Rechtbank Noord-Holland, 08-11-2013, ECLI:NL:RBNHO:2013:10429, AWB-12_5875
Rechtbank Noord-Holland, 08-11-2013, ECLI:NL:RBNHO:2013:10429, AWB-12_5875
Gegevens
- Instantie
- Rechtbank Noord-Holland
- Datum uitspraak
- 8 november 2013
- Datum publicatie
- 5 december 2013
- Annotator
- ECLI
- ECLI:NL:RBNHO:2013:10429
- Formele relaties
- Hoger beroep: ECLI:NL:GHAMS:2014:5143, Bekrachtiging/bevestiging
- Zaaknummer
- AWB-12_5875
- Relevante informatie
- Algemene wet bestuursrecht [Tekst geldig vanaf 01-05-2024 tot 01-03-2027]
Inhoudsindicatie
Eiseres komt niet in aanmerking voor de kwijtscheldingswinstvrijstelling. Er is geen sprake van een niet voor verwezenlijking vatbare Vordering. De rechtbank kent geen betekenis toe aan de enkele omstandigheid dat de Vordering was achtergesteld bij de vorderingen van de Bank.
Uitspraak
Zittingsplaats Haarlem
Bestuursrecht
Zaaknummer: AWB 12/5875
Uitspraakdatum: 8 november 2013
Uitspraak in het geding tussen
[X] B.V., gevestigd te [Z], eiseres,
gemachtigde: mr. H.A. van Oostrom
en
de inspecteur van de Belastingdienst/Utrecht-Gooi, kantoor Utrecht, verweerder.
1 Ontstaan en loop van het geding
Verweerder heeft aan eiseres voor het jaar 2009 met dagtekening 23 juni 2012 een aanslag vennootschapsbelasting (hierna ook: vpb) opgelegd, berekend naar een belastbaar bedrag van € 347.374. Bij beschikking met dezelfde dagtekening is tevens heffingsrente in rekening gebracht van € 6.006.
Verweerder heeft bij uitspraak op bezwaar van 13 november 2012 de aanslag en de beschikking heffingsrente gehandhaafd.
Eiseres heeft daartegen beroep ingesteld. Verweerder heeft op de zaak betrekking hebbende stukken overgelegd en een verweerschrift ingediend.
Partijen hebben vervolgens (na daartoe door de rechtbank in de gelegenheid te zijn gesteld) een conclusie van repliek respectievelijk dupliek ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 24 oktober 2013. Namens eiseres is daar verschenen [B] (bestuurder van eiseres), bijgestaan door de gemachtigde en [A]. Namens verweerder is verschenen A. Daams.
2 Tussen partijen vaststaande feiten
Eiseres is opgericht op 27 november 1984. In 2009 zijn alle (certificaten van) aandelen van eiseres in het bezit van [B BEDRIJF] B.V. Het uiteindelijke belang in eiseres ligt bij [B] via zijn personal holding [C BEDRIJF] B.V.
Eiseres (voorheen genaamd [A BEDRIJF] B.V.) hield in 2009 100% van de aandelen in [D BEDRIJF] B.V. en [X] B.V. Deze laatste B.V. was op haar beurt 100% aandeelhoudster van [E BEDRIJF] B.V. (hierna: [E BEDRIJF] B.V.). Deze vier B.V.’s vormden in 2009 een fiscale eenheid voor de vennootschapsbelasting.
[E BEDRIJF] B.V. houdt zich onder andere bezig met procurement- en consultancyactiviteiten ten behoeve van de noodhulp in rampgebieden, en opbouw- en ontwikkelingshulp.
Tot 2003 had [F BEDRIJF] B.V. een 100%-belang in eiseres. Met ingang van 2003 heeft [F BEDRIJF] B.V. haar belang in eiseres afgebouwd. In 2009 hield [F BEDRIJF] B.V. nog 1 prioriteitsaandeel in eiseres.
Bij overeenkomst van 18 december 1995 heeft [E BEDRIJF] B.V. een bedrag van € 340.335 (ƒ 750.000) van [F BEDRIJF] B.V. geleend. Per 31 augustus 1996 is de looptijd van deze lening verlengd tot 31 augustus 1997. De rente met betrekking tot deze lening is steeds door [E BEDRIJF] B.V. betaald. Er hebben (tot het onderhavige jaar) in het geheel geen aflossingen plaatsgevonden op de lening.
Bij overeenkomst van 16 december 1996 heeft [F BEDRIJF] B.V. nog eens € 113.445 (ƒ 250.000) aan [E BEDRIJF] B.V. geleend tegen een rentevergoeding van 7%. De looptijd van de lening is tot 16 december 1997. Er zijn geen zekerheden gesteld. De rente is steeds betaald door [E BEDRIJF] B.V. Er hebben (tot het onderhavige jaar) in het geheel geen aflossingen plaatsgevonden op de lening. De hiervoor genoemde leningen worden hierna tezamen ook aangeduid met de Vordering.
[G BEDRIJF] N.V. (hierna: de Bank) heeft [E BEDRIJF] B.V. een kredietfaciliteit verstrekt. Bij overeenkomst van 21 december 2000 is de Vordering achtergesteld op de vorderingen die de Bank heeft op [E BEDRIJF] B.V. In de overeenkomst van achterstelling is onder meer het volgende opgenomen:
“(…)
- -
-
de Bank kredietfaciliteiten zal verstrekken dan wel heeft verstrekt aan [eiseres];
- -
-
de Bank tot een en ander bereid is onder meer onder de voorwaarde dat de vordering van [[F BEDRIJF] BV], groot NLG 1.000.000,=, ten laste van [eiseres] (…) zal worden achtergesteld bij die van de Bank, zoals hierna is omschreven
(…)
1) [[F BEDRIJF] BV] en [eiseres] verbinden zich bij deze tegenover de Bank en jegens elkaar om zolang [eiseres] bij de Bank kredietfaciliteiten geniet of aan de Bank iets schuldig is uit welke hoofde ook, zo in als buiten rekening-courant en al of niet in het gewone bankverkeer, met betrekking tot voormelde vordering van [[F BEDRIJF] BV] op [eiseres] geen (rechts-) handelingen te verrichten of na te laten waardoor de vordering geheel of gedeeltelijk teniet gaat danwel geheel of gedeeltelijk het vermogen van [[F BEDRIJF] BV] verlaat ofwel met een beperkt recht wordt bezwaard, tenzij de Bank hiervoor schriftelijke toestemming geeft en met inachtneming van door de Bank alsdan te stellen voorwaarden.
(…)”
In een brief van 5 januari 2006 van de Bank aan [E BEDRIJF] B.V. is, voor zover hier van belang, het volgende vermeld:
“Voorts verbinden wij aan de (...) kredietfaciliteit de volgende voorwaarden:
- (…)
- Uit de interne balans van uw vennootschap per september 2005 is gebleken dat er een bedrag ad EUR 26.600,=[20.000] is afgelost op de lening verstrekt door [F BEDRIJF] B.V., oorspronkelijk groot EUR 453.780,= (NLG 1.000.000,=), welke bij de bank is achtergesteld. Door mede ondertekening van de kredietbrief geeft [F BEDRIJF] B.V. haar goedkeuring aan het achterstellen van EUR 26.600,=, van de rekening-courantvordering tussen uw vennootschap en [F BEDRIJF] B.V. Hierdoor komt de totale achterstelling weer op het oorspronkelijke niveau.
Zonder onze uitdrukkelijke schriftelijke toestemming zal er niet (verder) afgelost worden op alle bij de bank achtergestelde vorderingen.”
De maximale kredietfaciliteit van [E BEDRIJF] B.V. bij de Bank bedroeg in 2009 € 700.000. Eind 2009 bedroeg het daadwerkelijke op basis van deze faciliteit opgenomen bedrag € 1.648.
Eiseres heeft eind 2009 een begroting van de balansen en de resultaten en een kasstroomoverzicht van [E BEDRIJF] B.V. betreffende de jaren 2008-2019 opgesteld. Volgens het kasstroomoverzicht was de totale contante waarde van de voor aflossing beschikbare liquide middelen op dat moment € 93.500.
Eind 2009 zijn [E BEDRIJF] B.V. en [F BEDRIJF] B.V. mondeling overeengekomen dat [F BEDRIJF] B.V. op het totale bedrag van de Vordering van € 453.780 een bedrag van € 353.780 kwijtscheldt, tegenover betaling door [E BEDRIJF] B.V. van € 100.000. Hetgeen eind 2009 is overeengekomen is in een brief van 8 juli 2010 van [F BEDRIJF] B.V. aan eiseres bevestigd. Voor zover hier van belang, is daarin het volgende vermeld:
“Op uw verzoek verklaren wij hierbij dat wij bereid zijn om mee te werken aan de verdere gezondmaking van uw bedrijf. Reeds een aantal jaren spreken wij over de achtergestelde lening groot nominaal € 453.780 (…) die [F BEDRIJF] B.V. destijds heeft verstrekt aan [E BEDRIJF] B.V.. Naar verwachting zal deze lening ook de komende jaren niet, ook niet gedeeltelijk, afgelost kunnen worden (en van de bank ook niet afgelost mogen worden). In onze diverse besprekingen hebt u aangegeven dat u graag van deze lening af wil en dat u bereid bent om tegen finale kwijting van de gehele lening, een bedrag van € 100.000 (…) te betalen. Gelet op de nog steeds zeer precaire financiële positie van uw bedrijf zijn wij bereid om uw aanbod te aanvaarden.
Wij delen u mede dat [F BEDRIJF] B.V., gelet op uw zeer slechte financiële positie, tegen betaling van € 100.000 (…) bereid is het restant van de lening groot € 353.780 (…) welke [F BEDRIJF] B.V. dan nog op uw vennootschap heeft, kwijt te schelden.
[F BEDRIJF] B.V. verklaart hierbij een bedrag van € 353.780 (…) dat zij van u te vorderen heeft, per heden onherroepelijk kwijt te schelden.
Wij verwachten hiermee een zeer belangrijke bijdrage te hebben geleverd aan de verdere financiële gezondmaking van uw bedrijf.”
De moedermaatschappij van eiseres heeft in 2009 € 100.000 agiokapitaal in eiseres gestort. Eiseres heeft dit bedrag op haar beurt als agio weer doorgestort in [E BEDRIJF] B.V. Met deze storting is € 100.000 afgelost op de Vordering.
In verband met de in 2.8 genoemde kwijtschelding heeft eiseres in haar aangifte vpb 2009 kwijtscheldingswinst in aanmerking genomen ten bedrage van € 353.780 en op dit bedrag heeft zij de kwijtscheldingswinstvrijstelling toegepast.
Bij het vaststellen van de aanslag vpb 2009 heeft verweerder de in de aangifte toegepaste kwijtscheldingswinstvrijstelling gecorrigeerd.
3 Geschil
Tussen partijen is in geschil of de in 2009 gerealiseerde kwijtscheldingswinst is vrijgesteld op grond van artikel 8, eerste lid, van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969 juncto artikel 3.13, eerste lid, onderdeel a, van de Wet IB 2001. Meer specifiek is in geschil of sprake is van niet voor verwezenlijking vatbare rechten in de zin van laatstgenoemde bepaling.
Voor hetgeen de partijen ter ondersteuning van hun standpunten aanvoeren zij verwezen naar de van hen afkomstige stukken.