Home

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 01-10-2024, ECLI:NL:GHARL:2024:6138, 23/1032

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 01-10-2024, ECLI:NL:GHARL:2024:6138, 23/1032

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Datum uitspraak
1 oktober 2024
Datum publicatie
11 oktober 2024
ECLI
ECLI:NL:GHARL:2024:6138
Formele relaties
Zaaknummer
23/1032
Relevante informatie
Art. 17 Wet WOZ, Art. 18 Wet WOZ, Art. 22 Wet WOZ, Art. 8:42 Awb

Inhoudsindicatie

Wet Woz. Waardevaststelling wegrestaurant.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Arnhem

nummer BK-ARN 23/1032

uitspraakdatum: 1 oktober 2024

Uitspraak van de drieëntwintigste enkelvoudige kamer

op het hoger beroep van

[belanghebbende] te [woonplaats] (hierna: belanghebbende)

tegen de uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland (hierna: de Rechtbank) van 22 februari 2023, nummer UTR 22/3430, in het geding tussen belanghebbende en

de heffingsambtenaar van de Belastingsamenwerking gemeenten en hoogheemraadschap Utrecht (hierna: de heffingsambtenaar)

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.

De heffingsambtenaar heeft bij beschikking op grond van de Wet waardering onroerende zaken (hierna: de Wet WOZ) de waarde van de onroerende zaak [adres1] 1 te [plaats1] (hierna: de onroerende zaak), per waardepeildatum 1 januari 2020, voor het jaar 2021 vastgesteld op € 1.259.000. Tegelijk met deze beschikking heeft de heffingsambtenaar voor dat jaar aan belanghebbende een aanslag onroerendezaakbelasting opgelegd.

1.2.

Op het bezwaarschrift van belanghebbende heeft de heffingsambtenaar bij uitspraak op bezwaar de beschikking en de aanslag gehandhaafd.

1.3.

Belanghebbende is tegen die uitspraken in beroep gekomen bij de Rechtbank. De Rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard en het verzoek van belanghebbende om schadevergoeding afgewezen.

1.4.

Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld. De heffingsambtenaar heeft een verweerschrift ingediend.

1.5.

De heffingsambtenaar heeft pro-forma incidenteel hoger beroep ingesteld. Op 4 september 2024 heeft de heffingsambtenaar een kopie ingediend van de brief van 12 september 2023 waarmee de heffingsambtenaar het incidenteel hoger beroep had willen intrekken.

1.6.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 4 september 2024. Daarbij zijn verschenen en gehoord mr. D.A.N. Bartels, als de gemachtigde van belanghebbende, alsmede [naam1] namens de heffingsambtenaar, bijgestaan door [naam2] en taxateur [naam3] .

2 Vaststaande feiten

2.1.

Belanghebbende is eigenaar van de onroerende zaak. De onroerende zaak is een op een A1 locatie gelegen wegrestaurant aan een snelweg met bouwjaar 2014, in oppervlakte van 900 m2 en een kavel van 12.640 m2.

3 Geschil

3.1.

Ter zitting van het Hof heeft belanghebbende zijn algemeen geformuleerde grieven in zijn hogerberoepschrift uitdrukkelijk en ondubbelzinnig laten varen. In hoger beroep is alleen in geschil of de waarde van de onroerende zaak per de waardepeildatum niet te hoog is vastgesteld en of alle op de zaak betrekking hebbende stukken zijn ingebracht.

3.2.

Belanghebbende beantwoordt deze vragen ontkennend en bepleit een waarde van € 999.000. De heffingsambtenaar beantwoordt die vragen bevestigend.

3.3.

Ter zitting van het Hof heeft de gemachtigde van belanghebbende het verzoek om een vergoeding van immateriële schade wegens overschrijding van de redelijke termijn op de grond dat de redelijke termijn voor de gecombineerde bezwaar- en beroepsfase korter dan twee jaar zou moeten zijn uitdrukkelijk en ondubbelzinnig ingetrokken.

4 Beoordeling van het geschil

5 Griffierecht en proceskosten

6 Beslissing