Rechtbank Leeuwarden, 17-12-2009, ECLI:NL:RBLEE:2009:2720 BL8560, 08/1144
Rechtbank Leeuwarden, 17-12-2009, ECLI:NL:RBLEE:2009:2720 BL8560, 08/1144
Gegevens
- Instantie
- Rechtbank Leeuwarden
- Datum uitspraak
- 17 december 2009
- Datum publicatie
- 23 maart 2010
- ECLI
- ECLI:NL:RBLEE:2009:BL8560
- Zaaknummer
- 08/1144
Inhoudsindicatie
tarief rioolrechten - garagebox
Uitspraak
RECHTBANK GRONINGEN
Sector bestuursrecht, belastingkamer
procedurenummer: AWB 08/1144
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 17 december 2009 als bedoeld in afdeling 8.2.6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb)
in het geding tussen
[eiser], wonende te [woonplaats], eiser,
en
de heffingsambtenaar van de gemeente Stadskanaal, verweerder,
[gemachtigde], werkzaam bij de gemeente Stadskanaal.
Procesverloop
Met dagtekening 29 februari 2008 heeft verweerder (hierna: heffingsambtenaar) aan eiser (hierna: [eiser]) een aanslag rioolrechten (eigenarenheffing) opgelegd voor het jaar 2008 voor het object [adres] te [woonplaats] (hierna: het object), ten bedrage van € 154,00.
De heffingsambtenaar heeft bij uitspraak op bezwaar van 22 april 2008 de aanslag gehandhaafd. [eiser] heeft daartegen beroep ingesteld.
De heffingsambtenaar heeft de op de zaak betrekking hebbende stukken overgelegd en een verweerschrift ingediend. [eiser] heeft vóór de zitting nadere stukken ingediend, gedateerd op 21 oktober 2008 en 14 oktober 2009. Deze stukken zijn in afschrift verstrekt aan de heffingsambtenaar.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 12 november 2009 te Groningen.
[eiser] is daar in persoon verschenen, vergezeld van [X]. Namens de heffingsambtenaar is voornoemde gemachtigde verschenen.
Motivering
Feiten
1. [eiser] is eigenaar van het object, twee aaneengesloten opslagunits, die deel uitmaken van een complex van twintig opslagunits gelegen op het [bedrijvenpark] te [woonplaats]. De units hebben ieder een oppervlakte van 40 m², een breedte van 5 m, een diepte van 8 m en een hoogte van 4 m. Het object heeft dus een totale oppervlakte van 80 m². De toegangsdeuren van de units zijn 3 m breed. De units zijn niet aangesloten op de waterleiding. Het complex van opslagunits is voorzien van een gemeenschappelijk dak. Voor de afvoer van hemelwater heeft het complex één of meerdere aansluitingen op de gemeentelijke riolering.
Geschil
2.1 In geschil is het antwoord op de vraag of de heffingsambtenaar het object terecht niet als garagebox heeft aangemerkt en niet het voor garageboxen geldende lage tarief van € 17,00 heeft toegepast. Daarnaast is in geschil het antwoord op de vraag of de aanslag rioolrechten voor het overige terecht is opgelegd.
2.2 [eiser] beantwoordt beide vragen ontkennend. Hij stelt zich op het standpunt dat het object dient te worden aangemerkt als garagebox, omdat het gezien de breedte van de toegangsdeur en de lengte en breedte van de box, niet mogelijk is daarin meer dan één auto te stallen. Voorts voert [eiser] aan dat hij het object, evenals alle andere kopers van opslagunits in het complex, heeft gekocht als stallingsruimte voor een auto, een caravan, een camper of een ander klein vaar- of voertuig, naast eventueel wat huishoudelijke spullen. Volgens [eiser] is het niet ongebruikelijk dat garageboxen zijn gesitueerd op bedrijventerreinen. Voorts stelt hij zich op het standpunt dat het niet terecht is dat de eigenaars van de twintig units, waarvan alleen hemelwater wordt afgevoerd, per jaar tezamen € 3.080,00 aan rioolrechten moeten betalen, terwijl de eigenaars van veel grotere nabijgelegen panden, die wel sanitaire voorzieningen hebben en waarvan dus naast hemelwater tevens vuil water wordt afgevoerd, slechts € 154,00 per jaar betalen. Voorts heeft [eiser] aangevoerd dat de gemeente Hoogeveen met de eigenaars van een vergelijkbaar complex is overeengekomen dat aan slechts één eigenaar een aanslag rioolrechten werd opgelegd, mede gelet op het feit dat uitsluitend hemelwater werd geloost op het riool en het riool een gescheiden systeem heeft voor de afvoer van vervuild en onvervuild water. De situatie is in dit geval volgens [eiser] identiek.
2.3 De heffingsambtenaar beantwoordt de onder 2.1 opgenomen vragen bevestigend. Hij stelt zich op het standpunt dat de unit niet kan worden aangemerkt als garagebox, omdat de unit is gebouwd als opslagunit en ook als zodanig te koop is aangeboden en omdat de unit niet dienstbaar is aan een woning. Bovendien is de unit door zijn royale afmetingen (5 x 8 x 4 m) uitermate geschikt als opslagruimte voor ondernemers en particulieren en is hij gelegen op een bedrijvenpark. In de unit kunnen volgens de heffingsambtenaar meerdere auto's worden gestald. In tegenstelling tot de unit heeft een garagebox meestal een oppervlakte variërend van 15 tot 18 m² en een hoogte van ongeveer 2,5 meter. Voorts stelt de heffingsambtenaar zich op het standpunt dat het tarief voor de rioolrechten een vast bedrag per eigendom is en dat daarom het vergelijken van de opbrengst rioolrechten van twintig objecten met de opbrengst van één object niet relevant is. Bovendien spelen factoren als oppervlakte, inhoud en gebruik van de units, alsmede het al dan niet aanwezig zijn van sanitaire voorzieningen en de mate van gebruik van de riolering bij de heffing van rioolrechten geen rol.
Beoordeling van het geschil
3.1 Ingevolge artikel 229 van de Gemeentewet gelezen in samenhang met artikel 2, eerste lid, van de Verordening op de heffing en invordering van rioolrechten 2008 (hierna: de Verordening) wordt onder de naam "rioolrechten" een recht geheven van degene die bij het begin van het belastingjaar het genot heeft krachtens eigendom, bezit of beperkt recht van een eigendom dat direct of indirect is aangesloten op de gemeentelijke riolering. Artikel 1, lid a, van de Verordening bepaalt dat onder eigendom wordt verstaan een roerende of onroerende zaak. Ingevolge artikel 3 van de Verordening worden de rechten, indien gedeelten van een in artikel 2 bedoeld eigendom blijkens hun indeling bestemd zijn om als afzonderlijk geheel te worden gebruikt, geheven ter zake van elk als zodanig bestemd gedeelte, met dien verstande dat, indien twee of meer van die gedeelten tezamen als één geheel worden gebruikt, deze als één eigendom worden aangemerkt. In artikel 4 is bepaald dat het rioolrecht wordt geheven per eigendom. Artikel 5 van de Verordening bepaalt dat het recht als bedoeld in artikel 2, eerste lid, bedraagt: a. per eigendom, niet zijnde een garagebox die een zelfstandig WOZ-object vormt, € 154,00; b. per eigendom, zijnde een garagebox die een zelfstandig WOZ-object vormt, € 17,00.
3.2 De rechtbank stelt vast dat [eiser] eigenaar is van twee aaneengesloten units, die niet middels een scheidingswand van elkaar zijn gescheiden, en dat hij deze beide units tezamen als één geheel gebruikt. Hieruit volgt dat deze units ingevolge artikel 3 van de Verordening tezamen worden aangemerkt als één eigendom. Voor dit eigendom wordt ingevolge artikel 4 van de Verordening eenmaal rioolrecht geheven.
3.3 De rechtbank is van oordeel dat de heffingsambtenaar het eigendom terecht niet heeft aangemerkt als garagebox in de zin van artikel 5, onderdeel b, van de Verordening en daarom terecht niet het lage tarief van € 17,00 heeft toegepast. In de Verordening is geen definitie gegeven van het begrip garagebox. Daarom zoekt de rechtbank voor de uitleg van dit begrip aansluiting bij het gangbaar taalgebruik. Volgens het Van Dale Groot woordenboek van de Nederlandse taal wordt onder garagebox verstaan een stallingsruimte voor één auto, deel uitmakende van een complex van dergelijke stallingen. De rechtbank is van oordeel dat een unit met een breedte van 5 meter, een de diepte van 8 meter en een hoogte van 4 meter niet kan worden aangemerkt als stallingsruimte voor één auto. Dit geldt des te meer voor [eiser]'s eigendom dat bestaat uit twee aaneengesloten units en daardoor een diepte heeft van 16 meter. De rechtbank acht de breedte van de toegangsdeur in dit kader niet bepalend. Uit hetgeen [eiser] ter zitting heeft verklaard, blijkt dat hij het object ook feitelijk niet enkel gebruikt voor het stallen van één auto, maar dat hij in het object tevens een zeilbootje op een trailer en huishoudelijke spullen heeft opgeslagen.
3.4 De rechtbank overweegt voorts dat bij rioolrechten onderscheid kan worden gemaakt tussen gebruiksrechten en genotsrechten. Uit artikel 2 van de Verordening blijkt dat hier sprake is van een rioolgenotsrecht, waarbij de belastingplicht reeds ontstaat op grond van de enkele omstandigheid dat sprake is van een directe of indirecte aansluiting van een eigendom op de gemeentelijke riolering. Door de aansluiting wordt naar het oordeel van de rechtbank de gebruikswaarde van de units verhoogd, zodat sprake is van genot. De rechtbank verwijst in dit kader naar een uitspraak van het gerechtshof Leeuwarden van 7 april 2006 (gepubliceerd op rechtspraak.nl onder LJN AW1212).
3.5 Tussen partijen is niet in geschil dat afvoer van hemelwater voor alle units geschiedt via één dan wel meerdere (in)directe aansluitingen op de gemeentelijke riolering. Gelet op artikel 2 van de Verordening en het onder 3.2 overwogene is de heffingsambtenaar bevoegd rioolrechten te heffen van elke unit of elk samenstel van als één geheel gebruikte units. Het feit dat het hemelwater in het riool gescheiden wordt opgevangen van het vervuilde water doet hieraan niet af. De omstandigheid dat de gemeente Hoogeveen in een vergelijkbaar geval met de eigenaars van de units zou hebben afgesproken dat slechts van één eigenaar rioolrechten worden geheven, is - wat daar ook van zij - niet van belang voor de beoordeling van deze zaak, omdat de gemeente Stadskanaal niet is gehouden aan de regelgeving, het beleid of het handelen van een andere gemeente.
3.6 Wat betreft [eiser]'s bezwaren tegen het ontbreken van tariefdifferentiatie (anders dan het in artikel 5 van de Verordening opgenomen onderscheid tussen garageboxen en overige eigendommen) overweegt de rechtbank dat (verdergaande) tariefdifferentiatie op grond van de Gemeentewet onder voorwaarden weliswaar toelaatbaar is, maar dat dit niet betekent dat het achterwege laten daarvan reeds op die grond tot een willekeurige en onredelijke belastingheffing leidt. Voor de heffingsambtenaar bestond dan ook geen verplichting een verdergaande tariefdifferentiatie in te voeren. De omstandigheid dat het tarief geen onderscheid maakt naar de mate waarin gebruik wordt gemaakt van het gemeentelijk riool en evenmin onderscheid maakt tussen hemelwater en afvalwater, betekent niet dat sprake is van een willekeurige en onredelijke belastingheffing, die de wetgever niet op het oog kan hebben gehad. De rechtbank verwijst in dit kader opnieuw naar de voornoemde uitspraak van het gerechtshof Leeuwarden van 7 april 2006.
3.7 Het voorgaande brengt de rechtbank tot de conclusie dat het beroep ongegrond is.
Proceskosten
4. De rechtbank ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.
Beslissing
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Aldus gegeven door mr. E.M. Visser, rechter, in tegenwoordigheid van mr. F.F. van Emst, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 17 december 2009.
w.g. E.M. Visser
w.g. F.F. van Emst
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof te Leeuwarden (belastingkamer), Postbus 1704, 8901 CA Leeuwarden.
Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:
1 - bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd.
2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. een dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;
d. de gronden van het hoger beroep.