Rechtbank Midden-Nederland, 22-02-2023, ECLI:NL:RBMNE:2023:739, UTR 22/3430
Rechtbank Midden-Nederland, 22-02-2023, ECLI:NL:RBMNE:2023:739, UTR 22/3430
Gegevens
- Instantie
- Rechtbank Midden-Nederland
- Datum uitspraak
- 22 februari 2023
- Datum publicatie
- 13 maart 2023
- ECLI
- ECLI:NL:RBMNE:2023:739
- Formele relaties
- Hoger beroep: ECLI:NL:GHARL:2024:6138, Bekrachtiging/bevestiging
- Zaaknummer
- UTR 22/3430
Inhoudsindicatie
Beroep ongegrond WOZ. Verzoek om imsv afgewezen.
Uitspraak
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 22/3430
[eiser] , uit [woonplaats] , eiser
(gemachtigde: mr. D.A.N. Bartels)
en
de heffingsambtenaar van de Belastingsamenwerking gemeenten & hoogheemraadschap [gemeente], de heffingsambtenaar
(gemachtigde: R. Janmaat).
Inleiding
In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de hoogte van de WOZ-waarde van de onroerende zaak aan de [adres] in [plaats] .
De heffingsambtenaar heeft die WOZ-waarde met de aanslag van 28 februari 2021 vastgesteld op € 1.259.000,-. De waarde is vastgesteld per waardepeildatum 1 januari 2020 en geldt voor het kalenderjaar 2021. Met deze waardevaststelling is aan eiser ook de aanslag onroerendezaakbelastingen voor het jaar 2021 opgelegd.
De heffingsambtenaar heeft het bezwaar van eiser in de uitspraak op bezwaar van 21 april 2022 ongegrond verklaard. De heffingsambtenaar heeft de waarde van de onroerende zaak gehandhaafd.
De heffingsambtenaar heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
De rechtbank heeft het beroep op 14 februari 2023 met behulp van een beeldverbinding op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: de gemachtigde van eiser en de gemachtigde van de heffingsambtenaar, bijgestaan door de taxateur [taxateur] .
Algemeen
1. Eiser is eigenaar van de onroerende zaak.
2. De onroerende zaak is een wegrestaurant en heeft een totale oppervlakte van 900 m2.
3. Eiser heeft een algemeen geformuleerd beroepschrift en meerdere algemeen geformuleerde brieven ter aanvulling daarop ingediend. Op de zitting heeft de gemachtigde van eiser toegelicht welke specifieke gronden in deze zaak aan de orde zijn. Hij vindt dat de heffingsambtenaar de WOZ-waarde te hoog heeft vastgesteld en bepleit een waarde van
€ 799.000.-. Eiser verzoekt om immateriële schadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn.