Rechtbank Limburg, 31-01-2018, ECLI:NL:RBLIM:2018:915, AWB - 17 _ 1588
Rechtbank Limburg, 31-01-2018, ECLI:NL:RBLIM:2018:915, AWB - 17 _ 1588
Gegevens
- Instantie
- Rechtbank Limburg
- Datum uitspraak
- 31 januari 2018
- Datum publicatie
- 7 februari 2018
- ECLI
- ECLI:NL:RBLIM:2018:915
- Formele relaties
- Hoger beroep: ECLI:NL:GHSHE:2019:1208, (Gedeeltelijke) vernietiging en zelf afgedaan
- Zaaknummer
- AWB - 17 _ 1588
Inhoudsindicatie
Voor het bestaan van procesbelang is volgens vaste jurisprudentie nodig dat het tegen een besluit ingestelde rechtsmiddel kan leiden tot het daarmee beoogde doel, gelegen in het ongedaan maken van een of meer rechtsgevolgen van het aangevochten besluit of het bewerkstelligen van andere rechtsgevolgen van het besluit.
Het rechtsgevolg van het bestreden besluit bestaat eruit dat eiser leges moet betalen voor het aanvragen van een Nederlandse identiteitskaart. Eiser heeft niet bestreden dat hij leges verschuldigd is en heeft evenmin gronden aangevoerd tegen de hoogte van de leges. Eiser wil "gewoon antwoord van de gemeente op zijn vragen" en is niet tevreden als het bestreden besluit vanwege een formeel gebrek zou worden vernietigd. De rechtbank is van oordeel dat "het antwoord willen krijgen op vragen" in deze procedure niet als een zelfstandig rechtens te beschermen belang is aan te merken. Eiser beoogt met deze procedure niet te bereiken dat een of meer rechtsgevolgen van het legesbesluit ongedaan worden gemaakt, noch beoogt hij andere rechtsgevolgen van het besluit te bewerkstelligen. Dit maakt dat hem een procesbelang moet worden ontzegd. Het beroep is niet-ontvankelijk.
Uitspraak
RECHTBANK limburg
Zittingsplaats Roermond
Bestuursrecht
zaaknummer: AWB 17/1588
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 31 januari 2018 in de zaak tussen
[naam] , te [woonplaats], eiser,
en
de heffingsambtenaar van de gemeente Venlo, verweerder
(gemachtigde: J. Vincken).
Procesverloop
Bij besluit van 3 november 2016 (het primaire besluit) heeft verweerder aan eiser een bedrag van € 50,40 aan leges geheven voor het aanvragen van een Nederlandse identiteitskaart.
Bij besluit van 1 mei 2017 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser ongegrond verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 12 december 2017. Eiser is verschenen in persoon. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
Overwegingen
1. Eiser is het niet eens met het bestreden besluit en heeft daartegen, onder verwijzing naar zijn bezwaarschrift, gemotiveerd beroep ingesteld. Eiser heeft – onder meer – aangevoerd dat hij verweerder heeft verzocht om inzicht te geven in de begrote opbrengsten en kosten van de Verordening op de heffing en invordering van leges 2016
(de Legesverordening) en van de verschillende afdelingen die leges-gerelateerde producten voeren, in het bijzonder maar niet uitsluitend van de afdeling Burgerzaken. Ook heeft
hij verzocht om inzicht te krijgen in de gerealiseerde opbrengsten en kosten van de Legesverordening 2013, 2014 en 2015. Volgens eiser heeft hij onvoldoende gegevens
ontvangen van verweerder. Daarnaast heeft eiser nog (andere) formele gronden aangevoerd, waaronder dat de Legesverordening niet (juist) is vastgesteld en/of gepubliceerd en dat het bestreden besluit onbevoegd en niet tijdig is genomen.
2. Aan de rechtbank ligt het beroep van eiser ter beoordeling voor. Daaraan voorafgaand dient echter de vraag te worden beantwoord of eiser procesbelang heeft bij
de beoordeling van zijn beroep. De rechtbank overweegt daarover als volgt.
3. Voor het bestaan van procesbelang is volgens vaste jurisprudentie nodig dat het tegen een besluit ingestelde rechtsmiddel kan leiden tot het daarmee beoogde doel, gelegen in het ongedaan maken van een of meer rechtsgevolgen van het aangevochten besluit of het bewerkstelligen van andere rechtsgevolgen van het besluit.
4. Het rechtsgevolg van het ter beoordeling voorliggende besluit bestaat eruit dat eiser een bedrag aan leges moet betalen voor een hem door de gemeente geleverde dienst. Eiser heeft niet bestreden dat hij leges verschuldigd is. De rechtbank stelt vast dat eiser evenmin gronden heeft aangevoerd tegen de hoogte van het bedrag van € 50,40 aan leges dat van hem is geheven. Desgevraagd heeft hij ter zitting uitdrukkelijk verklaard geen bezwaar te hebben tegen de hoogte van het verschuldigde legesbedrag. Gevraagd naar het waarom van deze procedure heeft eiser ter zitting verklaard dat hij “gewoon antwoord wil van de gemeente op zijn vragen”. De vraag van de rechtbank of eiser tevreden zou zijn als het bestreden besluit vanwege een formeel gebrek zou worden vernietigd, heeft eiser echter ontkennend beantwoord. De rechtbank is van oordeel dat “het antwoord willen krijgen op vragen” in deze procedure niet als een zelfstandig rechtens te beschermen belang is aan te merken. Eiser beoogt, gezien de beroepsgronden bezien in samenhang met de daarover ter zitting gedane nadere uitlatingen en verklaringen, met deze procedure niet te bereiken dat een of meer rechtsgevolgen van het legesbesluit ongedaan worden gemaakt, noch beoogt hij andere rechtsgevolgen van het besluit te bewerkstellingen.
Dit maakt dat hem een procesbelang moet worden ontzegd. De rechtbank overweegt in
dit verband nog dat uit de stukken en het verhandelde ter zitting blijkt dat er voor eiser
de mogelijkheid heeft bestaan om bij de hoorzitting, waar de financieel adviseur van de gemeente Venlo aanwezig was met (meer en andere) financiële stukken, nadere vragen
te stellen aan verweerder over onder meer de opbrengsten en de kosten van de Legesverordening 2016 en zo een antwoord op zijn vragen te krijgen. Eiser heeft van
deze gelegenheid echter geen gebruik gemaakt.
5 Het beroep is niet-ontvankelijk.
6 Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. L.M.J.A. barones van Hövell tot Westerflier-Dassen, rechter, in aanwezigheid van mr. K.M.A.W. Kusters-van Mulken, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 31 januari 2018.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op: 31 januari 2018
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch.