Home

Rechtbank Leeuwarden, 15-11-2012, BY6181, AWB 12/289

Rechtbank Leeuwarden, 15-11-2012, BY6181, AWB 12/289

Gegevens

Instantie
Rechtbank Leeuwarden
Datum uitspraak
15 november 2012
Datum publicatie
14 december 2012
ECLI
ECLI:NL:RBLEE:2012:BY6181
Formele relaties
Zaaknummer
AWB 12/289

Inhoudsindicatie

Plaatselijke muziekvereniging kan niet meer worden aangemerkt als een ANBI.

Uitspraak

RECHTBANK LEEUWARDEN

Sector bestuursrecht, belastingkamer

procedurenummer: AWB 12/289

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 15 november 2012 als bedoeld in afdeling 8.2.6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb)

in het geding tussen

[eiseres],

gevestigd te [vestigingsplaats],

eiseres,

gemachtigde [gemachtigde],

en

de inspecteur van de Belastingdienst/Noord/kantoor Oost-Brabant,

verweerder,

gemachtigde [gemachtigde].

Procesverloop

Verweerder heeft bij beschikking van 15 augustus 2011 eiseres met ingang van 1 juli 2011 niet meer aangemerkt als een het algemeen nut beogende instelling (ANBI).

Verweerder heeft bij uitspraak op bezwaar van 22 december 2011 de beschikking gehandhaafd.

Eiseres heeft daartegen bij brief van 25 januari 2012, ontvangen bij de rechtbank op 31 januari 2012, beroep ingesteld.

Verweerder heeft de op de zaak betrekking hebbende stukken overgelegd en een verweerschrift ingediend.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 4 september 2012 te Leeuwarden. Eiseres is daar vertegenwoordigd door haar gemachtigde. Namens verweerder is verschenen [gemachtigde], bijgestaan door [naam].

Motivering

Feiten

Op grond van de stukken van het geding en het verhandelde ter zitting staat het volgende vast:

1.1 Eiseres is volgens haar statuten van 21 oktober 1982 opgericht op 20 januari 1955 en gevestigd te [A]. Volgens artikel 2 van haar statuten stelt eiseres zich ten doel op grondslag van Gods Woord de muziek te beoefenen en bevorderen ter ere Gods. Volgens artikel 3 van de statuten tracht eiseres dit doel te bereiken door:

"a. het aankopen van instrumenten en uniformen;

b. het lidmaatschap van een Christelijke Bond van Harmonie, Fanfare en Tamboerkorpsen;

c. het houden van wekelijkse repetities, met uitzondering van de vakantieperiode, onder deskundige leiding;

d. het geven van concerten en uitvoeringen;

e. het verlenen van medewerking en zo mogelijk deelnemen aan concoursen;

f. het opleiden van tot de vereniging toegetreden muziekliefhebbers;

g. alle overige wettige middelen welke het bereiken van het doel kunnen bevorderen."

Volgens artikel 4 van de statuten kent de vereniging leden, ereleden, jeugdleden en donateurs. In artikel 10 staat dat de financiële middelen van eiseres worden verkregen uit:

"a. contributies;

b. donaties;

c. subsidies;

d. opbrengsten van uitvoeringen en dergelijke;

e. alle andere inkomsten."

Artikel 13, vierde lid, bepaalt dat bij een besluit tot ontbinding de algemene ledenvergadering tevens de bestemming van de bezittingen vaststelt.

1.2 Op 1 november 2011 heeft eiseres artikel 1, artikel 10 en artikel 13, vierde lid, aangepast. Aan artikel 1 heeft eiseres onder de onderdelen d en e toegevoegd;

"d. De vereniging wil met haar activiteiten zowel het algemeen en cultureel belang als een ideëel (religieus) belang dienen.

e. De vereniging heeft geen winstoogmerk."

Aan artikel 10 heeft eiseres de leden 2 en 3 toegevoegd:

"2. De vereniging mag geen uitkeringen doen aan leden of aan bestuurders.

3. Kosten die bestuurders in de uitoefening van hun functie maken kunnen door de vereniging worden vergoed.".

Artikel 13, vierde lid, van de statuten behelst de volgende toevoeging:

"Deze bestemming dient één of meerdere instellingen te zijn met een doelstelling, die zoveel mogelijk overeenkomst met de doelstelling van de vereniging en tevens beschikt dan wel beschikken over de fiscale ANBI status, dan wel een daarvoor in de plaats gekomen regeling.".

1.3 In december 2008 heeft eiseres een beleidsplan opgesteld. Volgens dit beleidsplan is eiseres operationeel in de dorpen [B] en [C]. Eiseres' doelstelling is volgens dit beleidsplan - naast de in de statuten verwoorde doelstelling - nader ook:

"Op een verantwoord niveau, voor een breed publiek toegankelijke, muziek beoefenen en uitvoeren om daarmee een zinvolle vrijetijdsbesteding en muzikale vorming te bieden aan de leden, maar bovenal tot verdieping en verbreiding van het geloof in God en vermaak van de bevolking van voornoemde dorpen alsmede voor iedereen daarbuiten.

De voorkeur gaat daarbij uit naar podiumoptredens.

Er wordt een geleidelijke, maar gestage niveauverbetering nagestreefd, die voor alle leden bereikbaar is en niet tot overmatige prestatiedruk leidt, wat ten koste zou kunnen gaan van de gemoedelijke cultuur die de vereniging zo kenmerkt en haar al de jaren van haar bestaan zo'n stabiel en evenwichtig karakter heeft gegeven.".

De activiteiten van eiseres bestaan volgens het beleidsplan uit:

"- opleiding leerlingen (onder leiding van zelfstandige gekwalificeerde docenten);

- repetities (onderleiding van zelfstandige gekwalificeerde dirigenten en instructeurs);

- geven van uitvoeringen;

- geven van concerten;

- begeleiden kerkdiensten;

- deelname optochten in de beide dorpen (o.a. dorpsfeesten, braderieën, palmpasen, Sinterklaas, 5 mei);

- deelname dodenherdenkingen 4 mei;

- geven van serenades;

- deelname aan concoursen en festivals;

- bieden vermaak aan en vorming van jeugdleden buiten lessen en repetities om.".

1.4 Eiseres is niet alleen operationeel in de dorpskernen [B] en [C] (zoals in haar beleidsplan staat vermeld), maar bedient sinds haar oprichting met haar diensten ook de dorpskernen [A], [D], [E] en [F] en eveneens [G] alsmede de bij alle voornoemde kernen behorende buurtschappen en buitengebieden.

1.5 De plaatsen waarin eiseres' leden woonachtig zijn betreffen: de dorpskernen [B] (44), [A] (14), [C] (36), [F] (3), [G] (1) en [H] (1), alsmede de steden [I] (9) en [J] (5) met inbegrip van de buurtschappen en buitengebieden van alle voornoemde plaatsen.

1.6 Eiseres bestaat uit een fanfareorkest en een slagwerk-/malletensemble. Eiseres' repertoire bestaat uit religieuze en klassieke muziek, film- en musicalmuziek, pop- en rockmuziek, marsen en schlagers. Eiseres bezoekt elk jaar de lokale basisscholen met een ensemble en houdt met enige regelmaat open repetities. Gedurende circa tien jaar schoolt eiseres kinderen en volwassenen met eigen daartoe landelijk erkend gekwalificeerde docenten in muziekbeoefening en het daarbij behorende theoretische kader. Bij eiseres kan tot conservatoriumniveau scholing worden genoten. De opleidingen worden, behoudens de contributie voor de vereniging, gratis aangeboden. Er zijn inmiddels meerdere beroepsmusici die hun vooropleiding bij de vereniging hebben genoten.

1.7 Eiseres heeft volgens de door haar ter zitting overgelegde Activiteitenlijst 2011 in het jaar 2011 op de hierna vermelde data de volgende activiteiten verricht:

"6 januari Nieuwjaarsbijeenkomst mcl. jubilarissen

20 februari Begeleiden kerkdienst [A]

27 februari Begeleiden kerkdienst [A]

5+6 maart Studieweekend jeugd + afsluitend concert [O]

25 maart Jeugduitvoering

9 april Extra repetitie

12 april Extra repetitie

16 april Benefietconcert ten bate van Stichting Rusland Kinderhulp

21 april Jaarvergadering+bestuursverkiezing

24 april Jeugdorkestenfestival georganiseerd door de [Y]

29 april Serenades ivm Koninklijke onderscheidingen

4 mei Dodenherdenking [B]

14 mei Stonehillfair — [K]

1 juni Repetitie (ivm Hemelvaartsdag)

3 juni Serenade [naam] en [naam] [achternaam] 25 jaar getrouwd

8 juni Univé concert [L]

9 juni Exercitie repetitie

15 juni Ballonoptocht [C]

17 juni Optocht [C]

2 juli Extra repetitie

5 juli Extra repetitie

9+10 juli Concours [M]

16 juli Optreden bij [naam] van [C] en aansluiten bij de ijsboerderij

9 juli Begeleiden trouwdienst [naam] en [naam]

31 juli Openluchtdienst [G]

27 augustus Afscheidsdienst+receptie ds [naam]

2 september Begeleiden trouwdienst [naam] en [naam]

10 september Optocht [B]

22 september Extra ledenvergadering

2 oktober Begeleiden kerkdienst (malletband) [A] — Congo

19 november Intocht Sinterklaas [C]

19 november Serenade [naam] en [naam] [achternaam] —50 jaar getrouwd

27 november Sing in — [A]

9 december Kerstbazaar [A]

24 december Kerstoptreden jeugd bij [naam]

24 december Begeleiden Kerstnachtdienst [N]"

1.8 Verweerder heeft eiseres bij beschikking van 27 november 2008 per 1 januari 2008 aangemerkt als een ANBI in de zin van artikel 6.33, eerste lid, onderdeel b, van de Wet inkomstenbelasting 2001 (de Wet IB), zoals dat artikel toen luidde.

1.9 Bij beschikking van 15 augustus 2011 heeft verweerder eiseres met ingang van 1 juli 2011 niet meer aangemerkt als een ANBI, gelet op de wijziging per 1 januari 2010 van artikel 6.33, eerste lid, onderdeel b, van de Wet IB.

Geschil

2.1 In geschil is het antwoord op de vraag of verweerder eiseres terecht met ingang van 1 juli 2011 niet meer heeft aangemerkt als een ANBI.

2.2 Eiseres heeft betoogd dat haar doelstelling primair levensbeschouwelijk van aard is, alsmede, daaraan dienstig, cultureel van aard en karakter is. Het persoonlijke plezier in het uitoefenen van de activiteiten voor het individuele lid is voor het bereiken van het doel van eiseres een belangrijke voorwaarde en niet andersom. Eiseres is reeds hierom van mening dat zij kwalificeert als een ANBI. Hierbij heeft zij erop gewezen dat levensbeschouwelijke, culturele en charitatieve aspecten nog steeds de drie beginselen zijn die achter het begrip algemeen nut liggen. Volgens eiseres is in de rechtspraak voldoende steun te vinden voor de opvatting dat van een algemeen maatschappelijk belang ook nog sprake kan zijn, indien een instelling zich in dienst stelt van een meer beperkte kring van personen, zoals een plaatselijke gemeenschap. Eiseres heeft overigens gesteld dat uit haar activiteiten overduidelijk blijkt dat ook buiten de eigen leefgemeenschap wordt opgetreden. Eiseres heeft geconcludeerd dat zij voldoet aan elf van de twaalf omstandigheden uit de omstandighedencatalogus van prof. dr. Essers.

2.3 Verweerder heeft aangevoerd dat voor eiseres als muziekvereniging geldt dat de behartiging van de persoonlijke behoefte aan vrijetijdsbesteding en het bieden van een gezellig verenigingsleven, het primair doel is. Het eventuele maatschappelijk belang van eiseres is daarbij een zijdelings effect. De toevoegingen per 1 november 2011 in eiseres' statuten maken dat volgens verweerder niet anders. Daarbij maakt, aldus verweerder, het feit dat eiseres een Christelijke muziekvereniging is, eiseres niet tot een instelling die primair een levensbeschouwelijk of religieus belang wil dienen. Volgens verweerder heeft de wetgever het standpunt ingenomen dat muziekverenigingen slechts als een ANBI kunnen worden aangemerkt als zij veelvuldig buiten de eigen leefgemeenschap of ledenkring optreden. Eiseres voldoet volgens verweerder niet aan deze voorwaarde, aangezien uit de feiten blijkt dat eiseres zich hoofdzakelijk richt op een publiek binnen de eigen leefgemeenschap of ledenkring.

2.4 Ter zitting heeft eiseres' gemachtigde verklaard dat eiseres geen procedurele gevolgen wenst te verbinden aan haar stelling dat zij voorafgaande aan het geven van de beschikking inzake de intrekking van de ANBI-status niet is gehoord door verweerder.

2.5 Eiseres' gemachtigde heeft zich ter zitting erbij neergelegd dat de intrekkingsdatum van de ANBI-status eerder kan liggen dan de datum waarop onherroepelijk vast komt te staan dat zij niet meer kwalificeert als een ANBI.

Beoordeling van het geschil

3.1 Ingevolge artikel 6.33, eerste lid, aanhef en onderdeel b, van de Wet IB, zoals dit artikel vóór het jaar 2010 luidde (de oude wettekst), wordt - voor zover hier van belang - verstaan onder instellingen:

"door de inspecteur als zodanig aangemerkte kerkelijke, levensbeschouwelijke, charitatieve, culturele, wetenschappelijke of het algemeen nut beogende instellingen.".

3.2 Met ingang van 1 januari 2010 is artikel 6.33, eerste lid, aanhef en onderdeel b, van de Wet IB (de nieuwe wettekst) gewijzigd. Met ingang van die datum wordt - voor zover hier van belang - verstaan onder instellingen:

"door de inspecteur als zodanig aangemerkte uitsluitend of nagenoeg uitsluitend het algemeen nut beogende instellingen.".

3.3 In de nieuwe wettekst worden de kerkelijke, levensbeschouwelijke, charitatieve, culturele en wetenschappelijke instellingen niet meer genoemd. Volgens de totstandkomingsgeschiedenis van deze wettekst betekent dit niet dat deze instellingen van de zogenoemde ANBI-regeling worden uitgesloten. De wijziging van de wettekst op dit punt heeft tot doel een tekstuele vereenvoudiging teweeg te brengen (Kamerstukken II 2008/09, 31 930, nr. 9, p. 62 (NV).

3.4 Bij de oude wettekst werd er op grond van de jurisprudentie vanuit gegaan dat van het algemeen nut beogen sprake was als voor ten minste 50% het algemeen nut werd gediend. Bij de nieuwe wettekst heeft de wetgever dit criterium aangescherpt. Dat heeft hij gedaan door in de wettekst op te nemen dat de instelling uitsluitend of nagenoeg uitsluitend (voor ten minste 90%) het algemeen nut moet behartigen. Ook de kerkelijke, levensbeschouwelijke, charitatieve, culturele en wetenschappelijke instellingen zullen aan dit criterium moeten voldoen. Ten aanzien van de kerkelijke en levensbeschouwelijke instellingen heeft de Staatssecretaris van Financiën tijdens de parlementaire behandeling van de nieuwe wettekst opgemerkt dat als uitgangspunt nog steeds geldt dat bij kerkelijke en levensbeschouwelijke instellingen ervan wordt uitgegaan dat ze zich volledig richten op het algemeen belang en dat naar verwachting alle kerkelijke en levensbeschouwelijke instellingen die op dit moment de ANBI-status hebben deze ANBI-status zullen behouden

Culturele instellingen die nu als ANBI zijn aangewezen, zullen volgens de Staatssecretaris van Financiën naar verwachting ook onder de nieuwe regeling kwalificeren, mits het 90%-criterium wordt gehaald (Kamerstukken II 2008/09, 31 930, nr. 9, p. 62 en 63 (NV)).

3.5 Met ingang van 1 januari 2010 is in de Successiewet 1956 de sociaal belang behartigende instelling (SBBI) in het leven geroepen (zie de artikelen 32 en 33). Voor verkrijgingen door een SBBI geldt een vrijstelling van schenk- en erfbelasting. Bij de parlementaire behandeling van deze wetswijziging en die van de nieuwe wettekst is ruimschoots aandacht besteed aan het onderscheid tussen een ANBI en een SBBI. In het bijzonder is daarbij ingegaan op de positie van muziekverenigingen. De Staatssecretaris van Financiën heeft in zijn Memorie van Antwoord aan de aan de Eerste Kamer hierover het volgende meegedeeld:

"Ook vragen de leden van de fractie van het CDA naar het onderscheid tussen ANBI’s en SBBI’s en in het bijzonder waarom bijvoorbeeld een harmonievereniging die een belangrijke rol inneemt in het culturele en sociale leven van een gemeenschap doordat zij diverse belangrijke gebeurtenissen in die gemeenschap muzikaal opluistert, zoals het binnenhalen van Sinterklaas, niet aangemerkt kan worden als een ANBI. Is dat alleen omdat de leden persoonlijk plezier ontlenen aan het maken van muziek binnen deze vereniging?

Allereerst wil ik opmerken dan (rechtbank: dat) ANBI’s in het wetsvoorstel vrijgesteld blijven van de schenk- en erfbelasting en dat ook SBBI’s voortaan worden vrijgesteld van schenk- en erfbelasting. Dit betekent een uitbreiding van het aantal instellingen dat geen belasting hoeft te betalen over ontvangen schenkingen en erfenissen.

Met deze door de CDA-fractieleden gestelde vraag wordt de kern blootgelegd van het onderscheid tussen een instelling van algemeen nut en een instelling van sociaal belang. Sinds het arrest van de Hoge Raad van 13 juli 1994 (HR 13 juli 1994, nr. 29 936, BNB 1994/280), is het mogelijk dat een harmonievereniging als ANBI wordt aangemerkt. Op grond van die jurisprudentie kan een muziekvereniging die tot een kleinere gemeenschap behoort en met haar harmonie naar buiten pleegt te treden en bij plaatselijke evenementen voor het publiek muziek ten gehore pleegt te brengen aangemerkt worden als een ANBI. Bij dit soort muziekverenigingen kan er thans sprake zijn van in ten minste gelijke mate (fifty/fifty) dienen van het algemeen nut en van een particulier belang. Voor dit arrest, ook wel bekend als het Brassband-arrest, werd altijd uitgegaan van het 90%-criterium, zoals dat ook was verwoord in de Successiewet 1956 voordat de tekst van de desbetreffende bepaling werd geharmoniseerd met die in de inkomstenbelasting. Tot dat arrest kwalificeerden dergelijke muziekverenigingen dus niet als ANBI.

De doelstelling van een ANBI mag niet gericht zijn op wat in wezen het eigen belang is van leden of bestuurders, en haar feitelijke werkzaamheden moeten in overeenstemming zijn met die doelstelling. Een ANBI moet derhalve een doel hebben dat buiten het terrein ligt van het behartigen van de belangen van haar leden of bestuurders. Een ANBI richt haar activiteiten naar buiten toe, ten behoeve van derden of van doelen die (ver) buiten de directe eigen levenssfeer liggen. De activiteiten van een ANBI moeten ook primair en rechtstreeks het algemeen belang dienen. Niet voldoende is dat van de ANBI-activiteiten indirect een gunstige werking uitgaat op de maatschappij als geheel, zoals bij de SBBI. In dit kader is het irrelevant of de bestuurders of medewerkers zelf mogelijk plezier ontlenen aan het nastreven van de doelen van de ANBI. Het doel van de ANBI is daar immers niet op gericht. In zoverre is het juist dat algemeen nut, altruïsme en persoonlijke behoeftenbevrediging elkaar niet behoeven uit te sluiten.

Bij een SBBI ligt het anders dan bij een ANBI. Een SBBI richt zich op wat haar doelstellingen betreft juist wel voornamelijk op haar eigen belang en op dat van haar leden. Het bevorderen (van het bereiken) van die doelstellingen is een particulier belang, waarbij het al dan niet behalen van een direct economisch voordeel, dat mevrouw Van Vijfeijken als kenmerkend element ziet, naar mijn mening niet van doorslaggevende betekenis is. Het nastreven van dat particuliere belang in het verband van een SBBI heeft echter wel een positieve uitstraling naar de maatschappij. De activiteiten van een SBBI dragen, juist omdat zij in SBBI-verband plaatsvinden, bij aan een sterkere en gezondere samenleving. Die uitstraling geeft aan het nastreven van het particuliere belang een toegevoegde waarde, waardoor men kan spreken van een sociaal belang.

Het is de vraag of met de voorgestelde invoering van het criterium dat een instelling uitsluitend of nagenoeg uitsluitend (ten minste 90%) het algemeen nut moet beogen de hiervoor omschreven muziekvereniging nog kan kwalificeren als een ANBI. Haar activiteiten moeten dan (nagenoeg) uitsluitend zijn gericht op het algemeen nut, wat niet snel het geval zal zijn. Daarmee komt deze vereniging in dezelfde fiscale positie als bijvoorbeeld een sport- of gezelligheidsvereniging, die ook onder de huidige wetgeving niet als ANBI kwalificeert.

Overigens is het niet zo dat instellingen die muziek beoefenen in geen enkel geval de ANBI-status kunnen verkrijgen. In die gevallen waarin de doelstellingen van een instelling niet primair gericht zijn op de particuliere belangen van de leden, maar de doelstellingen (en de feitelijke activiteiten) zodanig zijn dat er sprake is van een culturele instelling, kan de instelling nog steeds kwalificeren als ANBI." (Kamerstuk 2009-2010, 31930, nr. D, Eerste Kamer).

3.6 In zijn Nadere Memorie van Antwoord aan de Eerste Kamer heeft de staatssecretaris van Financiën het volgende meegedeeld:

"Bij verenigingen zal het doel van de vereniging doorgaans primair bestaan uit het behartigen van de belangen van de leden. Deze belangenbehartiging is de reden waarom de vereniging is opgericht, de bestaansreden. Juist omdat de regering aan dergelijke verenigingen wel een grote maatschappelijke waarde toekent en zij vanwege het feit dat zij niet primair een algemeen nut dienen maar het particulier belang van de leden, niet in aanmerking komen voor de ANBI status met de bijbehorende fiscale faciliteiten, is een nieuwe categorie in het leven geroepen – de SBBI – die eveneens in aanmerking komt voor de faciliteiten van de schenk- en erfbelasting.

Ook voor de doorsnee muziekvereniging zal gelden dat de behartiging van de persoonlijke belangen van haar leden, bijvoorbeeld door het samen muziek maken, het voorzien in de behoefte aan vrijetijdsbesteding en het bieden van een gezellig verenigingsleven, het primaire doel is. Het maatschappelijk belang van de vereniging voor de gemeenschap is hier een zijdelings effect. Op dat punt wijkt een plaatselijke muziekvereniging of een harmonie niet af van bijvoorbeeld de biljartvereniging of de voetbalclub. Al deze verenigingen vallen onder het SBBI-regime.

Bij bepaalde verenigingen kan dit echter anders liggen. Voorwaarde is dat zij, conform hun dan geldende doelstelling, veelvuldig naar buiten treden, bijvoorbeeld bij regionale en landelijke evenementen, en zich daarbij richten op een publiek buiten hun eigen ledenkring of leefgemeenschap. Bij muziekverenigingen zou het dan kunnen gaan om het geven van concerten. Dan behartigen zij wél een algemeen belang. Die activiteiten geven haar de status van culturele instelling (kwalitatief criterium). Het is voorts afhankelijk van de omstandigheden of de muziekvereniging dan uitsluitend of nagenoeg uitsluitend het algemeen nut beoogt (kwantitatief criterium). In gevallen waarin de doelstellingen en de feitelijke activiteiten van de vereniging vrijwel niet gericht zijn op de particuliere belangen van de leden en het verzorgen van optredens bij de eerdergenoemde gelegenheden het belangrijkste doel van de vereniging vormt, en wel zodanig dat sprake is van een culturele instelling, kan deze nog steeds kwalificeren als ANBI.

Tot slot wil ik erop wijzen dat het antwoord op de vraag of er sprake is van algemeen nut, in eerste instantie ter beoordeling aan de Belastingdienst is en uiteindelijk aan het oordeel van de rechter is onderworpen. Omdat met de onderhavige wijziging niet gesleuteld wordt aan de inhoud van het begrip algemeen nut, meen ik echter dat ervan uit kan worden gaan op dat punt niet voor verrassingen komen te staan." (Kamerstuk 2009-2010, 31930, nr. F, Eerste Kamer).

3.7 Bij de behandeling onder meer het voorstel van de nieuwe wettekst heeft het Eerste Kamerlid Essers onder meer meegedeeld:

"Met inachtneming van het voorgaande kunnen wij ons vinden in de door de staatssecretaris in de nadere memorie van antwoord vermelde voorwaarden voor de hier bedoelde verenigingen om onder het ANBI-regime te blijven vallen. Ik citeer: "veelvuldig naar buiten treden, bijvoorbeeld bij regionale en landelijke evenementen, en zich daarbij richten op een publiek buiten hun eigen ledenkring of leefgemeenschap". Bij muziekverenigingen wordt in dit geval het geven van concerten genoemd die deze verenigingen de status geven van een culturele instelling." (Handelingen 2009-2010, nr. 13, 31930, Eerste Kamer, pag. 412-432).

3.8 Naar aanleiding van vragen van de Tweede Kamerleden Omtzigt en Van der Werf heeft de Staatssecretaris van Financiën de volgende antwoorden gegeven:

"Vraag 2

Herinnert u zich de toezegging van uw ambtsvoorganger dat een muziekvereniging die buiten de eigen ledenkring veel naar buiten treedt, naar alle waarschijnlijkheid kwalificeert als ANBI (debat in de Eerste Kamer op 15 december 2009)?2

Antwoord 2

In dat debat werd gerefereerd aan een passage uit de nadere memorie van antwoord op het wetsvoorstel tot wijziging van de Successiewet 1956 en enige andere belastingwetten. Bij die wetswijziging is het voordien geldende, in de jurisprudentie ontwikkelde criterium dat een instelling voor ten minste 50% het algemeen nut moet beogen, vervangen door het criterium dat een instelling (nagenoeg) uitsluitend, dat wil zeggen voor ten minste 90%, het algemeen nut moet beogen om als ANBI aangemerkt te worden. In de passage is ook verwoord dat bij doorsnee (muziek)verenigingen de behartiging van de persoonlijke belangen van de leden (particuliere belangen) het primaire doel is. Dergelijke verenigingen zullen daarom met ingang van 2010 niet als ANBI kwalificeren. Wel zullen dergelijke verenigingen in de regel een sociaal belang behartigende instelling (SBBI) zijn.

Voor bepaalde (muziek)verenigingen is aangegeven dat zij voor de ANBI-status in aanmerking kunnen komen. Een muziekvereniging waarvan de doelstelling en de feitelijke activiteiten (vrijwel) niet gericht zijn op de particuliere belangen van de leden en die uitsluitend of nagenoeg uitsluitend (ten minste 90%) het algemene belang beoogt, kan worden aangemerkt als (culturele) ANBI, uiteraard onder de voorwaarde dat zij ook aan de overige voorwaarden voldoet. De uitspraak van mijn ambtsvoorganger is wetsuitleg conform de tekst en de bedoeling van de wettelijke bepalingen en geen toezegging om voor muziekverenigingen van die wetsuitleg af te wijken.

(…)

Vraag 8

Bent u bereid om het kader, dat bijvoorbeeld gepubliceerd is op www.knfm.nl, met 12 omstandigheden als leidend te zien bij de toekenning bij de ANBI-status en alle beslissingen over het intrekken van de ANBI-status onmiddellijk terug te draaien

Antwoord 8

Zoals op genoemde website is vermeld staat de Belastingdienst welwillend tegenover het gebruik van de 12 omstandigheden uit de zogenoemde omstandighedencatalogus. Deze vormen een belangrijke indicatie voor de vraag of een muziekvereniging als ANBI kan worden aangemerkt. Bij de feitelijke beoordeling of een muziekvereniging (nagenoeg) geheel het algemeen nut beoogt, weegt de Belastingdienst de verschillende omstandigheden mee. De mate waarin een muziekvereniging zich manifesteert buiten de eigen leefgemeenschap en ledenkring weegt hierbij zwaar." (Kamervragen met antwoord 2010-2011, nr. 3653, Tweede Kamer).

3.9 Bij de behandeling van onder meer het wetsvoorstel "Geefwet" door de Eerste Kamer heeft het lid Essers opgemerkt:

"Om een anbi te kunnen zijn, moet voor ten minste 90% het algemeen nut worden gediend. Dankzij de Eerste Kamer bestaat voor muziekverenigingen de mogelijkheid om aangemerkt te blijven als anbi indien hun doelstellingen en feitelijke activiteiten zodanig zijn dat er sprake is van een culturele instelling. Daarbij is van belang of ze veelvuldig naar buiten treden, bijvoorbeeld bij regionale en landelijke evenementen, en zich daarbij richten op een publiek buiten hun eigen ledenkring of leefgemeenschap. Daartoe is in samenwerking met de Belastingdienst een zogenoemde omstandighedencatalogus ontwikkeld als toetskader. In de praktijk blijkt het echter erg lastig te zijn om het anbi-team van de Belastingdienst ervan te overtuigen dat men als muziekvereniging aan de anbi-eisen voldoet." (Handelingen 2011-2012, nr. 11, 33003, 33005, 33004, 30007, 30006, Eerste Kamer, pag. 2-23).

3.10 De staatssecretaris van Financiën heeft bij de behandeling van onder meer het wetsvoorstel "Geefwet" opgemerkt:

De heer Essers noemde als voorbeeld van iets wat niet eenvoudig is, het onduidelijke onderscheid tussen anbi en SBBI, bijvoorbeeld bij muziekverenigingen. Dat wordt in dit wetsvoorstel niet weggenomen. Ik begrijp natuurlijk dat muziekverenigingen bij de heer Essers warme gevoelens opwekken en in alle eerlijkheid: dat doen ze ook bij mijzelf, laat daar geen misverstand over bestaan. Het onderscheid is echter minder moeilijk dan hij suggereert.

(…)

Ik wijs erop dat de wetgever, regering en parlement, er in de vorige kabinetsperiode juist voor heeft gekozen om de anbi-definitie aan te scherpen. Die anbi-definitie was voordat de nieuwe Successiewet van kracht werd een stuk ruimer. Mijn ambtsvoorganger heeft hier stevige discussies gehad. Uiteindelijk is er een 90%-criterium waar het gaat om algemeen nut geïntroduceerd. Vervolgens zijn als gevolg van die beslissing heel wat muziekgezelschappen uit de anbi-status gerold. Dat kun je betreuren of niet, maar dat is een weloverwogen beslissing geweest van de wetgever. Daar kun je toch bezwaarlijk het ANBI Team op aanspreken. (Handelingen 2011-2012, nr. 12, 33003, 33007, 33006, 33005, 33004, Eerste Kamer, pag. 41-68).

3.11 De rechtbank overweegt dat het begrip ANBI al voorkwam in de Wet op de inkomstenbelasting 1964 en de voorloper daarvan, het Besluit Inkomstenbelasting 1941. De rechtbank overweegt verder dat het begrip ANBI een open begrip is. De uitleg van dit begrip heeft de wetgever steeds bewust overgelaten aan de rechtspraak. Zoals volgt uit de hiervoor onder de punten 3.5 tot en met 3.7 weergegeven totstandkomingsgeschiedenis van de nieuwe wettekst, heeft de wetgever bij de totstandkoming van de nieuwe wettekst, kennelijk ingegeven door de invoering van de SBBI, wel nader uitgelegd wat onder een ANBI moet worden verstaan. Volgens de wetgever moet een ANBI een doel hebben dat buiten het terrein ligt van het behartigen van de belangen van haar leden of bestuurders en richt een ANBI haar activiteiten naar buiten toe, ten behoeve van derden of van doelen die (ver) buiten de directe eigen levenssfeer liggen. Naar het oordeel van de rechtbank moet deze uitleg van het in de nieuwe wettekst wederom opgenomen begrip ANBI bij de toepassing van die nieuwe wettekst worden gevolgd. Deze wetsuitleg brengt, zoals tijdens de totstandkomingsgeschiedenis van de nieuwe wettekst meermalen aan de orde is gekomen en ook bij de behandeling van het wetsvoorstel "Geefwet" is bevestigd (zie de punt 3.9 en 3.10), mee dat de wetgever plaatselijke muziekverenigingen niet (meer) als een ANBI wenst aan te merken, omdat de doelstellingen van dergelijke verenigingen primair gericht zijn op de particuliere belangen van de leden. Dit is volgens de wetgever anders ingeval deze verenigingen veelvuldig naar buiten treden, bijvoorbeeld bij regionale en landelijke evenementen, en zich daarbij richten op een publiek buiten hun eigen ledenkring of leefgemeenschap. In dat geval behartigen zij wel een algemeen belang. Indien zij dit belang meer dan 90% dienen, kunnen deze muziekverenigingen wel worden aangemerkt als een ANBI.

3.12 Naar de rechtbank opmaakt uit de vaststaande feiten, is eiseres een muziekvereniging. Zij stelt zich zowel volgens haar statuten als feitelijk ten doel om de muziek te beoefenen en bevorderen. Gelet op dit doel en mede gelet op haar repertoire (zie punt 1.5), kan naar het oordeel van de rechtbank niet gezegd worden dat eiseres een religieuze of levensbeschouwelijke instelling is. Dat zij haar doelstelling op de grondslag van Gods Woord en tot eer van God tracht te bereiken, maakt dit oordeel niet anders. De rechtbank verwerpt dan ook eiseres' standpunt dat zij als religieuze of levensbeschouwelijke instelling moet worden aangemerkt als een ANBI.

3.13 Ook overigens kan eiseres naar het oordeel van de rechtbank, gelet op de hiervoor onder punt 3.11 vermelde wetsuitleg, niet worden beschouwd als een ANBI. Uit de onder de punten 1.4 tot en met 1.7 vermelde vaststaande feiten, kan naar het oordeel van de rechtbank niet worden opgemaakt dat eiseres zich veelvuldig manifesteert buiten de eigen leefgemeenschap en ledenkring. Aldus kan niet worden gezegd dat eiseres' doelstelling is gericht op het behartigen van een algemeen belang in de zin die de wetgever daaraan heeft gegeven. Eiseres heeft geen feiten en omstandigheden aangevoerd en aannemelijk gemaakt, die tot een ander oordeel zouden kunnen leiden. Hierbij wijst de rechtbank eiseres erop dat de omstandigheid dat zij zou voldoen aan elf van de twaalf omstandigheden uit de omstandighedencatalogus van prof. dr. Essers, wat hier ook van zij, een indicatie zou kunnen zijn voor het antwoord op de vraag of zij als ANBI kan worden aangemerkt, maar daarbij niet van doorslaggevende betekenis is (zie hiervoor onder 3.6, slot).

3.14 Het voorgaande leidt tot de conclusie dat verweerder eiseres terecht met ingang van 1 juli 2011 niet meer heeft aangemerkt als een ANBI. Het beroep is dus ongegrond.

Proceskosten

De rechtbank ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door mr. J.W. Keuning, rechter, in tegenwoordigheid van mr. M. Hiemstra, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 15 november 2012.

w.g. M. Hiemstra w.g. J.W. Keuning

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof te Leeuwarden (belastingkamer), Postbus 1704, 8901 CA Leeuwarden.

Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:

1 - bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd.

2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:

a. de naam en het adres van de indiener;

b. een dagtekening;

c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;

d. de gronden van het hoger beroep.