Rechtbank Leeuwarden, 11-10-2010, BO2395, 09/751
Rechtbank Leeuwarden, 11-10-2010, BO2395, 09/751
Gegevens
- Instantie
- Rechtbank Leeuwarden
- Datum uitspraak
- 11 oktober 2010
- Datum publicatie
- 2 november 2010
- ECLI
- ECLI:NL:RBLEE:2010:BO2395
- Formele relaties
- Hoger beroep: ECLI:NL:GHLEE:2011:BQ8117, Bekrachtiging/bevestiging
- Zaaknummer
- 09/751
Inhoudsindicatie
"Belanghebbende exploiteert een landbouwbedrijf. In 1997 verkoopt hij aan een projectontwikelaar de gronden, te leveren en te betalen nadat en voor zover daarvoor een bestemmingswijziging (bouwgrond) zal worden gerealiseerd. Hij vermeldt de verkoop niet in de aangifte, maar vanaf 1997 staat de grond niet meer op de balans. In 2005 doet de projectontwikkelaar afstand van zijn "voorkeursrecht" voor een deel van de grond; belanghebbende verkoopt vervolgens dat deel aan de gemeente. De rechtbank is van oordeel dat de omschrijving van het verkochte in de “koopovereenkomst” van 1997 onvoldoende is afgepaald om van een koopovereenkomst te kunnen spreken en dat feitelijk slechts sprake was van het verlenen van een optierecht. Belanghebbende is in 1997 zowel juridisch als economisch eigenaar gebleven van de gronden. De inspecteur heeft de winst bij latere verkoop in 2005 terecht belast als winst uit onderneming. Overigens acht de rechtbank ook niet aannemelijk dat belanghebbende bij de "verkoop" in 1997 winst heeft genomen.
Uitspraak
RECHTBANK LEEUWARDEN
Sector bestuursrecht, enkelvoudige belastingkamer
Procedurenummer: AWB 09/751
Uitspraakdatum: 11 oktober 2010
Proces-verbaal van de mondelinge uitspraak als bedoeld in afdeling 8.2.6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) juncto artikel 27d van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (AWR) in het geding tussen
[belanghebbende], wonende te [woonplaats],
eiser,
en
de inspecteur van de Belastingdienst/Noord, kantoor Emmen,
verweerder.
Eiser wordt hierna belanghebbende genoemd en verweerder inspecteur.
De bestreden uitspraak op bezwaar
De uitspraak van de inspecteur van 19 februari 2009 op het bezwaar van belanghebbende tegen de aan hem voor het jaar 2005 opgelegde aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen.
Zitting
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 27 september 2010 te Leeuwarden.
Aldaar zijn verschenen en gehoord, de gemachtigde [gemachtigde], verbonden aan [kantoornaam gemachtigde] te Hoogeveen, alsmede namens de inspecteur, mr. [gemachtigden].
1.Beslissing
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
2.Gronden
2.1.Belanghebbende en zijn echtgenote dreven in het onderhavige jaar voor gemeenschappelijke rekening een landbouwbedrijf.
2.2.Op 29 mei 1997 hebben belanghebbende en zijn echtgenote een overeenkomst afgesloten met [onderneming X] BV (hierna verder te noemen: de overeenkomst). De overeenkomst luidt, voor zover van belang, als volgt:
“
(…)
KOOPAKTE
2. Koper
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid: [onderneming X] B.V., statutair gevestigd te [plaats], Overijssel, kantoor houdende te [adres];
hierna genoemd: koper;
die verklaart van verkoper te hebben gekocht:
LANDBOUWGROND GELEGEN NABIJ DE [adres] TE [woonplaats], kadastraal bekend gemeente [X] sectie E nummers 4429, groot 6.24.80 hectare; 5947, groot 1.95.07 hectare; 6277, groot 2.07.90 hectare, m.u.v. een gedeelte, groot ± 54.00 are, zoals op het terrein is afgepaald en op aangehechte tekening is aangegeven; 5945, groot 1.69.65 hectare en 5946, groot 1.69.20 hectare; totaal groot ± 13.12.62 hectare;
hierna ook te noemen het registergoed.
Registergoed hierna ook te noemen: het verkochte.
(…)
Artikel 1
De voor de overdracht vereiste akte van levering zal worden verleden ten overstaan van [notaris] of [notaris], notarissen ter standplaats de gemeente [Y], of hun plaatsvervanger, binnen 3 maanden nadat de bestemming van het verkochte onherroepelijk is gewijzigd, zodanig dat koper het verkochte kan gebruiken als hierna in artikel 5, lid 6 bedoeld en er gestart kan worden met de bouw van woningen op het verkochte of zoveel eerder of later als partijen nader zullen overeenkomen, doch niet eerder dan 73 maanden na heden. Alleen die percelen c.q. perceelsgedeelten waarvoor de bestemming wordt gewijzigd, zoals in artikel 5 lid 6 bedoeld, zullen worden overgedragen.
(…)
Artikel 5
(…)
6. Koper is voornemens het verkochte te gebruiken als bouwgrond ten behoeve van de bouw van woningen, zulks in het kader van het/de ontwikkeling zijnde/komende bestemmingsplan(nen) ter plaatse.
Verkoper staat er voor in dat er geen privaatrechtelijke belemmeringen zijn voor dit (beoogde) gebruik van het verkochte;verkoper heeft terzake van de publiekrechtelijke mogelijkheden van woningbouw op het verkochte geen garantieverplichting jegens koper.
7. (…)”
2.3.De in de overeenkomst genoemde percelen grond behoorden tot het ondernemingsvermogen van het voor gemeenschappelijke rekening gedreven landbouwbedrijf. Belanghebbende heeft zijn aandeel in de grond na 1997 niet meer op de ondernemingsbalans vermeld.
2.4.Bij brief van 26 oktober 2004 heeft [onderneming X] BV aan belanghebbende toestemming gegeven de gronden van perceel “kadastraal bekend gemeente [X], Sectie U, nummer 650” te verkopen aan de gemeente. Tussen partijen is niet in geschil dat dit stuk grond deel uitmaakte van de onder 2.2. vermelde verkochte grond. In mei 2005 hebben de aandeelhouders van [onderneming X] BV verklaard dat de inschrijvingen ten kantore van de Dienst voor het Kadaster en de Openbare Registers te Assen van voor wat betreft (onder meer) “een zodanig gedeelte van het perceel kadastraal bekend gemeente [Z] sectie U nummer 650 als wordt overgedragen bij akte van levering, te verlijden op 1 juni 2005 (…) waardeloos zijn, aangezien [zij] blijkens een schrijven van 13 mei 2005 (…) afstand hebben gedaan van de blijkens genoemde inschrijvingen ten behoeve van hen ingeschreven voorkeursrechten”. Tussen partijen is niet in geschil dat dit het hiervoor vermelde perceel betreft. Vervolgens hebben belanghebbende en zijn echtgenote dit perceel van 2.85.52 ha. verkocht aan de gemeente [Z] (hierna: de gemeente).
2.5.Tussen partijen is uitsluitend in geschil het antwoord op de vraag of de inspecteur de verkoopwinst die in het onderhavige jaar is behaald bij de verkoop van de gronden aan de gemeente [Z] terecht heeft aangemerkt als winst c.q. anderszins als belastbaar inkomen uit werk en woning. Belanghebbende beantwoordt deze vraag ontkennend. De inspecteur is de tegenovergestelde opvatting toegedaan.
2.6.Belanghebbende stelt dat de gronden reeds in 1997 zijn verkocht aan [onderneming X] BV. Vervolgens zijn de gronden, aldus belanghebbende, in mei 2005 teruggeleverd en als privévermogen aangemerkt. Belanghebbende betoogt dat er in het onderhavige geval sprake is van een vermogenswinst in de privésfeer. De inspecteur daarentegen stelt, onder andere, dat de in 1997 gesloten overeenkomst niet kan worden aangemerkt als een koopovereenkomst. De gronden zijn, aldus de inspecteur, tot het moment van overdracht aan de gemeente, tot het ondernemingsvermogen blijven behoren. De inspecteur concludeert dat er in het onderhavige geval sprake is van een belaste vermogenswinst in de ondernemingssfeer.
2.7.De rechtbank stelt voorop dat nu partijen geen overeenstemming hebben over de aard van de overeenkomst, de rechtbank deze zelf dient te duiden. De rechtbank leidt uit de overeenkomst af dat slechts percelen c.q. perceelsgedeelten waarvoor de bestemming uiteindelijk wordt gewijzigd in ‘wonen’, door belanghebbende en zijn echtgenote zullen worden geleverd aan [onderneming X] BV. Tussen partijen is niet in geschil dat in 1997 niet duidelijk was of en met betrekking tot welke percelen c.q. perceelsgedeelten een bestemmingswijziging zou plaatsvinden. De rechtbank is met de inspecteur van oordeel dat de omschrijving van het verkochte in de “koopovereenkomst” onvoldoende is afgepaald om van een feitelijke koopovereenkomst te kunnen spreken. Naar het oordeel van de rechtbank was in 1997 slechts sprake van het verlenen van een optierecht door belanghebbende aan [onderneming X] BV. Dit oordeel vindt steun in de onder 2.4. vermelde verklaring van [onderneming X] BV van mei 2005 waaruit valt af te leiden dat ook [onderneming X] BV klaarblijkelijk van mening was dat zij slechts een voorkeursrecht c.q. optierecht had verworven. Het voorgaande betekent dat belanghebbende in 1997 zowel juridisch als economisch eigenaar is gebleven van de in de overeenkomst genoemde gronden.
2.8.Het verlenen van een optierecht is geen bijzondere omstandigheid die wijziging van de vermogensetikettering rechtvaardigt, zeker niet in een geval als dit waarin belanghebbende de gronden in het kader van zijn eigen onderneming is blijven gebruiken. De gronden zijn dan ook blijven behoren tot het ondernemingsvermogen. Het feit dat belanghebbende de gronden in 1997 van de balans heeft afgevoerd, doet daar niet aan af. Eén en ander betekent dat de winst bij latere verkoop in 2005 belast is als winst uit onderneming. De inspecteur heeft derhalve de verkoopwinst die in het onderhavige jaar is behaald terecht aangemerkt als belastbaar inkomen uit werk en woning. Het gelijk met betrekking tot de in geschil zijnde vraag is aan de zijde van de inspecteur. Alsdan is tussen partijen niet in geschil dat het belastbaar inkomen uit werk en woning € 120.609 bedraagt.
2.9.Ten overvloede merkt de rechtbank nog op dat ook indien in 1997 wel sprake zou zijn geweest van een verkoop, de onderhavige aanslag juist is vastgesteld. Blijkens het arrest van de Hoge Raad van 25 januari 2008, nr. 43 056, BNB 2008/134, gepubliceerd op www.rechtspraak.nl onder LJN-nummer LJN AZ6894, kon belanghebbende dan kiezen voor winstneming op het tijdstip van de verkoop of bij latere levering (2005). Naar het oordeel van de rechtbank heeft belanghebbende tegenover de gemotiveerde betwisting van de inspecteur niet aannemelijk gemaakt dat hij winst heeft genomen in 1997. Het enkele gegeven dat de grond na 1997 niet meer op de balans is vermeld, is daarvoor onvoldoende.
2.10.Gelet op het vorenoverwogene is het beroep ongegrond verklaard.
2.11.De rechtbank ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.
Aldus gedaan door mr. A.F.M.Q. Beukers-van Dooren , voorzitter, mr. M.L. Weerkamp en mr. D. Hund, rechters, en door de voorzitter en mr. M. Jansen, griffier, ondertekend.
De griffier, De voorzitter,
Uitgesproken in het openbaar op 11 oktober 2010.
Afschrift aangetekend verzonden aan partijen op: 11 oktober 2010
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof te Leeuwarden (belastingkamer), Postbus 1704, 8901 CA Leeuwarden.
Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:
1 - bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd.
2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. een dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;
d. de gronden van het hoger beroep.