Rechtbank Noord-Holland, 30-09-2015, ECLI:NL:RBNHO:2015:8185, AWB - 10 _ 1059, 10_1060, 10_1061, 10_1062, 10_4908, 10_4909
Rechtbank Noord-Holland, 30-09-2015, ECLI:NL:RBNHO:2015:8185, AWB - 10 _ 1059, 10_1060, 10_1061, 10_1062, 10_4908, 10_4909
Gegevens
- Instantie
- Rechtbank Noord-Holland
- Datum uitspraak
- 30 september 2015
- Datum publicatie
- 30 november 2015
- ECLI
- ECLI:NL:RBNHO:2015:8185
- Formele relaties
- Hoger beroep: ECLI:NL:GHAMS:2017:3099, Bekrachtiging/bevestiging
- Zaaknummer
- AWB - 10 _ 1059, 10_1060, 10_1061, 10_1062, 10_4908, 10_4909
- Relevante informatie
- Algemene wet bestuursrecht [Tekst geldig vanaf 01-05-2024 tot 01-08-2024]
Inhoudsindicatie
Eiser is door de strafrechter onherroepelijk veroordeeld, onder meer voor het medeplegen van gewoontewitwassen. In geschil is of eiser bedragen die hij volgens de bewezenverklaring in deze strafzaak heeft verworven dan wel voorhanden heeft gehad heeft genoten als resultaat uit overige werkzaamheden. Verder is in geschil de woonplaats van eiser en of, en zo ja tot welke bedragen, eiser kan worden belast voor door hem van zijn vennootschappen genoten rente en bevoordelingen in natura, voor een genoten afkoopsom en voor (gebruikelijk) loon.
De rechtbank is van oordeel dat belanghebbende in Nederland woonde, maar dat hem niet kan worden verweten dat hij aangifte inkomstenbelasting heeft gedaan alsof hij niet in Nederland woonde. Op dit punt is er bij belanghebbende geen kwade trouw. Hierdoor vervallen enige correcties. De rechtbank laat de overige correcties in stand, onder meer ten aanzien van de bedragen die eiser volgens het arrest in de strafzaak heeft verworven dan wel voorhanden heeft gehad. Mede door het vervallen van genoemde correcties verlaagt de rechtbank de opgelegde boetes.
Uitspraak
Zittingsplaats Haarlem
zaaknummers: HAA 10/1059, 10/1060, 10/1061, 10/1062, 10/4908 en 10/4909
uitspraak van de meervoudige kamer van 30 september 2015 in de zaken tussen
[X] , eiser
(gemachtigde: mr. F.H.H. Sijbers),
en
de inspecteur van de Belastingdienst, kantoor Amsterdam, verweerder.
1 Procesverloop
Navorderingsaanslag ib/pvv 2001 (HAA 10/1059)
Verweerder heeft aan eiser voor het jaar 2001 een navorderingsaanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (ib/pvv) opgelegd, berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 2.300.000, een belastbaar inkomen uit aanmerkelijk belang van € 700.000 en een belastbaar inkomen uit sparen en beleggen van € 1.640.000, alsmede bij beschikking een vergrijpboete van 100% ten bedrage van € 1.854.821. Daarbij is heffingsrente in rekening gebracht tot een bedrag van € 328.573.
Verweerder heeft bij in één geschrift vervatte uitspraken op bezwaar van 29 januari 2010 de navorderingsaanslag ib/pvv 2001 verminderd tot een aanslag berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 514.151, een belastbaar inkomen uit aanmerkelijk belang van € 2.192.375 en een belastbaar inkomen uit sparen en beleggen van € 1.634.496, en de boete verminderd tot een bedrag van € 470.635. De heffingsrente is verminderd tot een bedrag van € 229.705.
Eiser is hiertegen in beroep gegaan. Het beroepschrift is gedagtekend 26 februari 2010 en op diezelfde dag per fax bij de rechtbank binnengekomen.
Navorderingsaanslag ib/pvv 2002 (HAA 10/1060)
Verweerder heeft aan eiser voor het jaar 2002 een navorderingsaanslag ib/pvv opgelegd, berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 23.000.000, een belastbaar inkomen uit aanmerkelijk belang van € 200.000 en een belastbaar inkomen uit sparen en beleggen van € 1.640.000, alsmede bij beschikking een vergrijpboete van 100% ten bedrage van € 12.493.577. Daarbij is heffingsrente in rekening gebracht tot een bedrag van € 1.800.897.
Verweerder heeft bij in één geschrift vervatte uitspraken op bezwaar van 29 januari 2010 de navorderingsaanslag ib/pvv 2002 verminderd tot een aanslag berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 17.816.374, een belastbaar inkomen uit aanmerkelijk belang van € 1.895.469 en een belastbaar inkomen uit sparen en beleggen van € 1.634.474, en de boete verminderd tot een bedrag van € 4.923.501. De heffingsrente is verminderd tot een bedrag van € 1.473.077.
Eiser is hiertegen in beroep gegaan. Het beroepschrift is gedagtekend 26 februari 2010 en op diezelfde dag per fax bij de rechtbank binnengekomen.
Aanslag ib/pvv 2003 (HAA 10/1061)
Verweerder heeft aan eiser voor het jaar 2003 een aanslag ib/pvv opgelegd, berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 15.000.000, een belastbaar inkomen uit aanmerkelijk belang van € 70.000 en een belastbaar inkomen uit sparen en beleggen van € 1.640.000, alsmede bij beschikking een vergrijpboete van 100% ten bedrage van € 8.300.945. Daarbij is heffingsrente in rekening gebracht tot een bedrag van € 949.190.
Verweerder heeft bij in één geschrift vervatte uitspraken op bezwaar van 29 januari 2010 de aanslag ib/pvv 2003 verminderd tot een aanslag berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 13.343.437, een belastbaar inkomen uit aanmerkelijk belang van € 1.658.303 en een belastbaar inkomen uit sparen en beleggen van € 1.634.448, en de boete verminderd tot een bedrag van € 3.730.890. De heffingsrente is verminderd tot een bedrag van € 895.777.
Eiser is hiertegen in beroep gegaan. Het beroepschrift is gedagtekend 26 februari 2010 en op diezelfde dag per fax bij de rechtbank binnengekomen.
Aanslag ib/pvv 2004 (HAA 10/1062)
Verweerder heeft aan eiser voor het jaar 2004 een aanslag ib/pvv opgelegd, berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 2.300.000, een belastbaar inkomen uit aanmerkelijk belang van € 70.000 en een belastbaar inkomen uit sparen en beleggen van € 1.640.000, alsmede bij beschikking een vergrijpboete van 100% ten bedrage van € 1.697.033. Daarbij is heffingsrente in rekening gebracht tot een bedrag van € 134.654.
Verweerder heeft bij in één geschrift vervatte uitspraken op bezwaar van 29 januari 2010 de aanslag ib/pvv 2004 en de beschikking heffingsrente gehandhaafd en de boete verminderd tot een bedrag van € 809.809.
Eiser is hiertegen in beroep gegaan. Het beroepschrift is gedagtekend 26 februari 2010 en op diezelfde dag per fax bij de rechtbank binnengekomen.
Navorderingsaanslag ib/pvv 2004 (HAA 10/4908)
Verweerder heeft aan eiser voor het jaar 2004 een navorderingsaanslag ib/pvv opgelegd, berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 8.345.622, een belastbaar inkomen uit aanmerkelijk belang van € 23.613.170 en een belastbaar inkomen uit sparen en beleggen van € 1.635.200, alsmede bij beschikking een vergrijpboete van € 3.753.697. Daarbij is heffingsrente in rekening gebracht tot een bedrag van € 2.412.429.
Verweerder heeft bij in één geschrift vervatte uitspraken op bezwaar van 20 augustus 2010 de belastbare inkomens in de navorderingsaanslag ib/pvv 2004 en de boetebeschikking gehandhaafd. Het bedrag van de primitieve aanslag ten bedrage van € 1.697.033 is daarbij alsnog in mindering gebracht op de navorderingsaanslag. De heffingsrente is verminderd tot een bedrag van € 2.030.668.
Eiser is hiertegen in beroep gegaan. Het beroepschrift is gedagtekend 10 september 2010 en op 13 september 2010 bij de rechtbank binnengekomen.
Aanslag ib/pvv 2005 (HAA 10/4909)
Verweerder heeft aan eiser voor het jaar 2005 een aanslag ib/pvv opgelegd, berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 2.804.015, een belastbaar inkomen uit aanmerkelijk belang van € 16.159 en een belastbaar inkomen uit sparen en beleggen van € 1.131.963. Daarbij is heffingsrente in rekening gebracht tot een bedrag van € 251.243.
Verweerder heeft het daartegen gerichte bezwaar afgewezen bij uitspraak op bezwaar van 12 augustus 2010.
Eiser is hiertegen in beroep gegaan. Het beroepschrift is gedagtekend 10 september 2010 en op 13 september 2010 bij de rechtbank binnengekomen.
Beroepsfase
Eiser heeft de beroepen inzake de navorderingsaanslagen ib/pvv 2001 en 2002 en de aanslagen ib/pvv 2003 en 2004 (zaaknummers HAA 10/1059, 10/1060, 10/1061, 10/1062) gemotiveerd bij brief van 15 april 2010.
Verweerder heeft met betrekking tot deze aanslagen een verweerschrift ingediend met dagtekening 19 mei 2010 en heeft daarbij op de zaken betrekking hebbende stukken overgelegd.
Eiser heeft de beroepen inzake de navorderingsaanslag ib/pvv 2004 en de aanslag ib/pvv 2005 (zaaknummers HAA 10/4908 en 10/4909) gemotiveerd bij brief van 20 oktober 2010.
Verweerder heeft met betrekking tot deze aanslagen op de zaken betrekking hebbende stukken ingezonden op 17 februari 2011.
Partijen hebben vóór de zitting de volgende nadere stukken ingediend:
- Eiser heeft met dagtekening 25 mei 2010 een brief tot herstel van typefouten in de motivering van 15 april 2010 ingediend.
- Verweerder heeft bij brieven met dagtekening 31 mei en 22 oktober 2010 nadere stukken ingediend.
- Eiser heeft bij brief van 15 december 2010 nadere stukken ingediend, waaronder een nieuwe machtiging wegens een nieuwe gemachtigde.
- Verweerder heeft de rechtbank bij brief van 27 mei 2013 bericht dat een schikkingspoging niet heeft geleid tot een vaststellingsovereenkomst en verzocht de zaken niet meer aan te houden.
- Bij brief van 23 juli 2013 is aangegeven dat eiser wederom een nieuwe gemachtigde heeft (de huidige gemachtigde). Gemachtigde geeft aan dat hij de zaken verder zal voortzetten.
- Verweerder heeft bij brief van 27 oktober 2014 nadere stukken ingediend en een reactie op het betoog van de (voormalige) gemachtigde over het onderwerp ‘zaaksstukken’.
- Verweerder heeft bij brief van 12 november 2014 nadere stukken ingediend, onder meer inhoudende een aanvulling/herziening van de in het verweerschrift van 19 mei 2010 (zaaknummers HAA 10/1059, 10/1060, 10/1061 en 10/1062) ingenomen standpunten en verweer in de beroepen inzake de navorderingsaanslag ib/pvv 2004 en de aanslag ib/pvv 2005 (zaaknummers HAA 10/4908 en 10/4909).
- Eiser heeft bij brief van 12 november 2014 de rechtbank verzocht de op 14 januari 2015 geplande zitting aan te merken als een regiezitting teneinde vast te stellen wat de geschilpunten zijn en te bekijken op welke wijze de behandeling van de zaken voortgezet kan worden.
- Eiser heeft bij brief van 21 november 2014 een nadere reactie gegeven op de brief van verweerder van 27 oktober 2014 inzake de op de zaken betrekking hebbende stukken.
- Bij brief van 8 december 2014 heeft verweerder gereageerd op een vragenbrief van de rechtbank d.d. 2 december 2014 inzake de discussie over ontbrekende gedingstukken. Bij zijn antwoordbrief heeft verweerder nadere stukken als bijlagen gevoegd en voor enkele stukken een beroep gedaan op geheimhouding als bedoeld in artikel 8:29 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb).
- Eiser heeft bij brief van 16 december 2014 gereageerd op het door verweerder gedane beroep op artikel 8:29 van de Awb.
- Eiser heeft bij brief van 23 december 2014 een zogenoemd tiendagenstuk met bijlagen ingediend.
- Eiser heeft bij brieven van 29 en 30 december 2014 een aantal getuigen opgeroepen voor de geplande mondelinge behandeling bij de rechtbank op 14 januari 2015 en heeft de rechtbank hiervan bij brief van 30 december 2014 bericht.
- Eiser heeft bij brieven van 7 januari 2015 opnieuw genoemde getuigen opgeroepen voor de geplande mondelinge behandeling bij de rechtbank op 14 januari 2015 en daarbij het juiste bezoekadres van de rechtbank vermeld. Bij brief van 7 januari 2015 heeft eiser de rechtbank hiervan bericht.
- Verweerder heeft bij brief van 8 januari 2015 te kennen gegeven dat de door eiser opgeroepen getuigen niet (als getuige) ter zitting zullen verschijnen en dat [A] ter bijstand van de heer [B] ter zitting zal verschijnen.
- Daarnaast zijn stukken ingediend betreffende een verzoek om mediation van eiser en hebben partijen diverse aanhoudings- en uitstelverzoeken gedaan en hebben partijen desgevraagd verhinderdata voor de te plannen zitting opgegeven.
Genoemde (nadere) stukken en verzoeken (en de beslissingen daarop) zijn telkens in afschrift verstrekt aan de wederpartij.
De rechtbank heeft op 18 december 2014 een geheimhoudingsbeslissing als bedoeld in artikel 8:29 van de Awb gegeven betreffende het verslag van een afstemmingsoverleg tussen de Belastingdienst en het Bureau Ontnemingswetgeving Openbaar Ministerie (BOOM) (hierna ook: het verslag). De beslissing van de geheimhoudingskamer luidt als volgt:
“De rechtbank:
- bepaalt dat beperking van de kennisneming ten aanzien van het verslag deels gerechtvaardigd is, namelijk voor het gedeelte tussen “Gelet op paragraaf 3 van het Besluit (...) zonder te handelen in strijd met de strekking van het Besluit.” en “Noot [C] ”;
- stelt verweerder in de gelegenheid om de rechtbank binnen twee weken mede te delen welke gevolgen hij aan deze beslissing verbindt;
- stelt eiser op de voet van artikel 8:29, vijfde lid, van de Awb in de gelegenheid de rechtbank binnen twee weken te berichten of hij toestemming geeft dat de rechtbank uitspraak doet mede op grondslag van het volledige verslag.”
Eiser heeft bij brief van 19 december 2014 verzocht om een afschrift van de geschoonde versie van het verslag zoals vermeld in de uitspraak van de geheimhoudingskamer. Verweerder heeft het verslag van het afstemmingsoverleg ingebracht bij brief van 23 december 2014, met weglating van de passages die naar het oordeel van de geheimhoudingskamer weggelaten kunnen worden (geschoonde versie). Genoemde stukken zijn in afschrift aan eiser verstrekt.
Eiser heeft bij brief van 22 december 2014 de rechtbank te kennen gegeven geen toestemming te geven om van het volledige (ongeschoonde) verslag van het afstemmingsoverleg kennis te nemen en om uitspraak te doen op de grondslag van het volledige (ongeschoonde) verslag. Een afschrift van deze brief is aan verweerder verstrekt.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 14 januari 2015 te Haarlem.
Namens eiser is zijn gemachtigde verschenen, bijgestaan door mr. [D] . Namens verweerder zijn verschenen mr. [B] , mr. drs. [E] , [F] en [A] .
Het onderzoek is vervolgens op de zitting geschorst en daarbij is bepaald dat het vooronderzoek zal worden hervat. Partijen hebben vervolgens nadere stukken ingediend en schriftelijke inlichtingen gegeven. Deze stukken zijn telkens in afschrift verstrekt aan de wederpartij. Het gaat om de volgende stukken:
- Verweerder heeft op 4 maart 2015 aanvullende stukken ingediend en schriftelijke inlichtingen gegeven. Verder heeft hij bij aanvullende brief van dezelfde datum aangegeven dat in de vervolgzitting de heer [B] mede ter bijstand zal worden vergezeld door [G] .
- Eiser heeft bij brief van 14 april 2015 gereageerd op de stukken van 4 maart 2015 van verweerder en heeft daarbij schriftelijke inlichtingen gegeven en nadere stukken overgelegd.
- Verweerder heeft bij brief van 7 mei 2015 een nadere toelichting gegeven over het niet (kunnen) overleggen van de agenda van de voormalige vriendin van eiser ( [H] ).
- Eiser heeft bij brieven van 11 mei 2015 een aantal getuigen opgeroepen voor de geplande nadere mondelinge behandeling bij de rechtbank op 20 mei 2015 en heeft de rechtbank hiervan bij brief van 11 mei 2015 bericht.
- Eiser heeft bij brief van 11 mei 2015 gereageerd op de brief van verweerder van 7 mei 2015.
- Bij brief van 13 mei 2015 heeft verweerder te kennen gegeven dat dat de door eiser opgeroepen getuigen niet (als getuige) ter zitting zullen verschijnen en dat [A] en [G] ter bijstand van de heer [B] ter zitting zullen verschijnen.
Eiser heeft bij brief van 8 mei 2015 verzocht om aanhouding van de nadere zitting. Dit verzoek is afgewezen bij brief van de rechtbank van 11 mei 2015. Een afschrift van het verzoek en van de afwijzing van het verzoek is naar verweerder verzonden.
De nadere zitting heeft plaatsgevonden op 20 mei 2015 te Haarlem.
Namens eiser is zijn gemachtigde verschenen, bijgestaan door mr. M.M. Mokveld. Namens verweerder is verschenen mr. R. [B] , bijgestaan door mr. drs. [E] , [F] , [A] en [G] .
2 Feiten
Algemeen
Eiser is geboren op [geboortedatum 1] in Nederland. In juli 1980 is eiser getrouwd met [I] (hierna ook: de echtgenote). De echtgenote is geboren op [geboortedatum 2] te Willemstad, Curaçao. Zij hebben een zoon [J] (hierna ook: [J] , de zoon of [J] ). [J] is geboren op [geboortedatum 3] .
Eiser is na het afronden van zijn opleiding te New York, Verenigde Staten, in 1977 achtereenvolgens gaan werken bij diverse banken. Eerst in Nederland, daarna vanaf 1983 in [PLAATSNAAM 12] , Verenigd Koninkrijk (VK). In 1990 heeft hij zijn loopbaan als bankier opgegeven en heeft hij voor 1 gulden het verlieslijdende [A BEDRIJF] BV ( [A BEDRIJF] ) gekocht. Van dit Nederlandse buitenreclamebedrijf, gevestigd aan de [ADRES 1] , was hij tot 2000 directeur/eigenaar. Het bedrijf behaalde nagenoeg alleen omzet in Nederland. In 2000 heeft eiser via zijn vennootschap [B BEDRIJF] BV de aandelen in dit bedrijf aan een derde verkocht voor f 313.950.000.
Vanaf het midden van de jaren ’90 van de vorige eeuw is eiser zich bezig gaan houden met de handel in en exploitatie van onroerend goed. Na de verkoop van [A BEDRIJF] heeft hij zich hier volledig op toegelegd. Bij een totaalinventarisatie is de Belastingdienst gestuit op circa 90 Nederlandse vennootschappen en circa 75 buitenlandse vennootschappen waarvan de eigendom op enig moment is terug te voeren op eiser. Het overgrote deel van deze vennootschappen is ondergebracht in structuren waarbij buitenlandse vennootschappen het zicht op de ‘Ultimate Beneficial Owner’ (UBO) ontnemen. Deze vennootschappen zijn veelal opgericht naar het recht van de Nederlandse Antillen, Aruba, of de British Virgin Islands, maar ook naar het recht van Panama, Liechtenstein, Zwitserland, Groot-Brittannië, Denemarken, België, Frankrijk, Ierland, Anguilla, Guernsey en Malta. De offshore vennootschappen worden bestuurd door in het buitenland gelegen trustmaatschappijen.
Van de panden die eiser, al dan niet via vennootschappen, in zijn bezit heeft, ligt globaal 90 procent in Nederland. De meeste belangen in vastgoed zijn ondergebracht in de [C BEDRIJF] . Eiser houdt de aandelen in de [C BEDRIJF] via de Antilliaanse vennootschap [D BEDRIJF] NV. Tot de [C BEDRIJF] behoren onder meer [E BEDRIJF] BV, [F BEDRIJF] BV (tot 10 november 2004 [G BEDRIJF] BV geheten), [H BEDRIJF] BV, [I BEDRIJF] BV, [J BEDRIJF] BV, [K BEDRIJF] BV, [L BEDRIJF] BV en [M BEDRIJF] BV. Vanaf 20 februari 1997 tot 13 mei 2005 was de formele leiding van de gehele [C BEDRIJF] in handen van [K] . [K] was gedurende deze periode statutair directeur van de vennootschappen van de [C BEDRIJF] en alleen/zelfstandig bevoegd.
Naast de [C BEDRIJF] heeft eiser de aandelen in onder meer [N BEDRIJF] NV, [O BEDRIJF] BV, Maatschappij tot instandhouding en exploitatie van de [L4 BEDRIJF] (hierna: [L4 BEDRIJF] ), [B BEDRIJF] BV en [Q BEDRIJF] BV.
Voorts investeert eiser via zijn vennootschappen o.a. in [R BEDRIJF] (telecom, Nederland) en [S BEDRIJF] , [T BEDRIJF] en [U BEDRIJF] (technologie, Verenigde Staten) en heeft hij belangen in [V BEDRIJF] (media, Nederland) en in [W BEDRIJF] (onroerend goed, Nederland).
Verder ondersteunt eiser de [X BEDRIJF] , [Y BEDRIJF] , de Stichting [Z BEDRIJF] en het [A1 BEDRIJF] .
Feiten woonplaats
Op 27 juni 1983 hebben eiser en zijn echtgenote zich uitgeschreven bij de gemeente Amsterdam en hebben zij zich in [PLAATSNAAM 12] , VK, gevestigd. Het VK kent geen gemeentelijke basisadministratie. Eiser heeft de Nederlandse nationaliteit en in zijn paspoort staat [PLAATSNAAM 12] als woonplaats vermeld. Hij staat ingeschreven in het Register of Electors van de City of Westminster. Verder heeft hij een Brits rijbewijs en geen Nederlands rijbewijs. Daarnaast stond eiser ingeschreven bij the City of Westminister ten behoeve van de heffing van Council Tax.
Het eerste woonadres van eiser in [ADRES 2] en later [ADRES 3] . Beide woningen waren koopwoningen. Vervolgens is het gezin de woning [ADRES 4] gaan huren. Eiser en zijn echtgenote [I] verwierven op 11 september 1994 de leasehold property van de woning [ADRES 4] voor £ 444.500 en de freehold property (vergelijkbaar met de volledige eigendom of eeuwigdurende erfpacht) op 30 september 1999 voor £ 111.750. Op 18 december 2006 is in het kader van de scheiding van tafel en bed de freehold property van de woning overgedragen aan de echtgenote [I] voor £ 125.000.
Tot de gedingstukken behoren diverse aan eiser gerichte nota’s uit 2001-2005 van Londense clubs, te weten [B1 BEDRIJF] en [NAAM CLUB] . Daarnaast was eiser met zijn gezin lid van diverse charitatieve instellingen, zoals [D1 BEDRIJF] en [E1 BEDRIJF] , die mede zijn gericht op vrijetijdsbesteding.
Blijkens de gedingstukken is eiser in de onderhavige jaren in privé eigenaar van auto’s met Engels kenteken. In 2004 was hij eigenaar van zes auto’s, waarvan er vier altijd in [PLAATSNAAM 12] verbleven. De auto’s zijn bij Britse verzekeraars verzekerd en bij Britse garages in onderhoud.
Eiser heeft blijkens de stukken diverse levens- en hypotheekverzekeringen in het VK afgesloten.
Eiser ontvangt in het VK nota’s voor televisie, telefoon, water en licht.
De Staatssecretaris van Financiën heeft op 7 augustus 2009 op grond van de EG-Richtlijn van 19 december 1977 (77/799) betreffende de wederzijdse bijstand en artikel 25 van het Verdrag tussen Nederland en het Verenigd Koninkrijk van Groot Brittannië en Noord-Ierland (hierna ook: het VK) tot het vermijden van dubbele belasting en het voorkomen van het ontgaan van belasting met betrekking tot belastingen naar het inkomen en naar vermogenswinsten, Trb. 1980, 205 (hierna: het Verdrag), aan de bevoegde autoriteiten in het VK de volgende vragen gesteld:
“1. What facts and circumstances are known to the British tax administration with regard to the place of residence of Mr [X] for the period 2001 up to now?
2. Is Mr [X] considered a resident taxpayer for income tax purposes?
3. What economic relations does Mr [X] have with the UK?
4. What is the financial interest of these economic relations?
5. What possessions does Mr [X] have in the UK?
6. What is the value of these possessions?”
Op deze vragen zijn bij brief van HM Revenu & Customs met dagtekening 3 september 2009 de volgende antwoorden ontvangen:
“1. Mr [X] appears on the Electoral Roll for the years 1997 to the present at the following address: [ADRES 4] . Although this in itself is not proof of his residence in the UK.
2. Based upon the information provided, I have been unable to trace a live or ceased UK tax record for Mr [X] .
3. [G1 BEDRIJF] show that Mr [X] has been a director of [F1 BEDRIJF] Ltd, UK company number [NUMMER 1] , since 17 December 1999 and that Mr [X] ’s latest address is [ADRES 5] .
4. Mr [X] does not have any shares in the company mentioned in 3 above nor does he appear to receive remuneration from it.
5. [X] and [I] purchased the leasehold property at [ADRES 4] on 14 September 1994 for £444,500. They jointly purchased the freehold of this property for £111,750 on 30 September 1999. On 18 December 2006 the freehold was transferred to the sole name of [I] for a consideration of £125,000.
6. This is not known however, a commercial database shows that a property in the same road was sold for over £2 million in 2005.”
Tot de gedingstukken behoort een memo van [L] van 9 maart 2006, inzake de woonplaats van eiser. Verweerder heeft het memo andermaal ingebracht bij het nader stuk van 4 maart 2015 en in het memo de vindplaatsen van de brondocumenten in het onderhavige dossier aangegeven (versie met verwijzingen). Het oorspronkelijke memo luidt - voor zover hier van belang - als volgt:
“1 Inleiding
Tijdens het politie onderzoek [NAAM ONDERZOEK 1] zijn diverse doorzoekingen verricht. Uit de stukken die daarbij inbeslaggenomen zijn, is op te maken dat [X] ( [geboortedatum 1] ) alleen om fiscale redenen zegt in Groot Brittannië te wonen. Zijn feitelijke woonplaats is Nederland.
Dit memo bevat een globaal overzicht van enkele relevante aspecten over dit onderwerp, en is bedoeld als instap in de documenten die behoren tot de vrijgave voor fiscaal gebruik. Tot de vrijgegeven documenten behoort ook andere informatie over [X] en zijn vennootschappen dat mogelijk van fiscaal belang is.
2 Veertien woningen
Zeker sinds juni 1998 stelt [H1 BEDRIJF] Leiden opstellingen samen terzake van de vermogensbestanddelen van [X] . Uit flankerende correspondentie is op te maken dat deze opstellingen vooral gebruikt worden in relatie tot financieringsaanvragen bij allerlei banken. [X] bezit volgens diverse vermogensopstellingen van [H1 BEDRIJF] uit 2003 in privé (“private”) diverse woningen (“dwellings”). Uit de term “private” leid ik af dat dat deze woningen zijn bestemd voor eigen gebruik door [X] , en niet voor de verhuur.
Uit deze vermogensopstellingen en uit andere informatie kan worden afgeleid dat [X] direct, of indirect via vennootschappen behorend tot zijn concernstructuur, een veertiental woningen tot zijn beschikking heeft staan. Een overzicht:
Adres Opmerkingen
1. [ADRES 4] [X] ’s officiële adres voor de Nederlandse fiscus.
2. [ADRES 6] Woonboerderij in [N BEDRIJF] NV.
3. [ADRES 7] . Kantoorruimte met woongedeelten.
4. [ADRES 8] Appartement in [Q BEDRIJF] BV. Huur: € 1.322
5. [ADRES 9] vakantiewoning [NAAM WONING] / [NAAM 2] bij St. Tropez, Frankrijk in [NAAM 2] . (vanaf juni 2001).
6. [ADRES 10] Appartement in [Y1 BEDRIJF ] (vanaf februari 2003)
7. [ADRES 11] (vanaf juli 1995)
8. [ADRES 12] (gekocht in 1999, beschikbaar vanaf 2001)
9. [ADRES 13] (in ieder geval vanaf maart 2001)
10. [ADRES 14] Ondergebracht in [Y1 BEDRIJF ] (vanaf juni 2001)
11. [ADRES 15] (vanaf mei 2000)
12. [ADRES 16] Appartement behorende bij Hotel [NAAM HOTEL 1] .
13. [ADRES 17] Woning gekocht voor [H] (vanaf 22 april 2002).
14. [ADRES 18] Woning gekocht voor [H] (vanaf voorjaar 2005)
[ADRES 4]
(…)
In maart 1993 gebruikt [X] dit adres als zijn woonadres in een uittreksel van [I1 BEDRIJF] NV van de Kamer van Koophandel Curacao. In een concept pand akte gedateerd op 3 februari 2004 gebruikt [X] dit adres ook nog.
[I] , vanaf 18 juli 1980 de wettige echtgenote van [X] , woont er, samen met hun zoon [J] (geboren [geboortedatum 3] ).
[X] werkt tussen 1983 en 1989 voor (achtereenvolgens) drie banken in London. Vanaf 1990 is hij als directeur betrokken bij de [A BEDRIJF] , een Amsterdams bedrijf dat doet in buitenreclame. In de pers wordt [X] ook aangemerkt als (enig) eigenaar van [A BEDRIJF] .
In oktober 1990 begint de intieme relatie tussen [X] en [M] , die vanaf mei 1990 als secretaresse in dienst is bij [A BEDRIJF] . Volgens haar eigen verklaring heeft deze relatie bestaan tot 2003. In 2002 is de relatie tussen [X] en [H] echter ook al tot bloei gekomen.
Opmerkelijk is dat de gasrekening van december 2003 voor de woning in London gericht is aan Mrs [I] , en niet aan [X] zelf.
[ADRES 6]
(…)
Uit de verklaring van [M] , voormalige secretaresse en levenspartner van [X] :
“Ik heb een relatie gehad met [X] . Die relatie is inmiddels voorbij. (...) In mei 1990 ben ik in dienst getreden van [A BEDRIJF] . Ergens in oktober 1990 is de persoonlijke relatie begonnen met [X] . Wij waren zo intensief met [A BEDRIJF] bezig en zoveel samen. Het liep gewoon zo. De relatie heeft bestaan tot 2003. Op een gegeven moment reden wij langs die woning in [ADRES 6] en toen ontstond het idee om dat huis te kopen. Ik hoefde dan veel minder heen en weer te reizen. De woning is gekocht, verbouwd en ingericht door [X] . Ik kon wel mijn wensen kenbaar maken.”
Op 19 juni 1992 wordt op Curacao [N BEDRIJF] NV (hierna ook ‘ [N BEDRIJF] ’) opgericht. Niet lang daarna is door deze NV de economische eigendom gekocht van de woonboerderij aan de [ADRES 6] .
De vraagprijs van de woning betrof f 1.290.000. Volgens de bijbehorende volmacht d.d. 24 juni 1992 van [J1 BEDRIJF] bedraagt de koopsom echter slechts f 750.000.
Volgens de gemeente staat alleen [M] hier als bewoner ingeschreven vanaf 2 april 1993. Op 12 mei 2003 is zij hier uitgeschreven en ingeschreven op [ADRES 19] . Op dit adres staan ook twee andere personen ingeschreven, vermoedelijk haar zus en haar moeder.
Op 21 oktober 1993 stuurt [X] een brief aan [J1 BEDRIJF] op Curacao inzake een tweede hypotheek in deze NV aangaande deze woning. Deze brief in aangetroffen in de kluis van [X] . Er is kennelijk bij de aankoop ook al een hypotheek verstrekt van f 750.000. Volgens het Kadaster is deze hypotheek op 2 september 1992 ingeschreven en is op dat moment de juridisch eigenaar nog de vorige bewoner [N] .
In deze brief is voorts nog opmerkelijk [X] ’s opmerking over de aankoop:
“Naar aanleiding van ons telefoongesprek heb ik met de notaris gesproken in verband met de hypotheekvestiging van [N BEDRIJF] NV.
Daar er reeds een zekerheidshypotheek op zit in verband met de economische aankoop indertijd, zei hij dat het voor jullie beter is om een gewone hypotheek te vestigen waarbij de zekerheidshypotheek in rang verschuift.
Ik sluit hierbij een afschrift in van het eigendomsbewijs alsmede van de zekerheidshypotheek.
het gaat om een bedrag van f 750.000,00.
Ik heb het pand voor een lager bedrag gekocht dan je op bijgaande makelaarsaanbieding ziet. Het verschil heb ik op Curacao aan de verkopers betaald, aangezien zij geëmigreerd zijn naar Curacao. Vervolgens heb ik nog voor ± f 300.000,00 in het pand geïnvesteerd.”
De makelaarsaanbieding is ook in de kluis aangetroffen. De vraagprijs was f 1.290.000. Ik maak hieruit op dat [X] f 540.000 buiten de notariële akte om heeft betaald aan de geëmigreerde eigenaar.
De later opgemaakte jaarrekeningen 1992 en 1993 van [N BEDRIJF] lieten in eerste instantie echter in het geheel niets van de aankoop van het vastgoed zien.
Op 19 november 1998 is ene [O] van het Antilliaanse trustkantoor [K1 BEDRIJF ] bezig met de controle van deze door [J1 BEDRIJF] NV opgestelde jaarrekeningen.
Hij constateert in een brief aan enerzijds dat de woning niet is opgenomen op de balans en anderzijds dat er op de balans een deposito staat van f 750.000 bij [L1 BEDRIJF] tegen 10,5% rente. Zie het eerder vermelde sub-memo voor een verdere behandeling van deze constateringen.
Omdat [O] beschikt over de nota van afrekening van de notaris waar sprake is van een koopsom van f 750.000, is van de additionele betaling van f 540.000 ook in latere jaarstukken van [N BEDRIJF] niets vermeld. Ook van de extra investeringen ad f 300.000 na de aankoop is op de balansen van [N BEDRIJF] niets terug te vinden.
Op 11 februari 1994 stuurt [X] een fax naar de [P] van [J1 BEDRIJF] met de volgende opmerkelijke mededeling:
“Hierbij zend ik je een afschrift van de opstalverzekering, deze staat op naam van mijn secretaresse mevrouw [M] , dit heb ik gedaan in verband met fiscale woonplaats. Mevrouw [M] zal een cessie-akte tekenen, teneinde de verzekeringsuitkering, bij een eventuele calamiteit, jullie te doen toekomen.”.
Op 23 februari 1998 stuurt [Q] een fax aan [R] , waarin hij meldt:
“ [N BEDRIJF] NV bezit een in Nederland gelegen onroerende zaak. Het betreft een verhuurde woning in Woerden. Client heeft ons verzocht te zorgen dat er een huurovereenkomst wordt opgesteld tussen [N BEDRIJF] NV en de huurder. (...) Vanaf 2 april 1993 wordt de woning gehuurd door mevrouw [M] [rechtbank: [M] ].”
Volgens een door [X] ondertekende brief d.d. 27 maart 2001 verklaart hij enig eigenaar te zijn van het certificaat van de aandelen in de Antilliaanse vennootschap [N BEDRIJF] , en verzoekt hij [K1 BEDRIJF ] te Curacao dit certificaat over te dragen aan [M] . Verder meldt [X] :
“In case Mrs [M] passes away the share certificate no 1 goes to Mr [J] , born on [geboortedatum 3] ”
In een brief d.d. 16 september 2002 meldt [Q] aan [S] en [R] onder meer:
“voor het vastgoed in Woerden bestaat een huurovereenkomst. Een kopie is opgevraagd en zal aan jullie ter beschikking worden gesteld. Bedoeling is om de huur als inkomsten te verantwoorden. Deze zijn echter nooit feitelijk betaald. De huurschuld is echter overgenomen door de aandeelhouder. Derhalve dient de huurinkomsten in mindering worden gebracht te worden op de r/c met de aandeelhouder.”
In een brief d.d. 24 oktober 2002 meldt [Q] aan [R] en [T] :
“In order to finalize the [N BEDRIJF] accounts we now were informed that the rental agreement for the property Woerden is missing.
1 agreed that a new rental agreement will be signed. This will include following aspects which you need to include in the drafts:
- the agreement will commence on the 1st January 1994;
- the rent will be Dfl. 1.500 monthly;
- no indexation;
- the not paid rent will be accrued.”
In een brief d.d. 9 december 2002 meldt [Q] aan [S] en [R] :
“Inzake de fiscale positie merk ik op dat de inkomsten bij de huurder is stilgelegd totdat een uitspraak is gedaan op het verzoekschrift van [N BEDRIJF] . Tevens willen wij voorkomen dat de vennootschap geacht wordt in Nederland te zijn gevestigd. Naast het feit dat de feitelijke leiding op Curacao is, is het tevens van belang dat de vennootschap nog een andere, niet Nederlandse activiteit heeft. Dit is mogelijk door de aandelen die [F5 BEDRIJF] Ltd. houdt (25%) in [N1 BEDRIJF] NV over te dragen aan [N BEDRIJF] .”
In een afgeluisterd telefoongesprek d.d. 14 augustus 2004 tussen [X] en [I] komt een krantenartikel ter sprake waarin de beveiliging van de woonboerderij door [U] vermeld wordt.
“ [I] zegt dat zij de krant heeft gezien en meteen in de vuilnisbak heeft gegooid. Jij hebt toch nooit een boerderij gehad vraagt [I] . Nee maar ik heb wel een boerderij maar die heb ik gewoon verhuurd zegt [X] . Oh en die is in de buurt van Wilnis vraagt [I] . Ja die is gewoon verhuurd die heb ik al twaalf dertien of vijftien jaar maar zo heb ik wel meerdere [PLAATSNAAM 5] ik heb 200 panden aldus [X] .”
Kennelijk is [I] nooit in kennis gesteld van de activiteiten rondom de woonboerderij en [M] , de achteraf opgemaakte huurovereenkomsten en de betaling door hemzelf van deze gecreeerde huurschuld.
[ADRES 7]
In [H1 BEDRIJF] vermogensopstelling d.d. 30 december 1999 verschijnt voor het eerst het bezit van kasteel [NAAM ] . In een begeleidende brief van [H1 BEDRIJF] d.d. 7 maart 2000 wordt het volgende vermeld:
Maatschappij tot instandhouding en exploitatie van de [L4 BEDRIJF]
Mr [X] has acquired the shares of MIE van [NAAM ] , this company owns the monumental premises ( [NAAM ] ) in Maarssen . This building is one of the most well known historical buildings/castles
in Holland. Mr [X] will use this building as a residence for his holding companies (in Dutch guilders: value 12,5 million, loan 8 million).
Volgens de Kamer van Koophandel is [X] zelf vanaf 2 juli 1999 eigenaar van de aandelen van deze BV.
In de computerbestanden van [NAAM ] is o.m. aangetroffen de jaarrekening 2000 met vergelijkende cijfers 1999 van deze BV, volledige naam Maatschappij tot instandhouding en exploitatie van de [L4 BEDRIJF] .
Balanswaarde per ultimo 1999: 8.632.495, per ultimo 2000: 11.431.310.
De hypothecaire lening bedraagt f 7.700.000.
Ingaande 1 januari 2001 is er een huurcontract tussen deze BV en [E BEDRIJF] BV, waarin laatstgenoemde de kantoor-, vergader- en presentatieruimten huurt voor f 500.000 over 2001 en € 240.000 vanaf 2002.
Op 12 januari 2001 meldt [X] aan de verbouwer ter plaatse:
“ons nieuw adres is: [X] , [ADRES 7] ”.
Tevens meldt [M] aan [V ] van de Bank [O1 BEDRIJF] te Saint-Tropez :
“ons nieuw adres is: [NAAM ] , tav. Mr. [X] , [ADRES 7] , Holland.
In de stukken is ook aangetroffen een samenvatting van de presentatie van [W] (verantwoordelijk voor de inrichting van [NAAM ] ) aan de lokale monumentencommissie tijdens een lunchbijeenkomst op 28 september 2001.
Uit de inleiding is op te maken dat een toelichting is gegeven op de verbouwings- en inrichtingsplannen van de bijgebouwen van [NAAM ] .
Een citaat:
‘Toen [X] de [NAAM ] in de zomer van 1999 kocht kon hij nog niet, vermoeden welk een belangrijke plaats het huis zou gaan innemen in zijn dagelijks bestaan. Zijn lang gekoesterde droom eens aan de rivier de Vecht te wonen ging in vervulling en werd het begin van een groot avontuur.
De bestemming van het huis stond hem vanaf het eerste moment duidelijk voor ogen. Hij wilde er in een uniek ingerichte omgeving wonen en werken.
(...) Het eerste jaar ging geheel op aan intensieve herstelwerkzaamheden. Het huis werd aan een grondig intern en extern onderzoek onderworpen waarna de verbouwingen konden beginnen.”(...)
In zijn werk is [X] een modern mens (...). Daarnaast is hij een romanticus met een uitgesproken voorkeur voor een woon- en werkomgeving waarin “inspiratie” en “huiselijkheid” sleutelwoorden zijn.
De opdracht van [NAAM ] een huis te maken waarin “hard gewerkt” maar ook “hard gewoond” moet worden was een extra uitdaging voor het team dat zich met de inrichting en decoratie heeft beziggehouden.” (...)
Nu [NAAM ] , na twee jaar restaureren, verbouwen en inrichten vrijwel klaar is, verplaatst de aandacht zich naar de verdere inrichting van het perceel en de bijgebouwen aan de voorzijde.
[ADRES 8]
De vennootschap [Q BEDRIJF] BV (aandelen in handen van [X] privé), en vanaf 2004 diens dochtervennootschap [P1 BEDRIJF] BV, is voor 50% eigenaar van het zogenaamde [NAAM 1] complex aan de [ADRES 20] . Het complex bestaat uit 26 appartementen. De BV heeft in 1999 deze 50% (een onverdeelde helft) verkregen. De verkoper, [Y] , stuurt op 30 augustus 2000 een overzicht van de betalingen aan hem die zijn gedaan ten behoeve van [Q BEDRIJF] BV [rechtbank: [Q BEDRIJF] BV] terzake van de transactie [NAAM 1] . Hieruit blijkt dat op 15 september 1999 f 1.000.000, en op 31 maart 2000 f 8.500.000 aan notaris [Z] is betaald voor [Y] . Met de [I3] is op de brief steeds bijgeschreven dat het afkomstig zou zijn van “ [X] privé”.
Ten aanzien van het eerste bedrag is uit de rekening-courant overzichten van [X] bij de [A BEDRIJF] vennootschapen het volgende op te maken:
2 september 1999 : ontvangen op de bankrekening [Q1 BEDRIJF] BV f 1.500.000 afkomstig van [R1 BEDRIJF] Ltd.
9 september 1999 : betaald van de bankrekening [A BEDRIJF] BV f 1.200.000 naar de bankrekening van notariskantoor [S1 BEDRIJF] .
Onduidelijk is op welke wijze het tweede bedrag bij de notaris is gekomen.
Het geld is niet afkomstig van de ontvangen bedragen voor de verkoop van [A BEDRIJF] . Wat er wel met deze op 12 april 2000 op bankrekeningen ontvangen bedragen is gebeurd, is vermeld in een afzonderlijk sub-memo dat als bijlage aan dit memo is toegevoegd.
Volgens een brief d.d. 28 november 2003 van [X] heeft hij deze aankoop in privé gefinancierd voor een bedrag van ca. € 6,3 mln. Op het complex berust dan nog geen hypotheek. Voor één van de appartementen [ADRES 20] betaalt [X] in 2003 een bedrag van plm. € 22.000 aan huur.
Op 18 februari 2003 maakt [X] bezwaar tegen de aanslag verontreinigingsheffing.
“Op het onderhavige adres, [ADRES 20] , is slechts één persoon woonachtig, t.w. de heer [A1] .”
De gemeente Amsterdam stuurt op 3 maart 2003 een kennisgeving waardebeschikkingen woningen aan [X] , [ADRES 4] , waarbij de woning gewaardeerd wordt op € 395.696.
Op 25 augustus 2003 maakt [X] van zijn bankrekening [NUMMER 2] € 700 over naar hierboven genoemde [A1] , onder vermelding van “OZB”.
Op 29 maart 2004 stuurt [T1 BEDRIJF] een brief aan [X] , [ADRES 20] waarbij zij het verzoek bevestigen “voor het opheffen van uw telefoonaansluiting”.
[ADRES 9]
[X] doet op 22 mei 1997 een bod op het huis “Villa [NAAM 2] ” te [ADRES 9] . Op 15 januari 1998 wordt de koopovereenkomst getekend. Prijs FFR 4,5 miljoen (€ 686.000). Er is vervolgens voor minimaal € 1,2 miljoen euro verbouwd en aangebouwd.
Op 10-3-1999 wordt [NAAM 2] opgericht. Geplaatst kapitaal FFR 10.000, geplaatst bij [X] FFR 5.000 en bij [M] FFR 5.000. Op 16-3-1999 vindt de definitieve levering van de villa plaats aan [NAAM 2] . In maart, mei en augustus 1999 is [X] steeds enkele dagen in Zuid Frankrijk. In mei, augustus en oktober 2000 ook.
In oktober 2000 is er overeenstemming over de aankoop door [X] van het aangrenzende bosperceel. Koopprijs 1 miljoen euro.
Het huis wordt door [X] en [M] gebruikt als vakantiehuis en soms mogen vrienden of kennissen er logeren.
De woonhuis en inboedelverzekering loopt via [U1 BEDRIJF] Assurantiën te Amsterdam.
Vanaf mei 2001 is er een lokaal echtpaar in dienst als huismeester/werkster.
In de zomer 2001 verblijft [X] een paar maal enkele dagen in [PLAATSNAAM 1] .
De inrichting wordt in 2001/2002 o.a. verzorgd door mensen van [V1 BEDRIJF] (een gerenommeerde electronicazaak te [PLAATSNAAM 2] ), ene [B1] en verder door [M] en [X] zelf.
De naam van het huis wordt veranderd in [NAAM WONING] . In juli 2002 houden [X] en [M] een week vakantie in [PLAATSNAAM 1] .
- Op 10 september 1997 meldt [X] aan een Franse notaris dat hij het huis wil kopen in een vennootschap waarvan de aandelen gelijkelijk worden gehouden door mw. [M] en [X] zelf.
Volgens deze brief woont mw [M] aan de [ADRES 6] en [X] zou op Curacao wonen aan de [ADRES 11] .
- [Q] adviseert [X] op 1-5-1998. In zijn overwegingen neemt [Q] mee dat [X] in de UK ‘non-domiciled resident’ is.
- Op 21-11-2002 meldt [M] aan de huishoudster o.a. dat [C1] op 25 november samen met een vriend ( [D1] ) in een autobus spullen uit Nederland komen brengen, waaronder parasols en planten.
- De woonhuis en inboedelverzekering loopt via [U1 BEDRIJF] Assurantiën te Amsterdam. Eind december 2002 wordt de verzekerde som voor de inboedel verhoogd naar € 227.000.
- In februari 2003 zijn [M] en [X] enige dagen in het huis, aansluitend vertrekt [M] en arriveert [K] .
- 8-4-2003: Om problemen met de franse fiscus te voorkomen wordt de woonplaats van [X] in de officiële stukken gewijzigd van Curaçao in Engeland.
- Per 1-7-2003 is de heer [E1] ontslagen (mw [E1] blijft in dienst). [M] geeft aan de [O1 BEDRIJF] opdracht zijn salarisbetalingen te stoppen.
- Op 24-7-2003 (als de relatie [X] — [M] op de klippen is gelopen) draagt [M] haar aandelen in [NAAM 2] over aan [Q BEDRIJF] BV (1 aandeel) en aan [X] zelf (49 aandelen).
[ADRES 10]
In februari, maart en juni 2003 worden bedragen overgemaakt ten behoeve van de aankoop van het pand [ADRES 10] . Het pand is ondergebracht in [Y1 BEDRIJF ] . SCI staat voor Société Civile Immobiliere.
In november 2004 brengt een Franse vennootschap een offerte uit terzake van diverse werkzaamheden in dit pand. Onduidelijk is of, en zo ja wanneer het pand in gebruik is genomen.
[ADRES 11]
De koopovereenkomst inzake appartement [ADRES 11] dateert van 19 augustus 1994. De leveringsakte is van 21 juli 1995 waarbij [X] , volgens deze akte destijds wonende te [ADRES 21] , het appartement met berging en parkeerplaats in appartementsgebouw [ADRES 11] koopt. De koopsom bedraagt NLG 500.000,-. De verkoper is [M1 BEDRIJF] BV te Nederland.
Op 27 oktober 1995 wordt de eerste vergadering van de Vereniging van Eigenaren van [ADRES 11] gehouden. [X] kan daar niet bij zijn. Hij laat zich vertegenwoordigen door [P] van [J1 BEDRIJF] te Curacao.
Op 10 september 1997 meldt [X] zelf aan een Franse notaris die betrokken is bij de overdracht van het huis te [PLAATSNAAM 1] dat hij woont aan de [ADRES 11] . Hij vermeldt er wel bij:
“ Please never send correspondence to Curacao.
Could you please send any correspondence to the following address: Private & Strictly confidential Mr [X] [A BEDRIJF] BV, [ADRES 5] .”
In deze brief staat verder onder meer:
“I would like to buy the house in a company as we discussed, where the shares will be equally held by mrs. [M] and myself.”
Uit [X] ’s creditcard gegevens is op te maken dat hij op 23 december 1995, op 13 juli 1996, op 1 januari 1998 op Curacao verblijft. Daarna is van [X] geen enkele creditcard uitgave op Curacao meer aangetroffen.
Later (januari 2001) wordt dit adres gewijzigd in Kasteel [NAAM ] [ADRES 7] . In september 2003 geeft [X] aan dat zijn woonadres [ADRES 11] te Curacao gewijzigd is in [ADRES 4] .
In een brief van 28 januari 1999 (de brief zegt 1998, maar dit lijkt een typefout te zijn, zo blijkt uit andere corresondentie [rechtbank: correspondentie]) inzake een investering in een project, genaamd [U BEDRIJF] , zegt [X] dat in de overeenkomst niet [A BEDRIJF] BV partij is, maar [X] privé met als adres [ADRES 11] . Uitdrukkelijk vraagt [X] geen post te sturen naar Curacao, maar alles te sturen naar [A BEDRIJF] BV te Amsterdam.
[ADRES 12]
Medio 1999 koopt [X] (via [W1 BEDRIJF] NV, een van zijn Antilliaanse NV’s) van een Nederlandse dame het huis [ADRES 12] voor f1. 500.000 (althans dat lijkt het te zijn, maar het kan ook f1. 800.000 zijn, zie de details)
In Portugal neemt ene [F1] de zaken van [X] waar.
Het huis wordt gedurende de jaren 2000 en 2001 uitgebreid verbouwd en ingericht. Hierbij spelen [G1] en [I] een rol. De kosten van [G1] bedragen mogelijk plm. f 200.000. Aan [F1] is in de loop van de tijd meer dan € 550.000 overgemaakt.
Uit de creditcard gegevens is op te maken dat [X] in maart en april 2001 enkele dagen in Portugal is. Rond de jaarwisseling 2001/2002 is [X] ook enkele dagen in Portugal. Op 28 december 2001 betaalt [X] echter één nacht in het [NAAM HOTEL 2] Hotel in [PLAATSNAAM 3] .
(…)
Daarna is [X] volgens zijn creditcard gegevens niet meer in Portugal geweest. Vermoedelijk gaat [I] in Portugal op vakantie. Er zijn ook aanwijzingen dat anderen in de woning vakantie vieren.
[ADRES 13]
Mogelijk ergens in april of mei 2000 (maar mogelijk pas later, in begin 2001) koopt [X] een zeven kamer appartement in [ADRES 13] met uitzicht op [LOKATIE 2] . Voor hoeveel is niet bekend. In zijn eigen staatjes vermeldt [X] een bedrag van f 12.500.000. Hoe het betaald is, is ook niet bekend.
Hij gaat er niet in wonen. Sterker nog, hij richt het niet eens in. [X] komt in de jaren 2000-2003 een aantal malen in New York. Hij verblijft dan echter in Hotel [NAAM HOTEL 3] .
Vanaf juni 2003 staat het appartement te koop. Vraagprijs rond de $ 5 miljoen. Dat lukt niet. Het blijft leeg staan.
Vanaf 1-3-2005 wordt het appartement eindelijk verhuurd aan [H1] , een medewerker van [X1 BEDRIJF ] , waaraan hij sinds 2003 de [C BEDRIJF] aan lijkt te willen verkopen, en die een cruciale rol speelt bij de [W BEDRIJF] deal.
[X] laat zijn lopende zaken rondom het appartement in New York behartigen door ene [I1] , een medewerker van een advocatenbureau.
[ADRES 14]
In juni 2001 is sprake van toestemming voor aankoop van een villa in St. Tropez voor een prijs van FFR 6.500.000. Op 7 februari 2002 vindt de overdracht plaats van het pand door [J1] aan [Y1 BEDRIJF ] . Verder is er geen additionele informatie over aankoopprijs en geldstroom. Ook is niet duidelijk of, en zo ja wanneer, dit pand is verbouwd en ingebruik is genomen.
[ADRES 15]
In maart 2000 is er correspondentie betreffende de aankoop van [ADRES 15] . Dit is een pand met diverse etages, dat grotendeels als kantoorruimte is ingericht, maar dat ook (deels) tot bewoning kan dienen.
Er wordt gesproken van een koopprijs van 2.500.000 danwel van 2.706.000 Engelse ponden. Als koper wordt genoemd [O BEDRIJF] BV. Later blijkt dat het pand is ondergebracht in een dochtervennootschap daarvan, genaamd [Z1 BEDRIJF] Ltd.
Op 15 juni 2000 stuurt [K] een brief aan [H1 BEDRIJF] waarin hij wijst op enkele onjuistheden in hun opstelling van de vermogensbestanddelen van [X] .
Onder het kopje “ [X] Privé” vermeldt hij onder meer:
[X] bezit de aandelen van [Z1 BEDRIJF] Ltd., in deze vennootschap zit een A1 kantoorpand te London ter waarde van f 11 miljoen, er is geen hypotheek.
Op 25 oktober 2000 schrijft [X] , met briefhoofd [Z1 BEDRIJF] Limited met adres te Maarssen , dat hij een rekening ontvangen heeft. Hij wijst er vervolgens op dat het pand sinds 1 mei 2000 leeg staat en dat het pand nog steeds niet verhuurd is.
Mogelijk ten behoeve van een financiering wordt gesproken van verhuur (via [O BEDRIJF] BV) aan [A2 BEDRIJF] Ltd, danwel aan [A2 BEDRIJF] Ltd. [X] zelf echter is bij deze Limiteds betrokken, blijkens een aangetroffen visitekaartje en een op de computer van [NAAM ] in 2000 opgemaakte biografie van [X] . Het is niet duidelijk of [A2 BEDRIJF] Ltd danwel een andere vennootschap het pand [ADRES 15] daadwerkelijk als kantoor heeft gebruikt. Er is verder ook geen aanwijzing dat sprake is van daadwerkelijke bewoning.
Appartement bij Hotel [NAAM HOTEL 1] , [PLAATSNAAM 5] .
In 1998 koopt [B2 BEDRIJF] BV (behorende tot [C BEDRIJF] BV) de aandelen [C2 BEDRIJF] BV. In deze BV is het hotel [NAAM HOTEL 1] te [PLAATSNAAM 5] ondergebracht. Tot dit hotel behoort ook een aantal appartementen waarvan de bewoners wel gebruik kunnen maken van de faciliteiten van het hotel, maar die verder gezien moeten worden als zelfstandige wooneenheden.
In de computer van [X] is een brief van [X] aangetroffen dd. 12 december 2002, gericht aan [K1] , [PLAATSNAAM 6] . Overigens staat bovenaan vermeld “NIET VERZONDEN !!!!!“. In deze brief staat onder meer vermeld:
“Zowel [NAAM 3] als ik waren enorm geschokt te horen dat jullie zo’n vreselijk jaar achter de rug hebben. In je email vroeg je mij te kijken of er bij Hotel [NAAM HOTEL 1] een mogelijkheid was voor een appartement. Wij zijn bereid gezien onze zeer goede relatie, je voor een periode van ca. 2 maanden het volgende aanbieden.
Appartement Hotel [NAAM HOTEL 1]
In ons eigen zeer luxe en grote privé appartement zou [NAAM 4] kunnen verblijven; wij bieden jullie dit ‘huurvrij’ aan. (...)“
Het is verder niet duidelijk door wie dat zeer luxe en grote privé appartement is ingericht en normaal gesproken wordt gebruikt.
[ADRES 17]
Op 12 augustus 2002 wordt door [K] ten name van [O BEDRIJF] BV een verzoek om taxatie gedaan aan een makelaar voor het object [ADRES 17] . (…)
Op 15 augustus 2002 wordt [ADRES 17] gekocht voor € 556.500 door [X] ’s vennootschap [O BEDRIJF] BV voor € 556.500. Volgens het kadaster is het pand gekocht voor € 525.000. [NAAM BANK] verstrekt voor € 525.000 een hypotheek.
Dit pand is gekocht voor [H] en haar twee zonen. (…)
De woning is vervolgens vermoedelijk verbouwd en opnieuw ingericht door [W] , een vriend van [X] die zichzelf stylist noemt.
(…)
Volgens BVR woont [H] en haar twee zonen sinds 1 januari 2003 op dit adres. (…)
Dit is ook de woning waar [X] zelf zegt dat hij het meest verblijft (zie hierna, onderdeel 3, terzake van de gesprekken met de waarzegger).
(…)
Eind 2004/begin 2005 worden de aangekochte panden aan de [ADRES 22] (zie ook 2.14) verbouwd / gerenoveerd onder leiding van architektenbureau [E2 BEDRIJF] .
De correspondentie m.b.t. de panden [NUMMERS 1] aan [F2 BEDRIJF] BV, t.a.v. de heer [X] op het adres [ADRES 17] .
De correspondentie m.b.t. het pand 29 stuurt deze architect naar [Q BEDRIJF] BV, t.a.v. de heer [X] op het adres [ADRES 7] .
[ADRES 22]
[X] koopt in mei 2004 de panden [ADRES 22] voor € 3.250.000.
De transportakte is van 15 maart 2005. Het is in drieën op te splitsen, een leegstaand koetshuis, een leegstaand kantoorpand, dat verbouwd kan worden tot woning, en een pand dat is/was verhuurd aan een uitzendbureau.
Vanaf december 2004 worden de panden verbouwd (onduidelijk is welke precies), zodanig dat bewoning mogelijk wordt.
Het woongedeelte ( [NUMMERS 1] ) komt in [F2 BEDRIJF] BV, een nieuwe BV, waarvan [X] voor de helft aandeelhouder is en [H] de andere helft van de aandelen bezit.
Ter financiering leent [X] uiteindelijk € 2.750.000 van zijn zakenvriend [L1] . Onduidelijk is hoe het restant van de koopsom en de verbouwing wordt gefinancierd.
Tot op heden (8 november 2005) staat er niemand ingeschreven op de nummers [NUMMERS 2] .
Uit een brief van verzekeringstussenpersoon [M1 ] van [U1 BEDRIJF] Assurantiën BV te Amsterdam d.d. 15 april 2004 is op te maken dat er drie privé panden “inclusief de inboedel te Portugal” op de [NAAM 5] polis worden verzekerd.