Home

Rechtbank Leeuwarden, 08-06-2010, BN1245, AWB 09/477

Rechtbank Leeuwarden, 08-06-2010, BN1245, AWB 09/477

Gegevens

Instantie
Rechtbank Leeuwarden
Datum uitspraak
8 juni 2010
Datum publicatie
15 juli 2010
ECLI
ECLI:NL:RBLEE:2010:BN1245
Formele relaties
Zaaknummer
AWB 09/477

Inhoudsindicatie

Regulerende energiebelasting - zonder andersluidend verzoek bedraagt de termijn voor indiening van een verzoek om teruggaaf 13 weken na afloop van het kalenderkwartaal waarin de belasting is betaald.

Uitspraak

RECHTBANK LEEUWARDEN

Sector bestuursrecht, belastingkamer

procedurenummer: AWB 09/477

uitspraak van de meervoudige kamer van 8 juni 2010 als bedoeld in afdeling 8.2.6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb)

in het geding tussen

de besloten vennootschap [eiseres],

gevestigd te [vestigingsplaats],

eiseres,

gemachtigde [gemachtigde],

en

de inspecteur van de Belastingdienst/Rivierenland/kantoor Arnhem/Landelijke Doelgroep Energiebedrijven,

verweerder,

gemachtigde [gemachtigde].

Procesverloop

Eiseres heeft op 27 maart 2008 bij verweerder een verzoek om teruggaaf van energiebelasting ingediend. Verweerder wijst op 9 juli 2008 het verzoek af.

Op 29 juli 2008 maakt eiseres bezwaar tegen de afwijzing van haar teruggaaf verzoek.

Op 15 januari 2009 verklaart verweerder in zijn daarop genomen uitspraak het bezwaarschrift niet-ontvankelijk.

Eiseres heeft daartegen bij brief van 20 februari 2009, ontvangen bij de rechtbank op 23 februari 2009, beroep ingesteld.

Verweerder heeft de op de zaak betrekking hebbende stukken overgelegd en een verweerschrift ingediend.

Partijen hebben vóór de zitting nadere stukken ingediend. Deze stukken zijn telkens in afschrift verstrekt aan de wederpartij.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 24 maart 2010 te Leeuwarden.

Eiseres is daar verschenen bij haar gemachtigde, bijgestaan door [bijstand] en [bijstand]. Namens verweerder is zijn gemachtigde verschenen, bijgestaan door [bijstand], [bijstand] en [bijstand].

Motivering

Feiten

Op grond van de stukken van het geding en het verhandelde ter zitting staat het volgende vast:

1.1 Eiseres verbruikt jaarlijks ongeveer 400 miljoen kWh elektriciteit. Sinds 2007 beschikt zij over een voortgangsverklaring MJA (Meer Jaren Afspraak).

1.2 Over de maand januari 2007 is de energieleverancier ter zake van 36.497 MWh aan eiseres geleverde elektriciteit een bedrag van € 103.483 aan energiebelasting verschuldigd geworden. Dit bedrag is door de energieleverancier op een factuur van 8 maart 2007 aan eiseres in rekening gebracht. Voor het elektriciteitsverbruik van eiseres in de andere maanden van 2007 heeft zij van haar energieleverancier geen energiebelasting in rekening gebracht gekregen.

1.3 De (toenmalige) gemachtigde van eiseres heeft gedateerd 27 maart 2008 een (pro forma) verzoek om teruggaaf van energiebelasting verstuurd aan verweerder.

1.4 Gedagtekend 11 juni 2008 motiveert eiseres haar verzoek onder de vermelding dat het een verzoek tot teruggaaf van energiebelasting is over de eerste maand van 2007.

1.5 In een brief van 26 juni 2008 verstrekt eiseres op zijn verzoek nadere gegevens aan verweerder. Eiseres wijst er in deze brief op dat "u [is] medegedeeld dat wij in onze aanvraag ons beperkt hebben tot januari 2007, omdat wij in deze periode de maximale energiebelasting 2007 <10.000.000 KWh moeten afdragen."

Zij sluit deze brief af met de volgende passage:

“a. het tijdvak van teruggaaf heeft betrekking op de eerste maand van 2007; (...)”.

1.6 In zijn beschikking van 9 juli 2008 komt verweerder onder verwijzing naar artikel 36l van de Wet belastingen op milieugrondslag (tekst 2007) (Wbm) niet aan het verzoek tegemoet.

1.7 Nadat eiseres op 30 juli 2008 bezwaar heeft gemaakt tegen de onder 1.6 vermelde beschikking, verklaart verweerder in zijn besluit van 15 januari 2009 het bezwaarschrift niet-ontvankelijk.

Geschil

2.1 Tussen partijen is onder meer in geschil het antwoord op de volgende vragen:

- Heeft verweerder het bezwaarschrift terecht niet-ontvankelijk verklaard?

- Heeft verweerder het in geding zijnde verzoek terecht afgewezen?

Eiseres beantwoordt beide vragen ontkennend, verweerder beantwoordt de eerste vraag ontkennend, de tweede bevestigend.

2.2 Partijen doen hun standpunten steunen op de gronden die daartoe door hen zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken.

Beoordeling van het geschil

3.1 Ten aanzien van de ontvankelijkheid van het bezwaarschrift is de rechtbank op grond van de vaststaande feiten van oordeel dat het bezwaarschrift tijdig is ingediend en dat aan het bezwaarschrift, nadat eiseres gebruik heeft gemaakt van de haar geboden gelegenheid een aantal verzuimen te herstellen, overigens ook geen gebreken (meer) kleven die nopen tot niet-ontvankelijk verklaring. De rechtbank volgt partijen daarom in hun eensluidende standpunt dat het bezwaarschrift ten onrechte niet-ontvankelijk is verklaard. De rechtbank acht voorts geen termen aanwezig partijen niet te volgen in hun gezamenlijke verzoek het beroep inhoudelijk te behandelen. De rechtbank zal het beroep gegrond verklaren en zelf in de zaak voorzien.

3.2 Ten aanzien van het in geding zijnde verzoek om teruggaaf van energiebelasting overweegt de rechtbank dat het teruggaafverzoek van eiseres is gebaseerd op artikel 36l, veertiende lid, Wbm (tekst 2007). Mede gelet op het vaststaande feit dat eiseres in 2007 uitsluitend over het elektriciteitsverbruik van de maand januari energiebelasting heeft moeten betalen alsmede op de expliciete aanduidingen door eiseres van de maand januari 2007 als de periode waarop het teruggaafverzoek betrekking heeft, overweegt de rechtbank voorts dat eiseres niet aannemelijk heeft gemaakt dat zij aan verweerder heeft verzocht het kalenderjaar aan te wijzen als tijdvak waarover een teruggaaf kan worden verleend. Evenmin volgt uit de vaststaande feiten dat verweerder ambtshalve het kalenderjaar als zodanig heeft aangewezen of dat hij daartoe aanleiding had moeten zien. Dit betekent dat het onderhavige verzoek op grond van artikel 8ca van het Uitvoeringsbesluit Wbm (tekst 2007) moet worden ingediend binnen 13 weken na het einde van het kalenderkwartaal waarin de elektriciteit is gebruikt, derhalve vóór 1 juli 2007. Aangezien vaststaat dat eiseres (eerst) op 27 maart 2008 heeft verzocht om teruggaaf van de energiebelasting voor de in de maand januari 2007 door haar verbruikte elektriciteit, is dit verzoek naar het oordeel van de rechtbank te laat ingediend. De rechtbank is derhalve van oordeel dat verweerder het verzoek terecht heeft afgewezen.

3.3 Aan dit oordeel doet niet af dat verweerder pas bij de behandeling van het bezwaarschrift tijdens het hoorgesprek het standpunt heeft ingenomen dat het inleidende verzoek te laat is ingediend, omdat die wijziging van opvatting naar het oordeel van de rechtbank er niet toe leidt dat eiseres door het gemaakte bezwaar in een slechtere positie is komen te verkeren, aangezien verweerder de weigering aan eiseres een teruggaaf te verlenen, heeft gehandhaafd, zij het op andere gronden.

3.4 De (overige) stellingen op grond waarvan eiseres van mening is dat het onderhavige verzoek als tijdig ingediend moet worden aangemerkt, volgt de rechtbank evenmin. De gestelde onjuistheid van door eiseres ingewonnen adviezen dienen voor haar rekening te blijven. De gestelde ongelijke behandeling met andere energiegrootverbruikers heeft eiseres tegenover de betwisting door verweerder niet aannemelijk gemaakt. Voorts bieden de gedingstukken geen grond voor het oordeel dat bij eiseres het in rechte te beschermen vertrouwen kan zijn ontstaan, dat verweerder een na afloop van 2007 ingediend teruggaaf verzoek dat (uitsluitend) betrekking heeft op de voor de maand januari 2007 betaalde energiebelasting als tijdig zou aanmerken.

3.5 Gelet op het voorgaande behoeft hetgeen partijen overigens naar voren hebben gebracht, geen behandeling. De rechtbank zal het bezwaarschrift ongegrond verklaren.

Proceskosten

De rechtbank vindt aanleiding verweerder te veroordelen in de forfaitair te bepalen kosten die eiseres in verband met de behandeling van het beroep redelijkerwijs heeft moeten maken. Deze kosten zijn op de voet van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vastgesteld op € 966 (1 punt voor het indienen van het bezwaarschrift en 1 punt voor het verschijnen op de hoorzitting met een waarde per punt van € 161 alsmede 1 punt voor het indienen van het beroepschrift, 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 322 en een wegingsfactor 1). Voor een veroordeling tot vergoeding van de integrale kosten heeft eiseres, mede gelet op hetgeen de rechtbank onder 3.3 heeft overwogen, niet de daarvoor vereiste bijzondere omstandigheden gesteld.

Beslissing

De rechtbank:

- verklaart het beroep gegrond;

- vernietigt de uitspraak op bezwaar;

- verklaart het bezwaar ongegrond en bepaalt dat deze uitspraak in zoverre in de plaats treedt van het vernietigde besluit;

- bepaalt dat verweerder het door eiseres betaalde griffierecht van € 288 aan haar vergoedt;

- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres ten bedrage van € 644.

Aldus gegeven door mrs. J.W. Keuning, P.G. Wijtsma en A.F. Germs-de Goede, rechters, in tegenwoordigheid van mr. H.J. Haanstra, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 8 juni 2010.

w.g. H.J. Haanstra

w.g. J.W. Keuning

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof te Leeuwarden (belastingkamer), Postbus 1704, 8901 CA Leeuwarden.

Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:

1 - bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd.

2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:

a. de naam en het adres van de indiener;

b. een dagtekening;

c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;

d. de gronden van het hoger beroep.