Rechtbank Midden-Nederland, 13-09-2013, ECLI:NL:RBMNE:2013:3828, UTR 13-575
Rechtbank Midden-Nederland, 13-09-2013, ECLI:NL:RBMNE:2013:3828, UTR 13-575
Gegevens
- Instantie
- Rechtbank Midden-Nederland
- Datum uitspraak
- 13 september 2013
- Datum publicatie
- 10 juli 2014
- ECLI
- ECLI:NL:RBMNE:2013:3828
- Formele relaties
- Hoger beroep: ECLI:NL:GHARL:2014:6459, Niet ontvankelijk
- Zaaknummer
- UTR 13-575
Inhoudsindicatie
Woz, pkv. Het enige doel van het doorgang laten vinden van deze zitting blijkt voor de gemachtigde van eiser te zijn het verkrijgen van een vergoeding voor het verschijnen. Dat is misbruik van procesrecht. Een vergoeding is daarom niet op zijn plaats.
Uitspraak
Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 13/575
(gemachtigde: B.M.T. Claassen, namens [A]),
en
(gemachtigde: J. de Jong).
Procesverloop
Bij beschikking van 28 februari 2012 heeft verweerder op grond van de Wet waardering onroerende zaken (Wet Woz) de waarde van de woning aan de [adres] te [woonplaats] (de woning) voor het belastingjaar 2012 vastgesteld op € 923.000,- naar de waardepeildatum 1 januari 2011. Verweerder heeft bij deze beschikking aan eiser als eigenaar van de woning ook een aanslag onroerendezaakbelastingen opgelegd, waarbij deze waarde als heffingsgrondslag is gehanteerd.
Bij uitspraak van 28 december 2012 (de bestreden uitspraak) heeft verweerder het bezwaar van eiser ongegrond verklaard.
Eiser heeft tegen de bestreden uitspraak beroep ingesteld.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 13 september 2013. Eiser en verweerder hebben zich laten vertegenwoordigen door hun gemachtigden.
Na afloop van de zitting heeft de rechtbank onmiddellijk uitspraak gedaan.
Beslissing
De rechtbank:
- verklaart het beroep niet-ontvankelijk;
- draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 42,- aan eiser te vergoeden;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten tot een bedrag van € 707,-, te betalen aan eiser.
Overwegingen
De rechtbank geeft hiervoor de volgende motivering.
De rechtbank stelt vast dat partijen overeenstemming hebben bereikt wat betreft de waardevaststelling van de woning op € 830.000,-. De rechtbank is van oordeel dat eiser geen procesbelang meer heeft bij beoordeling van de bestreden uitspraak, nu het materiële geschil door de onderlinge overeenstemming tussen partijen over de waardevaststelling is opgelost. De rechtbank verklaart het beroep daarom niet-ontvankelijk.
Ten aanzien van de proceskosten hebben partijen overeenstemming bereikt over de vergoeding van de door een derde verleende rechtsbijstand voor het indienen van het bezwaarschrift van € 235,- en voor het indienen van het beroepschrift van € 472,-, alsmede over vergoeding van het griffierecht aan eiser van € 42,-. De rechtbank zal dienovereenkomstig beslissen.
Partijen hebben geen overeenstemming bereikt over de door de gemachtigde van eiser gevraagde vergoeding voor het voorbereiden van de zitting. Partijen leggen deze vraag voor aan de rechtbank.
De rechtbank kent geen vergoeding toe aan de gemachtigde van eiser voor het voorbereiden van de zitting, aangezien het Besluit proceskosten bestuursrecht hiervoor geen aanknopingspunten biedt. Ook kent de rechtbank geen vergoeding toe voor het verschijnen ter zitting door de gemachtigde van eiser. Er was namelijk geen belang meer bij deze zitting, nu partijen reeds overeenstemming hadden bereikt over het inhoudelijk geschil en grotendeels over de proceskosten. Over het resterende geschil hadden partijen schriftelijk verder kunnen procederen. Het enige doel van het doorgang laten vinden van deze zitting blijkt voor de gemachtigde van eiser te zijn het verkrijgen van een vergoeding voor het verschijnen. Dat is misbruik van procesrecht. Een vergoeding is daarom niet op zijn plaats.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.E.A. Braeken, rechter, in aanwezigheid van
mr. D.J. Veenhof, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op
13 september 2013.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op: