweerder terecht de onderhavige naheffingsaanslag heeft opgelegd.

3.2 Eiser beantwoordt deze vraag ontkennend en concludeert tot gegrondverklaring van het beroep, vernietiging van de uitspraak op bezwaar en vermindering van de belastingaanslag tot nihil.

3.3 Verweerder concludeert tot ongegrondverklaring van het beroep.

3.4 Hetgeen partijen verdeeld houdt is het antwoord op de vraag of het zakelijk gebruik

een bepaalde minimumomvang dient te hebben om de woning voor de omzetbelasting te kunnen aanmerken als ondernemingsvermogen en daarmee recht te hebben op aftrek van de voorbelasting die op de woning betrekking heeft.

3.5 Partijen doen hun standpunten steunen op de gronden die daartoe door hen zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken.

Beoordeling van het geschil

4.1 De rechtbank stelt vast dat tussen partijen niet in geschil is dat eiser ondernemer is in de zin van artikel 7, eerste lid, Wet op de omzetbelasting 1968.

4.2 De rechtbank stelt tevens vast dat het recht op aftrek van voorbelasting met betrekking tot de schuur niet in geschil is.

4.3 Voorts stelt de rechtbank vast dat tussen partijen niet in geschil is dat van de woning enig, niet-incidenteel, zakelijk gebruik wordt gemaakt.

4.4 Volgens vaste jurisprudentie van het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen (hierna: HvJ EG) heeft een belastingplichtige, zoals eiser, het recht om een investeringsgoed dat hij zowel voor bedrijfs- als voor privédoeleinden gebruikt, volledig als ondernemingsvermogen aan te merken. Indien hij ervoor kiest om het investeringsgoed aan te merken als ondernemingsvermogen, komt de in verband met de aanschaf van dat goed verschuldigde voorbelasting voor volledige en onmiddellijke aftrek in aanmerking, zie onder meer HvJ EG 11 juli 1991, Lennartz, (C-97/90, VN 1991/2402) en HvJ EG 14 juli 2005, Charles en Charles-Tijmens, (C-434/03, BNB 2005/ 284).

4.5 In de zaak Lennartz (C-97/90, VN 1991/2402) heeft het HvJ overwogen:

"Een belastingplichtige die goederen voor een economische activiteit gebruikt, heeft op het moment van verkrijging recht op aftrek van voorbelasting overeenkomstig het bepaalde in artikel 17 van de zesde richtlijn, hoe gering het gebruik voor ondernemingsdoeleinden proportioneel ook is. Een regel of administratieve praktijk, die bij een beperkt, doch niettemin daadwerkelijk gebruik voor ondernemingsdoeleinden het recht op aftrek in algemene zin beperkt, vormt een afwijking van artikel 17 van de Zesde richtlijn en is slechts geldig wanneer zij voldoet aan de vereisten van artikel 27, lid 1, of artikel 27, lid 5, van de Zesde richtlijn".

4.6 Dat aan de vereisten van artikel 27, eerste lid, of artikel 27, vijfde lid, van de Zesde richtlijn wordt voldaan, is gesteld noch gebleken

4.7 Nu vaststaat dat de woning voor bedrijfsdoeleinden wordt gebruikt, heeft eiser deze woning volledig tot zijn ondernemingsvermogen kunnen rekenen. Nu er aan dit zakelijk gebruik, gelet op het onder 4.5 overwogene, geen ondergrens gesteld mag worden, heeft eiser volledig recht op aftrek van voorbelasting van de met betrekking tot deze woning in rekening gebrachte omzetbelasting. Het gelijk is daarmee aan eiser. De vraag of de woning en de schuur aan te merken zijn als één of als twee afzonderlijke onroerende zaken, behoeft dan ook geen behandeling meer.

4.8 Gelet op het vorenoverwogene dient het beroep gegrond te worden verklaard.

Proceskosten

De rechtbank vindt aanleiding verweerder te veroordelen in de kosten die eiser in verband met de behandeling van het beroep redelijkerwijs heeft moeten maken. Deze kosten zijn op de voet van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vastgesteld op € 644 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 322,- en een wegingsfactor 1).

Beslissing

De rechtbank:

- verklaart het beroep gegrond;

- vernietigt de uitspraak op bezwaar;

- vernietigt de bestreden belastingaanslag;

- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser ten bedrage van € 644, en wijst de Staat der Nederlanden (Ministerie van Financiën) aan dit bedrag aan eiser te voldoen;

- gelast dat de Staat der Nederlanden (Ministerie van Financiën) het door eiser betaalde griffierecht van € 143 vergoedt.

Deze uitspraak is gedaan op 4 november 2008 door mr. J.W. Keuning, voorzitter,

mr.dr. P. van der Wal en mr. A.F. Germs-de Goede, rechters, en op dezelfde dag in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van mr. K. van der Leij, griffier.

w.g. K. van der Leij

w.g. J.W. Keuning

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof te Leeuwarden (belastingkamer), Postbus 1704, 8901 CA Leeuwarden.

Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:

1 - bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd.

2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:

a. de naam en het adres van de indiener;

b. een dagtekening;

c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;

d. de gronden van het hoger beroep.