Rechtbank Noord-Holland, 15-04-2014, ECLI:NL:RBNHO:2014:4324, HAA 13/998 en HAA 13/999
Rechtbank Noord-Holland, 15-04-2014, ECLI:NL:RBNHO:2014:4324, HAA 13/998 en HAA 13/999
Gegevens
- Instantie
- Rechtbank Noord-Holland
- Datum uitspraak
- 15 april 2014
- Datum publicatie
- 14 mei 2014
- ECLI
- ECLI:NL:RBNHO:2014:4324
- Zaaknummer
- HAA 13/998 en HAA 13/999
- Relevante informatie
- Algemene wet bestuursrecht [Tekst geldig vanaf 01-05-2024 tot 01-08-2024]
Inhoudsindicatie
Informatiebeschikkingen is terecht opgelegd. De omstandigheid dat de renseignementen gegevens bevatten over het jaar 1996 doet daaraan niet af, nu uit die omstandigheid niet kan worden afgeleid dat de gevraagde gegevens en inlichtingen niet (meer) van belang kunnen zijn voor de belastingheffing van eisers voor het onderhavige jaar. Beroep ontvankelijk
Uitspraak
RECHTBANK NOORD-HOLLAND
Zittingsplaats Haarlem
Bestuursrecht
Zaaknummers: AWB 13/998 en AWB 13/999
Uitspraakdatum: 15 april 2014
Uitspraak van de meervoudige kamer in de gedingen tussen
[x] , eiser,
en
[y] , eiseres, beiden wonende te [z],
hierna gezamenlijk ook te noemen: eisers,
gemachtigde: mr. drs. S. Bharatsingh,
en
de inspecteur van de Belastingdienst, kantoor Hoofddorp, verweerder.
13/3179
1. Ontstaan en loop van de gedingen
1.1. Verweerder heeft met dagtekening 13 februari 2012 twee informatiebeschikkingen in de zin van artikel 52a van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (hierna: de AWR) genomen met betrekking tot de op te leggen aanslagen inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen (hierna: ib/pvv) over het jaar 2009. Eén beschikking is vastgesteld ten name van eiser en de andere ten name van eiseres.
1.2. Verweerder heeft bij afzonderlijke uitspraken op bezwaar van 15 november 2012 de informatiebeschikkingen gehandhaafd.
1.3. Eisers hebben daartegen bij brieven van 12 februari 2013, ontvangen door de rechtbank op 13 februari 2013, beroep ingesteld.
1.4. Verweerder heeft op de zaken betrekking hebbende stukken overgelegd en twee afzonderlijke verweerschriften ingediend.
1.5. Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 11 maart 2014. De gemachtigde is ter zitting verschenen. Namens verweerder zijn verschenen K.H. Kippersluis en P. Brouwer.
2 Tussen partijen vaststaande feiten
Eiseres, geboren op [geboortedatum 1], heeft voor het jaar 2009 aangifte ib/pvv gedaan naar een verzamelinkomen van € 14.866 en een rendementsgrondslag van € 184.325. In de aangifte is geen melding gemaakt van in het buitenland aangehouden rekeningen.
Eiser, geboren op [geboortedatum 2], heeft voor het jaar 2009 aangifte ib/pvv gedaan naar een verzamelinkomen van € 33.297 en een rendementsgrondslag van € 72.563. Ook in deze aangifte is geen melding gemaakt van in het buitenland aangehouden rekeningen.
Verweerder heeft over eerdere jaren dan 2009 belastingaanslagen aan eisers opgelegd ter zake van inkomsten uit een Luxemburgse bankrekening bij [bank]Aangaande de identificatie van eisers als rekeninghouders heeft de rechtbank in haar uitspraak van 25 september 2012 (zaaknummers AWB 09/2560, AWB AWB 11/5936, AWB 11/5937 en AWB 09/2559) het volgende geoordeeld:
“2.2.1. Bij brief van 18 februari 2005 heeft de Belgische Bijzondere Belastinginspectie (hierna: BBI) in het kader van spontane uitwisseling van inlichtingen op grond van de EG-richtlijn van 19 december 1977 betreffende de wederzijdse bijstand van de bevoegde autoriteiten van de Lid-Staten op het gebied van de directe belastingen en heffingen op verzekeringspremies (77/799/EEG, hierna: de Richtlijn) gegevens verstrekt aan de FIOD ECD/Team Internationaal te Haarlem.
De hiervoor bedoelde gegevens bestaan uit een nota (hierna: de Nota) en twaalf bijlagen, genummerd B.1, B.2, enzovoorts.
(…)
Identificatie
Op de rekeningstandenlijsten zijn onder meer de volgende gegevens vermeld.
Lijst B.1:
“Date: 9/05/96 (…)RACINE * NAME *CCY* CURRENT ACCOUNTS * DEPOSITS * [NUMMER] [y] NLG 9,005.79 .00
BONDS * SHARES / OPTIONS * INV. FUNDS * TOTAL **426,385.000 .00 .00 435,390.79 ”
Lijst B.2:
“Date: 11/28/96 (…)RACINE * NAME *CCY* CURRENT ACCOUNTS * DEPOSITS * [NUMMER] [y]. NLG 912.61 .00
BONDS * SHARES / OPTIONS * INV. FUNDS * TOTAL **431,855.00 .00 .00 423,767.61 “
Tijdens het proces van identificatie bleek dat er in het BVR slechts één persoon voorkomt die van zichzelf [x] heet en gehuwd is met iemand die de achternaam [y] draagt, terwijl de namencombinatie [y] in het BVR niet voorkomt. Het betreft dan ook een unieke naam-naamcombinatie.
Naar aanleiding van bovenstaande gegevens zijn eisers als rekeninghouder geïdentificeerd.
(…)
De rechtbank stelt voorop dat op verweerder de bewijslast rust om aannemelijk te maken dat eisers rechthebbenden waren tot een tegoed bij [bank]. Verweerder heeft zijn standpunt dat eisers rechthebbenden waren tot een tegoed bij [bank] gebaseerd op de renseignementen, zoals die door de Belgische autoriteiten op 18 februari 2005 aan de FIOD-ECD Team Internationaal zijn verstrekt, in het bijzonder op de gegevens op de rekeningstandenlijsten B1 en B2.De rechtbank deelt de twijfel van eisers met betrekking tot de authenticiteit van deze renseignementen niet. Gelet op de toelichting die is ontvangen van de Belgische autoriteiten bij de brief van 18 februari 2005, heeft de rechtbank geen aanleiding voor de veronderstelling dat de in de renseignementen opgenomen gegevens niet van [bank] afkomstig zouden zijn. Daarnaast is van belang dat ook uit de informatie die van de rekeninghouders is verkregen die hebben erkend een rekening bij [bank] aan te houden of te hebben aangehouden, niet valt af te leiden dat er sprake zou zijn van onjuiste of onbetrouwbare informatie. In dit licht is de enkele stelling van eisers dat [bank] heeft ontkend dat de renseignementen van haar afkomstig zijn, geen grond voor een ander oordeel. Dat eisers op hun eigen computer op eenvoudige wijze een document kunnen maken dat overeenkomt met de rekeningstandenlijsten doet aan vorenstaande niet af, nu het voor de beoordeling van de betrouwbaarheid gaat om de vraag of de in de renseignementen opgenomen gegevens afkomstig zijn van [bank]. De rechtbank is dan ook van oordeel dat van de juistheid van de in de renseignementen opgenomen gegevens kan worden uitgegaan.
Voorts hebben eisers aangevoerd dat de identificatie louter aan de hand van de achternaam “[y]” te marginaal van aard is om als betrouwbare identificatie te gelden. Verder heeft verweerder volgens eisers ten onrechte nagelaten het register te raadplegen waarin Nederlanders woonachtig in het buitenland staan opgenomen, teneinde te onderzoeken of daarin geen personen staan vermeld met dezelfde namen die op de rekeningstandenlijsten voorkomen. De rechtbank overweegt daartoe als volgt. Verweerder heeft de gegevens van de rekeninghouders zoals vermeld op de rekeningstandenlijsten vergeleken met de gegevens in het het BVR. De gegevens in het BVR zijn voor wat betreft natuurlijke personen afkomstig van de gemeentelijke basisadministratie. In dit bestand zijn bovendien, blijkens de verklaring van verweerder, ook Nederlanders die zijn geëmigreerd naar het buitenland opgenomen. Uit de door verweerder overgelegde schermprints van de in het BVR opgenomen personen blijkt dat er slechts één persoon voorkomt met de achternaam [x] die gehuwd is met een persoon met de achternaam [y]. De rechtbank heeft geen aanleiding om aan de juistheid van deze uitkomst te twijfelen. Verweerder heeft tot slot nog geverifieerd of de betreffende namen niet tevens in het Belgische register voorkwamen. Met voormeld onderzoek, waaruit de unieke combinatie van de achternaam van eiser tezamen met de achternaam van zijn echtgenote in het BVR naar voren is gekomen, heeft verweerder naar het oordeel van de rechtbank aannemelijk gemaakt dat eisers rechthebbenden waren tot de rekening bij [bank] met rekeningnummer [NUMMER].
Anders dan eisers betogen acht de rechtbank deze wijze van identificatie niet te marginaal. De rechtbank acht daarbij van belang dat uit het identificatieproces via het BVR slechts één "hit" naar voren kwam en dat de genoemde combinatie van de achternaam van eiser tezamen met de achternaam van zijn echtgenote bovendien zo specifiek is, dat de vermelding op de rekeningstandenlijsten niet op enig andere persoon dan die van eiser en zijn echtgenote kan slaan.
Eisers hebben nog aangevoerd dat het op basis van de Luxemburgse wetgeving mogelijk was om rekeninghouder te zijn zonder economisch eigenaar van de rekening te zijn en dat uit het identificatieproces van verweerder niet blijkt of eisers metterdaad de economisch eigenaar van de genoemde rekening waren. Verweerder heeft aangegeven dat de personen die zijn geïdentificeerd ook de beschikking hadden over de gelden. Naar het oordeel van de rechtbank ligt op eisers, nadat zij als rechthebbenden zijn geïdentificeerd, de last om aannemelijk te maken dat zij niet tevens de economisch eigenaar van de rekening zijn. Eisers hebben echter volstaan met de enkele ontkenning dat zij rekeninghouder zijn en hebben niets naar voren gebracht wat een aanwijzing zou kunnen vormen voor het feit dat zij wel rekeninghouder maar geen economisch eigenaar van de rekening zouden zijn.
Het voorgaande brengt de rechtbank tot de conclusie dat verweerder heeft voldaan aan de op hem rustende bewijslast dat eisers rechthebbenden zijn (geweest) tot een tegoed op een rekening bij [bank].”
Bij brieven van 27 december 2011 heeft verweerder met betrekking tot het belastingjaar 2009 vragen gesteld aan eisers. Op 24 januari 2012 heeft verweerder een herinneringsbrief verstuurd. Eisers hebben deze brieven niet beantwoord. In aansluiting hierop heeft verweerder de in geschil zijnde beschikkingen genomen met herhaling van de gestelde vragen.
3 Geschil
In geschil is in de eerste plaats of eisers tijdig beroep hebben ingesteld. Zo ja, dan is in geschil of de informatiebeschikkingen terecht zijn genomen.
Eisers stellen dat het beroep ontvankelijk is en concluderen tot gegrondverklaring van de beroepen en vernietiging van de uitspraken op bezwaar en van de beschikkingen.
Verweerder concludeert primair tot niet-ontvankelijkverklaring van de beroepen en subsidiair tot ongegrondverklaring van de beroepen.
4 Beoordeling van het geschil
ontvankelijkheid van de beroepen
Ingevolge artikel 3:40 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb) treedt een besluit niet in werking voordat het is bekendgemaakt. Ingevolge artikel 3:41, eerste lid, van de Awb geschiedt de bekendmaking van besluiten die tot een of meer belanghebbenden zijn gericht, door toezending of uitreiking aan hen.
Ingevolge artikel 6:7 van de Awb bedraagt de termijn voor het indienen van een beroepschrift zes weken. Deze termijn vangt ingevolge artikel 26c van de AWR aan op de dag na die van dagtekening van een uitspraak op bezwaar, tenzij de dag van dagtekening is gelegen vóór de dag van de bekendmaking.
Indien een besluit niet op de voorgeschreven wijze is bekendgemaakt, vangt de bezwaartermijn pas aan op de dag van de ontvangst door de belanghebbende of zijn vertegenwoordiger van het besluit (vergelijk HR 12 april 1978, nr. 18 686BNB 1978/128 en HR 25 augustus 1982, nr. 21 315, BNB 1982/259); het besluit moet in dat geval worden geacht de voorafgaande dag aan de belanghebbende te zijn toegezonden (vergelijk HR 15 maart 2000, nr. 34 999, BNB 2000/220).
De dagtekening van de bestreden uitspraken op bezwaar is 15 november 2012, zodat de termijn voor het indienen van een beroepschrift in beginsel eindigde op 27 december 2012. De beroepschriften zijn op 13 februari 2013, dus buiten die termijn, bij de rechtbank ontvangen. Eisers hebben betwist dat de uitspraken op bezwaar door verweerder op of rond de datum van dagtekening zijn verzonden. Bij betwisting van de verzending rust de bewijslast dat een besluit op de voorgeschreven wijze is bekendgemaakt op verweerder (vergelijk HR 23 november 2007, ECLI:NL:HR:2007:BB8440).
Verweerder heeft hiertoe ter zitting gesteld dat als een uitspraak op bezwaar gereed is voor verzending, de afdeling post van de Belastingdienst de uitspraak op bezwaar naar de belastingplichtige of diens gemachtigde (per gewone brief) verstuurt. Naar het oordeel van de rechtbank is deze enkele toelichting op de gebruikelijke gang van zaken, zonder dat verweerder aanvullend concreet bewijs levert in de vorm van bijvoorbeeld een deugdelijke verzendadministratie waaruit de verzending van de onderhavige uitspraken op bezwaar blijkt, onvoldoende om aannemelijk te achten dat de onderhavige uitspraken op bezwaar naar het adres van de gemachtigde van eisers zijn verzonden. De rechtbank is derhalve van oordeel dat de bezwaartermijn eerst is aangevangen na ontvangst van de afschriften van de uitspraken op bezwaar. Eisers gemachtigde heeft namelijk gesteld een kopie van de uitspraken op bezwaar, na telefonisch contact met de Belastingdienst, op 31 januari 2013 te hebben ontvangen. Bij gebreke van een concrete betwisting door verweerder gaat de rechtbank ervan uit dat de afschriften inderdaad op die datum zijn ontvangen en alsdan de beroepstermijn is aangevangen, zodat de beroepschriften tijdig zijn ontvangen. Eisers zijn ontvankelijk in hun beroep.
geldigheid informatiebeschikkingen
Op grond van artikel 47, eerste lid, van de AWR is ieder gehouden desgevraagd aan de inspecteur gegevens en inlichtingen te verstrekken welke voor de belastingheffing te zijnen aanzien van belang kunnen zijn. Op grond van het bepaalde in artikel 52a van de AWR kan de inspecteur bij voor bezwaar vatbare beschikking vaststellen dat niet of niet volledig aan de verplichtingen van artikel 47 is voldaan. Bij een eventueel bezwaar tegen een belastingaanslag wordt deze op grond van artikel 25 van de AWR gehandhaafd als de daarop betrekking hebbende informatiebeschikking onherroepelijk is geworden, tenzij zou zijn gebleken dat en in hoeverre de aanslag onjuist is.
In haar hiervoor onder 2.3 genoemde uitspraak van 25 september 2012 heeft de rechtbank geoordeeld dat eisers gerechtigd zijn (geweest) tot een bankrekening bij [bank]De rechtbank ziet, mede gelet op voornoemde bijlagen en de hiervoor geschetste gang van zaken omtrent de identificatie van eisers als rekeninghouders, geen reden om van dit eerdere oordeel af te wijken. Aan de enkele ontkenningen van eisers in dezen hecht de rechtbank geen geloof.
Naar het oordeel van de rechtbank kunnen de door verweerder gevraagde gegevens en inlichtingen van belang zijn voor de vaststelling van de voor het jaar 2009 op te leggen aanslagen ib/pvv aan eisers.
Hieraan kan niet afdoen de enkele omstandigheid dat de renseignementen gegevens bevatten over het jaar 1996, nu uit die omstandigheid niet kan worden afgeleid dat de gevraagde gegevens en inlichtingen niet (meer) van belang kunnen zijn voor de belastingheffing van eisers voor het onderhavige jaar. Het valt immers niet uit te sluiten dat eisers in jaren na 1996 nog steeds houder waren van de gewraakte bankrekening. Nu het voorts een algemene ervaringsregel is dat buitenlandse bankrekeningen voor een periode van meerdere jaren worden aangehouden, vraagt dit om een nadere toelichting van de zijde van eisers.
Onder deze omstandigheden rust op eisers ingevolge artikel 47, eerste lid, van de AWR de verplichting de gevraagde gegevens en inlichtingen te verstrekken. Het andersluidende oordeel van de rechtbank te Breda in haar uitspraak van 20 september 2012 (nr. 12/1937, ECLI:NL:RBBRE:2012:BY2216) doet hieraan niet af. Eisers hebben niet aan de verplichting tot verstrekking van gegevens en inlichtingen voldaan en zullen daartoe alsnog in de gelegenheid worden gesteld.