Rechtbank Noord-Holland, 26-09-2013, ECLI:NL:RBNHO:2013:10904, HAA 10/4511 t/m 10/4518, 10/4520
Rechtbank Noord-Holland, 26-09-2013, ECLI:NL:RBNHO:2013:10904, HAA 10/4511 t/m 10/4518, 10/4520
Gegevens
- Instantie
- Rechtbank Noord-Holland
- Datum uitspraak
- 26 september 2013
- Datum publicatie
- 14 november 2013
- ECLI
- ECLI:NL:RBNHO:2013:10904
- Formele relaties
- Hoger beroep: ECLI:NL:GHAMS:2015:5187, Bekrachtiging/bevestiging
- Zaaknummer
- HAA 10/4511 t/m 10/4518, 10/4520
- Relevante informatie
- Algemene wet bestuursrecht [Tekst geldig vanaf 01-05-2024 tot 01-03-2027]
Inhoudsindicatie
Opzettelijke verzwijging van buitenlandse bankrekening rechtvaardigt boete van 50% nu belanghebbende geen openheid van zaken heeft gegeven. Geen recht op immateriële schadevergoeding nu uitsluitend boetes in geschil zijn en deze boetes reeds zijn verminderd in verband met overschrijding van de redelijke termijn.
Uitspraak
Zittingsplaats Haarlem
Bestuursrecht
Zaaknummers: AWB 10/4511 tot en met 10/4518 en 10/4520
Uitspraakdatum: 26 september 2013
Uitspraak van de meervoudige kamer in de gedingen tussen
[X] , wonende te [Z], eiser,
gemachtigde: mr. drs. S. Bharatsingh,
en
de inspecteur van de Belastingdienst/Utrecht-Gooi, kantoor Hilversum, verweerder.
1 Procesverloop
Verweerder heeft op 17 oktober 2008 aan eiser voor het jaar 1997 een navorderingsaanslag vermogensbelasting opgelegd van € 464 en bij beschikking een bedrag van € 204 aan heffingsrente in rekening gebracht. Verweerder heeft tevens bij beschikking een boete van € 464 opgelegd.
Verweerder heeft op 17 oktober 2008 aan eiser voor het jaar 1998 een navorderingsaanslag vermogensbelasting opgelegd van € 405 en bij beschikking een bedrag van € 167 aan heffingsrente in rekening gebracht. Verweerder heeft tevens bij beschikking een boete van € 405 opgelegd.
Verweerder heeft op 17 oktober 2008 aan eiser voor het jaar 1999 een navorderingsaanslag vermogensbelasting opgelegd van € 367 en bij beschikking een bedrag van € 139 aan heffingsrente in rekening gebracht. Verweerder heeft tevens bij beschikking een boete van € 367 opgelegd.
Verweerder heeft op 24 september 2008 aan eiser voor het jaar 2001 een navorderingsaanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (hierna: ib/pvv) opgelegd van € 454 en bij beschikking een bedrag van € 123 aan heffingsrente in rekening gebracht. Verweerder heeft tevens bij beschikking een boete van € 420 opgelegd.
Verweerder heeft op 24 september 2008 aan eiser voor het jaar 2002 een navorderingsaanslag ib/pvv opgelegd van € 420 en bij beschikking een bedrag van € 100 aan heffingsrente in rekening gebracht. Verweerder heeft tevens bij beschikking een boete van € 420 opgelegd.
Verweerder heeft op 24 september 2008 aan eiser voor het jaar 2003 een navorderingsaanslag ib/pvv opgelegd van € 420 en bij beschikking een bedrag van € 88 aan heffingsrente in rekening gebracht. Verweerder heeft tevens bij beschikking een boete van € 420 opgelegd.
Verweerder heeft op 24 september 2008 aan eiser voor het jaar 2004 een navorderingsaanslag ib/pvv opgelegd en bij beschikking heffingsrente in rekening gebracht. Verweerder heeft tevens bij beschikking een boete opgelegd.
Verweerder heeft op 24 september 2008 aan eiser voor het jaar 2005 een navorderingsaanslag ib/pvv opgelegd en bij beschikking heffingsrente in rekening gebracht. Verweerder heeft tevens bij beschikking een boete opgelegd.
Verweerder heeft op 17 oktober 2008 aan eiser voor het jaar 2000 een navorderingsaanslag vermogensbelasting opgelegd van € 406 en bij beschikking een bedrag van € 128 aan heffingsrente in rekening gebracht. Verweerder heeft tevens bij beschikking een boete van € 406 opgelegd.
Verweerder heeft bij uitspraken op bezwaar van 23 juli 2010 de navorderingsaanslagen en de beschikkingen gehandhaafd.
Eiser heeft beroep ingesteld tegen de voornoemde uitspraken op bezwaar.
Verweerder heeft de navorderingsaanslagen ib/pvv voor de jaren 2004 en 2005 en de daarmee samenhangende beschikkingen vernietigd (beroepen 10/4517 en 10/4518). Verweerder heeft op de overige zaken betrekking hebbende stukken overgelegd en een verweerschrift ingediend (beroepen 10/4511 tot en met 10/4516 en 10/4520).
Eiser heeft op 25 november 2010 de beroepen 10/4517 en 10/4518 ingetrokken en verzocht om verweerder te veroordelen in de proceskosten.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 15 augustus 2013.
Namens eiser is verschenen de gemachtigde. Namens verweerder is verschenen mr. H.R. Gras.
2 Tussen partijen vaststaande feiten
Op 8 februari 2008 heeft verweerder aan eiser en zijn echtgenote per brief een verzoek om informatie gezonden. In de brief staat vermeld dat uit onderzoek van de Belastingdienst is gebleken dat eiser en zijn echtgenote gerechtigd zijn (geweest) tot vermogensbestanddelen in het buitenland. Aan eiser en zijn echtgenote is verzocht om het bijgevoegde formulier ‘Opgaaf Buitenlands vermogen’ in te vullen en binnen tien werkdagen terug te sturen. In de brief zijn eiser en zijn echtgenote gewezen op de verplichting om de gevraagde gegevens en inlichtingen te verstrekken en op de gevolgen die intreden indien eiser en zijn echtgenote niet aan deze verplichting voldoen.
Bij brief van 14 februari 2008 heeft de gemachtigde namens eiser en zijn echtgenote op het onder 2.1 bedoelde verzoek gereageerd. In de brief heeft de gemachtigde meegedeeld dat hij nog niet in de gelegenheid is om inhoudelijk op het verzoek te reageren en verweerder verzocht om de bescheiden te overleggen waarop het vermoeden is gebaseerd dat eiser en zijn echtgenote vermogensbestanddelen in het buitenland bezitten die zij niet in hun aangiften ib/pvv hebben vermeld. Tot slot heeft de gemachtigde aangekondigd niet eerder dan einde week 10 op het verzoek te kunnen reageren.
Bij brief van 18 februari 2008 heeft verweerder op de onder 2.2 bedoelde brief gereageerd. Verweerder heeft in de brief ten eerste verzocht om een machtiging, ten tweede herhaald dat eiser en zijn echtgenote de vragen moeten beantwoorden omdat het om een simpele vragenbrief gaat die zonder uitgebreide fiscale voorbereiding kan worden ingevuld en ten derde meegedeeld dat hij aan het verzoek om bescheiden geen gehoor zal geven. Verweerder heeft opnieuw gewezen op de gevolgen indien de gevraagde gegevens niet worden verstrekt.
Bij brief van 25 februari 2008 heeft de gemachtigde de gevraagde machtiging verstrekt.
Bij brief van 3 maart 2008 heeft verweerder de gemachtigde een herinnering gestuurd en aangedrongen op beantwoording van de vragen op het formulier binnen vijf werkdagen. Eiser en zijn gemachtigde hebben niet op deze brief gereageerd.
Op 2 april 2008 heeft de FIOD-ECD een verzoek om wederzijdse bijstand gezonden aan het Bundeszentralamt für Steuern in Bonn, Duitsland. Het verzoek betreft eiser en zijn echtgenote. Als betrokken rechtspersoon in Duitsland is genoemd [A BEDRIJF] te [A PLAATS] (en [B BEDRIJF]). Onder het kopje ‘Inhalt des Ersuchens’ staat vermeld:
“Die niederländische Steuerbehörde hat bezüglich des Herrn [X] und der Frau [A], [ADRES] Auskünfte über den Besitz eines Bankkontos, mit der Nummer [A NUMMER], bei der [A BEDRIJF] erhalten. Das Konto wurde im Oktober 1982 eröffnet.
Herr und Frau [X] haben erklärt, ihnen seien kein Bankkonto bei der [A BEDRIJF] bekannt. In der Einkommens-/Vermögenssteuererklärung wird kein Vermögen im Ausland angegeben.”
Bij brief van 14 juli 2008 heeft de FIOD-ECD het antwoord van de Duitse autoriteiten naar verweerder doorgezonden (een brief van 8 juli 2008). Bij de brief is een brief van [A BEDRIJF] van 13 mei 2008 gevoegd. Uit laatstgenoemde brief kan worden afgeleid dat eiser en zijn echtgenote bij [A BEDRIJF] met ingang van 12 oktober 1982 over diverse bankrekeningen beschikten. Bij de brief zijn diverse bijlagen gevoegd over de aangehouden bankrekeningen, waaronder overzichten voor de jaren 1998 tot en met 2003. Voor de eerdere jaren zijn de gegevens volgens [A BEDRIJF] niet meer beschikbaar.
Bij brief van 31 juli 2008 heeft verweerder aan de gemachtigde een kennisgeving navorderingsaanslagen ib/pvv en vermogensbelasting over de periode 1996 tot en met 2005 gezonden. Een deel van de voorgenomen navorderingsaanslagen is gebaseerd op schattingen en gemiddelden, omdat [A BEDRIJF] voor de jaren 1996 en 1997 niet meer over de relevante gegevens beschikte en eiser geen verklaring heeft gegeven over de besteding of overboeking van de van deze bankrekeningen opgenomen gelden. Tevens heeft verweerder aangekondigd dat hij boetes van 100% zal opleggen wegens (voorwaardelijke) opzet met strafverzwarende omstandigheden. Bij de brief zijn diverse bijlagen en berekeningen gevoegd. Verweerder heeft de gemachtigde in de gelegenheid gesteld om binnen twee weken na dagtekening van de brief de gronden van de navorderingsaanslagen en boetes te betwisten. Eiser en zijn gemachtigde hebben niet op deze brief gereageerd.
Bij brief van 10 september 2008 heeft verweerder bevestigd dat hij de aangekondigde navorderingsaanslagen en boetes zal opleggen.
Bij het bezwaarschrift van 20 oktober 2008 heeft de gemachtigde aangevoerd dat bij de berekening van de navorderingsaanslagen geen rekening is gehouden met bewaarloon en met buitenlandse bronheffing. Voor de jaren 1997 tot en met 2003 gaat eiser volgens de gemachtigde akkoord met de aangebrachte correcties. Voor de jaren 2004 en 2005 gaat eiser niet akkoord, omdat de bankrekeningen in 2003 zouden zijn opgeheven. Voor de boetes doet de gemachtigde een beroep op de regeling voor belastingplichtigen die openheid van zaken geven. Tevens verwijst de gemachtigde naar de prejudiciële vragen die zijn gesteld aan het Hof van Justitie van de Europese Unie over de verlengde navorderingstermijn. Voor de vermogensbelasting doet de gemachtigde een beroep op de oudedagsvrijstelling. Voorts verzoekt de gemachtigde om vermindering van de grondslag in box 3 voor de jaren 2001 tot en met 2003 met de heffingsrente en de boete. Bij het bezwaarschrift is een overzicht bijgesloten van [A BEDRIJF] van 14 maart 2008 met gegevens van de bankrekeningen tot en met 2003.
Bij brief van 18 december 2008 heeft verweerder aan de gemachtigde om aanvullende gegevens verzocht, zoals bewijs dat eiser bewaarloon heeft betaald, dat bronheffing is ingehouden en dat de bankrekeningen zijn opgeheven. Voorts heeft verweerder aangedrongen op antwoord op de vragenbrief van 8 februari 2008 om duidelijkheid te krijgen over de besteding van het saldo dat aanwezig was op de bankrekeningen.
Bij brief van 19 december 2008 heeft verweerder aan eiser om nadere gegevens verzocht over door hem en/of zijn echtgenote aangehouden buitenlandse bankrekeningen.
Bij brief van 14 januari 2009 heeft de gemachtigde aan verweerder enkele overzichten van [A BEDRIJF] gezonden waaruit bewaarloon voor de jaren 1998 en 1999 blijkt en verzocht om een standpunt over de vraag of de boete in box 3 als schuld kan worden opgenomen. Voorts heeft de echtgenote van eiser de ‘Opgaaf Buitenlands vermogen’ ingevuld. Dit formulier is als bijlage bij de brief gevoegd. Op het formulier heeft de echtgenote van eiser vermeld dat zij gerechtigd is geweest tot een of meerdere buitenlandse bankrekeningen en dat deze bankrekeningen zijn aangehouden bij de [A BEDRIJF] in Duitsland. Voorts heeft de echtgenote van eiser een rekeningnummer ingevuld en geschat dat de bankrekening tussen 1980 en 1988 is geopend.
Bij brief van 4 februari 2009 heeft verweerder aan de gemachtigde meegedeeld dat de omkering van de bewijslast van toepassing is. Voorts heeft verweerder aangedrongen op beantwoording van de al verzonden vragenbrieven. Uit de door eiser overgelegde stukken blijkt volgens verweerder dat het saldo van slechts een van de aangehouden bankrekeningen is uitbetaald. Verweerder acht de beantwoording van de vragenbrieven door eiser ook op dit punt essentieel. Tot slot heeft verweerder een (afwijzend) standpunt ingenomen over de opname van de boete in box 3. Verweerder heeft de gemachtigde verzocht om voor 25 februari 2009 te reageren.
Bij brief van 20 augustus 2009 heeft verweerder aan de gemachtigde een voornemen tot uitspraak op bezwaar gezonden. Verweerder heeft aangekondigd rekening te zullen houden met het bewaarloon en de ingehouden bronheffing, maar alle overige gronden en het verzoek om proceskostenvergoeding te zullen afwijzen. Verweerder heeft de gemachtigde de gelegenheid geboden om een afspraak te maken om te worden gehoord.
Bij brief van 24 juni 2010 heeft verweerder aangekondigd dat uitspraak op bezwaar zal worden gedaan conform de brief van 20 augustus 2009.
3 Geschil
Voor de beroepen 10/4511 tot en met 10/4516 en 10/4520 is in geschil of de boetes tot de juiste bedragen zijn opgelegd. Het geschil spitst zich toe op de vraag of sprake is van strafverzwarende omstandigheden, of de boetes dienen te worden verminderd omdat eiser volledige openheid van zaken heeft gegeven en of de redelijke termijn is overschreden. De overschrijding van de redelijke termijn dient volgens eiser te leiden tot vermindering van de boetes en tot toekenning van een immateriëleschadevergoeding. Voor de beroepen 10/4517 en 10/4518 is uitsluitend de proceskostenvergoeding in geschil.