Home

Rechtbank Noord-Holland, 14-12-2015, ECLI:NL:RBNHO:2015:11888, AWB - 15 _ 623

Rechtbank Noord-Holland, 14-12-2015, ECLI:NL:RBNHO:2015:11888, AWB - 15 _ 623

Gegevens

Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Datum uitspraak
14 december 2015
Datum publicatie
4 april 2016
ECLI
ECLI:NL:RBNHO:2015:11888
Zaaknummer
AWB - 15 _ 623
Relevante informatie
Gemeentewet [Tekst geldig vanaf 01-04-2023 tot 01-01-2024] art. 228a

Inhoudsindicatie

Riooheffing: De recreatiewoningen zijn indirect aangesloten op de riolering van de gemeente, zodat het belastbare feit zich heeft voorgedaan. Verweerder heeft voldoende inzicht verschaft in de ramingen. Eiseres heeft onvoldoende onderbouwd dat de opbrengstlimiet is overschreden.

Uitspraak

Zittingsplaats Alkmaar

zaaknummer: ALK 15/623

(gemachtigde: mr. E.C.W. van der Poel),

en

Procesverloop

Verweerder heeft aan eiseres met dagtekening 22 februari 2014 aanslagen rioolheffing voor het jaar 2014 opgelegd.

Verweerder heeft de aanslagen bij uitspraak op bezwaar gehandhaafd.

Eiseres heeft daartegen beroep ingesteld.

Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 23 november 2015 te Alkmaar.

Namens eiseres zijn gemachtigde voornoemd en [A] verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door T.J. de Lange en K. Brouwer.

Overwegingen

Feiten

1. De aanslagen rioolheffing hebben betrekking op de recreatiewoningen ter plaatse aangeduid als [locatie] op het [vakantiepark] (hierna: het Vakantiepark).

2. Vanuit de recreatiewoningen wordt afvalwater geloosd op het riool van het Vakantiepark. Dit riool is ter hoogte van de [B] aangesloten op een persleiding, die in eigendom toebehoort aan en onderhouden wordt door de gemeente [P] . De persleiding is ter hoogte van de [C] aangesloten op het riool van het Hoogheemraadschap [D] .

Geschil

3. Tussen partijen is in geschil of de aanslagen rioolheffing terecht aan eiseres zijn opgelegd.

4. Eiseres stelt zich op het standpunt dat de aanslagen rioolheffing ten onrechte zijn opgelegd. Zij voert daartoe het volgende aan. Het afvalwater wordt vanuit de recreatiewoningen geloosd op een riool dat in eigendom toebehoort aan het Vakantiepark en dat geen deel uitmaakt van de gemeentelijke riolering. [E] heeft 50% van de persleiding tussen de [B] en de [C] betaald. Uit praktische overwegingen is de persleiding aan de toenmalige gemeente [F] overgedragen. De recreatiewoningen zijn weliswaar indirect aangesloten op de riolering van de gemeente, maar bij de beoordeling van het beroep kan niet aan deze voorgeschiedenis voorbij worden gegaan. Er is geen sprake van een perceelsgebonden belang bij de gemeentelijke bezorgtaken. Voor het geval de Verordening rioolheffing 2014 van de gemeente [P] (hierna: de Verordening) wel op eiseres kan worden toegepast, is deze (partieel) onverbindend omdat de geraamde baten de geraamde lasten overstijgen. Eiseres concludeert tot gegrondverklaring van het beroep, vernietiging van de uitspraak op bezwaar en vernietiging, althans vermindering tot nihil, van de aanslagen.

5. Verweerder stelt zich op het standpunt dat de aanslagen rioolheffing terecht zijn opgelegd. Hij voert daartoe het volgende aan. De recreatiewoningen zijn indirect aangesloten op de gemeentelijke riolering in de zin van de Verordening. Daarmee is voldaan aan het belastbaar feit voor de rioolheffing. Dat [E] 50% van de kosten van de persleiding heeft betaald is niet relevant voor de belastingplicht voor de rioolheffing. Deze kosten worden niet via de rioolheffing verhaald. De geraamde baten gaan niet uit boven de geraamde lasten. Verweerder concludeert tot ongegrondverklaring van het beroep.

Beoordeling van het geschil

6. Op grond van artikel 228a van de Gemeentewet kan een rioolheffing worden geheven. Het artikel luidt, voor zover hier van belang:

“1. Onder de naam rioolheffing kan een belasting worden geheven ter bestrijding van de kosten die voor de gemeente verbonden zijn aan:

a. de inzameling en het transport van huishoudelijk afvalwater en bedrijfsafvalwater, alsmede de zuivering van huishoudelijk afvalwater, en

b. de inzameling van afvloeiend hemelwater en de verwerking van het ingezamelde hemelwater, alsmede het treffen van maatregelen teneinde structureel nadelige gevolgen van de grondwaterstand voor de aan de grond gegeven bestemming zoveel mogelijk te voorkomen of te beperken. […]”

7. De Memorie van Toelichting bij het wetsvoorstel dat heeft geleid tot invoering van de rioolheffing vermeldt:

“Dit wetsvoorstel bevat daarom ook een voorstel tot het creëren van een nieuwe rioolheffing in een nieuw, in de Gemeentewet in te voegen, artikel 228a, uit de opbrengst waarvan de in dit wetsvoorstel bedoelde taken kunnen worden bekostigd. Uiteraard met de kanttekening dat de heffing dus maximaal kostendekkend mag zijn. De nieuwe rioolheffing treedt in

de plaats van het huidige rioolrecht. De gemeenten krijgen er per saldo dus geen extra heffing bij; het huidige bekostigingsinstrument wordt aangepast aan de bredere taakinvulling.”

(Tweede Kamer, vergaderjaar 2005–2006, 30 578, nr. 3, blz. 21)

8. In de openbare raadsvergadering van 16 december 2013 heeft de raad van de gemeente [P] de Verordening vastgesteld. Deze luidt, voor zover hier van belang:

“Artikel 1 Begripsomschrijvingen

Deze verordening verstaat onder:

a. perceel: een roerende zaak of een onroerende zaak of een zelfstandig gedeelte daarvan;

b. gemeentelijke riolering: een voorziening of combinatie van voorzieningen voor inzameling, verwerking, zuivering of transport van afvalwater, hemelwater of grondwater, in eigendom, in beheer of in onderhoud bij of voor rekening van de gemeente;

[…]

Artikel 3 Belastbaar feit en belastingplicht

1. De rioolheffing wordt geheven van degene die bij het begin van het belastingjaar het genot heeft krachtens eigendom, bezit of beperkt recht van een perceel dat direct of indirect is aangesloten op de gemeentelijke riolering. […]”

9. De rechtbank gaat voorbij aan het betoog van eiseres dat er in casu geen sprake is van een perceelsgebonden belang bij de gemeentelijke bezorgtaken, omdat dit gelet op de omschrijving van het belastbaar feit in de Verordening voor de beoordeling van het beroep niet van belang is. Ter zitting heeft eiseres bevestigd dat de desbetreffende percelen indirect zijn aangesloten op de gemeentelijke riolering als gedefinieerd in de Verordening. Daaruit volgt dat het belastbaar feit zich heeft voorgedaan en dat de aanslagen in zoverre terecht zijn opgelegd.

10. Uit haar nadere toelichting ter zitting begrijpt de rechtbank dat het eiseres stoort dat de eigenaren van recreatiewoningen op een ander vakantiepark in de gemeente [P] geen rioolheffing betalen omdat tot de riolering waarop zij lozen geen leiding behoort die bij de gemeente [P] in eigendom, beheer of onderhoud is. Nu deze eigenaren kennelijk niet lozen op de gemeentelijke riolering als gedefinieerd in de Verordening, kunnen zij echter - anders dan eiseres - niet als belastingplichtig voor de rioolheffing worden aangemerkt.

11. De Hoge Raad heeft in zijn arrest van 24 april 2009 (ECLI:NL:HR:2009:BI1968) uiteengezet hoever de motiveringsplicht van de heffingsambtenaar reikt indien een beroep op de overschrijding van de opbrengstlimiet van artikel 229b van de Gemeentewet wordt gedaan. Indien een belanghebbende aan de orde stelt of de in artikel 229b, lid 1, van de Gemeentewet bedoelde geraamde baten de in dat artikel bedoelde geraamde "lasten ter zake" hebben overschreden, dient de heffingsambtenaar inzicht te verschaffen in de desbetreffende ramingen.

12. Nu eiseres overschrijding van de opbrengstlimiet aan de orde heeft gesteld, rust op verweerder de last inzicht te verschaffen in de ramingen. Verweerder wijst in dit verband naar een uitgavenoverzicht 2013-2072 (hierna: het Uitgavenoverzicht), een memo van de hand van ing. [G] met als onderwerp ‘kostendekkingsplan variant 3 waarin wijzigingen op verzoek gemeente worden doorgevoerd’ van 25 november 2013 (hierna: het Memo), een overzicht uit het grootboek met de geraamde opbrengst rioolheffing 2014 en naar het Verbreed Gemeentelijk Rioleringsplan 2013-2016 (hierna: het Rioleringsplan) op de gemeentelijke website www. [P] .nl.

13. De rechtbank stelt voorop dat verweerder de gegevens die hij gebruikt om inzicht te verschaffen in de ramingen van baten en lasten op zodanige wijze dient te presenteren dat op eenvoudige wijze kan worden vastgesteld of de opbrengstlimiet al dan niet wordt overschreden. Bovendien dient verweerder rekening te houden met het beginsel van goede procesorde, hetgeen onder andere meebrengt dat verweerder de gegevens tijdig en op inzichtelijke wijze inbrengt. Uit het Uitgavenoverzicht zijn de lasten in 2014 weliswaar af te leiden, maar gegevens over de opbrengsten zijn pas ter zitting overgelegd. Eerst nadat ter zitting aan verweerder is voorgehouden dat op basis van de verstrekte gegevens de geraamde baten de geraamde lasten in 2014 lijken te overschrijden, heeft verweerder toegelicht dat gebruik wordt gemaakt van een tariefegalisatievoorziening en dat dit uit het Rioleringsplan kan worden afgeleid. Verweerder heeft echter verzuimd de exacte vindplaats aan te duiden en het Rioleringsplan te overleggen. Door de gegevens op deze wijze te presenteren is verweerder de grenzen van een redelijke inspanning naar het oordeel van de rechtbank wel erg dicht genaderd. In het onderhavige geval ziet de rechtbank echter onvoldoende aanleiding om daaraan ten nadele van verweerder gevolgen te verbinden. Zij overweegt daartoe als volgt.

14. Ter zitting heeft verweerder ter toelichting op de geraamde lasten van € 3.059.990 en baten van € 3.450.000 in het jaar 2014 opgemerkt dat de gemeente is uitgegaan van een periode van 60 jaar, dat er gebruik gemaakt wordt van een tariefegalisatievoorziening ter voorkoming van sterke fluctuaties in de tarieven en dat deze voorziening is opgenomen in het Rioleringsplan dat via de gemeentelijke website beschikbaar is. Voorts heeft verweerder toegelicht dat het Memo de cijfermatige uitwerking bevat van het kostendekkingsplan waartoe de gemeenteraad uiteindelijk besloten heeft. Hoewel het Rioleringsplan niet in deze procedure is ingebracht, heeft de rechtbank in de omstandigheid dat eiseres - naar zij ter zitting heeft verklaard - daarvan wel kennis heeft genomen aanleiding gezien dit via de website van de gemeente [P] te raadplegen.

15. De rechtbank heeft geconstateerd dat de vorming van een tariefegalisatievoorziening in paragraaf 8.1.2 op bladzijde 69 van het Rioleringsplan expliciet wordt genoemd. Voorts bevat bijlage 10 bij het Rioleringsplan zes varianten van kostendekkingsplannen waarin lasten, baten en de stand van de tariefegalisatievoorziening telkens per jaar cijfermatig zijn uitgewerkt. Blijkens de uitspraak op bezwaar heeft verweerder reeds toen naar de vindplaats van het Rioleringsplan op de gemeentelijke website verwezen, en heeft hij een afschrift van het Memo verstrekt. Onder deze omstandigheden ligt het daarom op de weg van eiseres om haar stelling dat die gegevens onvoldoende inzicht in de ramingen verschaffen nader uit te werken door daarbij specifieke kanttekeningen te plaatsen (HR 4 april 2014, ECLI:NL:HR:2014:777, r.o. 3.3.4).

16. De Hoge Raad heeft in het onder punt 15 genoemde arrest het volgende overwogen:

“3.3.4. In die gevallen waarin de belanghebbende overschrijding van de opbrengstlimiet aan de orde heeft gesteld en de heffingsambtenaar inzicht in de desbetreffende ramingen heeft verschaft, kan het verstrekken van nadere inlichtingen uitsluitend van de heffingsambtenaar worden verlangd voor zover de belanghebbende voldoende gemotiveerd heeft gesteld waarom naar zijn oordeel ten aanzien van een of meer bepaalde posten in de raming redelijke twijfel bestaat of sprake is van een ‘last ter zake’.”

17. Eiseres stelt zich op het standpunt dat onduidelijk is wat onder de post ‘onderzoek’ wordt verstaan en of deze post verband houdt met de rioleringstaken. Zij onderbouwt echter niet waarom daarover naar haar oordeel redelijke twijfel kan bestaan. De rechtbank acht het aannemelijk dat de gemeente onderzoek laat doen naar de werking van het gemeentelijke riool en hiervoor kosten maakt. In het licht van de inhoud van het Rioleringsplan faalt de stelling van eiseres dat geen tariefegalisatievoorziening wordt gevormd. In de stukken zijn voldoende aanwijzingen te vinden dat de gemeente inderdaad de bedoelde voorziening opbouwt en hieraan jaarlijks bedragen toevoegt ter dekking van de uitgaven over een periode van 60 jaar.

18. De rechtbank gaat voorbij aan het betoog van eiseres dat [E] 50% van de kosten van de persleiding tussen de [B] en de [C] heeft betaald, aangezien eiseres niet heeft weersproken dat deze kosten niet via de rioolheffing worden verhaald. Indien en voor zover eiseres hiermee betoogt dat ten aanzien van de recreatiewoningen op het Vakantiepark sprake is van overschrijding van de opbrengstlimiet (de baten bestaande uit de door de eigenaren van de recreatiewoningen betaalde rioolheffing overschrijden de lasten met betrekking tot het Vakantiepark) faalt het, aangezien de toets niet individueel, maar voor de gemeentelijke verordening als geheel moet worden gedaan.

19. Nu eiseres overigens geen specifieke kanttekeningen bij de verstrekte informatie heeft geplaatst, rust op verweerder ook niet de last nog nadere inlichtingen te verschaffen. De rechtbank concludeert dat verweerder voldoende inzicht in de ramingen heeft verschaft en dat eiseres haar stelling dat de opbrengstlimiet is overschreden onvoldoende heeft onderbouwd.

20. Gelet op het vorenoverwogene dient het beroep ongegrond te worden verklaard.

Proceskosten

21. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.

Deze uitspraak is gedaan door mr. M.W. Koenis, voorzitter, mr. A. van Dongen en mr. A.E. Keulemans, leden, in aanwezigheid van mr. J.J. Graanstra, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 14 december 2015.

griffier voorzitter

Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel