Rechtbank Limburg, 03-07-2018, ECLI:NL:RBLIM:2018:6267, 03/995003-13
Rechtbank Limburg, 03-07-2018, ECLI:NL:RBLIM:2018:6267, 03/995003-13
Gegevens
- Instantie
- Rechtbank Limburg
- Datum uitspraak
- 3 juli 2018
- Datum publicatie
- 3 juli 2018
- ECLI
- ECLI:NL:RBLIM:2018:6267
- Formele relaties
- Hoger beroep: ECLI:NL:GHSHE:2022:1036, (Gedeeltelijke) vernietiging en zelf afgedaan
- Zaaknummer
- 03/995003-13
Inhoudsindicatie
52-jarige man uit Sittard wordt veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden met een proeftijd van 2 jaar en een taakstraf voor de duur van 240 uur wegens het leiding gegeven aan het plegen van belastingfraude en valsheid in geschrifte door [rechtspersoon2], opzettelijk (ver)valste facturen ter ondersteuning van de ingediende aangiften loonbelasting bij de Belastingdienst in te (laten) dienen ten name van de besloten vennootschap, waarvan hij bestuurder was. Op deze manier werd er te weinig loonbelasting geheven.
Uitspraak
Zittingsplaats Roermond
Strafrecht
Parketnummer: 03/995003-13
Tegenspraak
Vonnis van de meervoudige kamer d.d. 3 juli 2018
in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboortegegevens verdachte] ,
wonende te [adresgegevens verdachte] .
De verdachte wordt bijgestaan door mr. J.L.E. Marchal, advocaat kantoorhoudende te Maastricht.
1 Onderzoek van de zaak
De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 22 mei 2018. De verdachte en zijn raadsman zijn verschenen. De officier van justitie en de verdediging hebben hun standpunten kenbaar gemaakt. Het onderzoek is op 19 juni 2018 gesloten.
De zaak is gelijktijdig, doch niet gevoegd, behandeld met de zaak tegen de medeverdachte [medeverdachte] (03/995002-13).
2 De tenlastelegging
De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat de verdachte:
Feit 1: opdracht dan wel feitelijk leiding heeft gegeven aan een rechtspersoon ([rechtspersoon 2] ) tot het opzettelijk vervalsen van (een deel van) de bedrijfsadministratie door in de bedrijfsadministratie op te nemen en/of te verwerken valselijk opgemaakte inkoopfacturen;
Feit 2: opdracht aan een rechtspersoon [rechtspersoon 2] heeft gegeven tot het doen van onjuiste belastingaangiften dan wel feitelijke leiding heeft gegeven aan die verboden gedragingen;
Feit 3 primair: opdracht aan een rechtspersoon [rechtspersoon 2] heeft gegeven tot het plegen van witwassen van gelden dan wel feitelijke leiding heeft gegeven aan die verboden gedragingen;
Feit 3 subsidiair: met een ander zich schuldig heeft gemaakt aan gewoontewitwassen.
3 De voorvragen
Geldigheid dagvaarding ten aanzien van feit 3
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de dagvaarding ten aanzien van feit 3 primair en subsidiair partieel nietig dient te worden verklaard. De steller van de tenlastelegging heeft na de feitelijke omschrijving van het tenlastegelegde witwassen daaraan toegevoegd: “en aldus van het plegen van witwassen al dan niet een gewoonte heeft gemaakt”. Daarmee laat hij ten onrechte in het midden of van het witwassen een gewoonte is gemaakt, waardoor de dagvaarding in dit opzicht ter zake niet voldoet aan de eisen die artikel 261, eerste en tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering daaraan stelt.
De rechtbank is van oordeel dat het voor de verdediging duidelijk is tegen welk verwijt de verdachte zich moet verdedigen. Naar het oordeel van de rechtbank is het, mede in het licht van het omvangrijke procesdossier, duidelijk dat de steller van de tenlastelegging heeft beoogd ten laste te leggen het witwassen alsmede de strafverzwarende omstandigheid, destijds afzonderlijk strafbaar gesteld bij artikel 420ter van het Wetboek van Strafrecht, dat de verdachte daarvan een gewoonte heeft gemaakt. De dagvaarding is geldig. Het verweer van de raadsman wordt verworpen.