Rechtbank Noord-Holland, 24-06-2016, ECLI:NL:RBNHO:2016:5108, AWB - 15 _ 732
Rechtbank Noord-Holland, 24-06-2016, ECLI:NL:RBNHO:2016:5108, AWB - 15 _ 732
Gegevens
- Instantie
- Rechtbank Noord-Holland
- Datum uitspraak
- 24 juni 2016
- Datum publicatie
- 5 juli 2016
- ECLI
- ECLI:NL:RBNHO:2016:5108
- Formele relaties
- Hoger beroep: ECLI:NL:GHAMS:2017:5338, Bekrachtiging/bevestiging
- Zaaknummer
- AWB - 15 _ 732
Inhoudsindicatie
De terugbetaling van ter leen ontvangen bedragen vormt geen aftrekbare kostenpost in de zin van de Wet IB 2001, noch kan dit worden aangemerkt als een verlies uit onderneming of een werkzaamheid.
Dat sprake is geweest van een investering is niet aannemelijk gemaakt.
Uitspraak
Zittingsplaats Haarlem
Bestuursrecht
zaaknummer: HAA 15/732
(gemachtigde: mr. G.J. Westra),
en
Procesverloop
Verweerder heeft aan eiser met dagtekening 29 augustus 2014 voor het jaar 2011 een aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (ib/pvv) opgelegd, berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 352.159. Daarbij is bij beschikking een bedrag aan heffingsrente in rekening gebracht ten bedrage van € 4.612.
Verweerder heeft bij uitspraak op bezwaar de aanslag en de beschikking gehandhaafd.
Eiser heeft daartegen beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 31 maart 2016 te Haarlem.
Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door drs. F.E.T. Nijssen en mr. O.C.W. Pos.
Overwegingen
Feiten
1. Eiser is huisarts in [Z] . Hij deed dat tot en met 2010 in maatschapsvorm en per 1 januari 2012 als eenmanshuisartspraktijk. Hij heeft zich in het bijzonder toegelegd op de echografie en de medische reizigersadvisering.
2. Eiser en [A] (hierna: [A] ) hebben op 17 juni 1994 een schuldbekentenis ondertekend. Daarin is onder meer vermeld:
“SCHULDBEKENTENIS
De ondergetekenden [X] , wonende (…)
en
[A] , wonende (…)
hierna ook te noemen: “schuldenaren”
verklaren wegens op heden ter leen ontvangen gelden schuldig te zijn aan [B] , wonende (…)
hierna ook te noemen: “schuldeiser”,
een som van VIERHONDERDDUIZEND GULDEN (Hfl.400.000,=), (hierna aan te duiden als: “de hoofdsom” onder de volgende bepalingen:
1. de verschuldigde hoofdsom is opeisbaar na 10 bankdagen.
2. de hoofdsom is eerst opeisbaar op 4 juli 1994. (…)
3. van de hoofdsom of het restant daarvan is een vergoeding verschuldigd van vijfduizend gulden (hfl.5000,=) per dag, ingaande 18 juni 1994.
4. De hoofdsom of het restant daarvan is met de rente en de kosten zonder voorafgaande opzegging dadelijk opeisbaar na 4 juli 1994. (…)
5. De uit deze schuldbekentenis voortvloeiende verbintenissen zijn ondeelbaar
(…)”
3. [B] (hierna: [B] ) dagvaardt eiser en [A] in oktober 2010 teneinde terugbetaling van het in 1994 geleende bedrag van ƒ 400.000 (€ 181.512) te vorderen; daarnaast vordert [B] betaling van een bedrag van € 2.269 (ƒ 5.000) aan rente per dag vanaf 18 juni 1994.
4. Deze procedure is beëindigd door middel van een vaststellingsovereenkomst. Uit een brief van 5 december 2011 van de advocaat van [B] gericht aan de advocaat van eiser blijkt dat eiser en [A] zich hoofdelijk verbonden hebben tot betaling aan [B] van € 220.000 op uiterlijk 1 oktober 2011 en dat bij het uitblijven van die betaling eiser en [A] de wettelijke rente over dit bedrag zijn verschuldigd aan [B] tot het moment van algehele voldoening.
5. Eiser en [A] komen de verplichtingen uit de hiervoor genoemde vaststellingsovereenkomst niet na. In maart 2012 ondertekenen [B] en eiser een nieuwe vaststellingsovereenkomst waarin het volgende is opgenomen:
“1. de heer [B], wonende te (…), hierna te noemen: “ [B] ”,
en
2. de heer [X], wonende te (…), hierna te noemen: “ [X] ”;
Partijen nemen in aanmerking dat :
(A) uit het partijen genoegzaam bekende proces-verbaal d.d. 20 december 2011 van de rechtbank Haarlem volgt dat [X] en de heer [A] hoofdelijk aan [B] verschuldigd zijn een bedrag groot € 220.000,- te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 1 oktober 2011;
(B) [X] in het kader van genoemde schuld van een derde partij maximaal een geldlening kan ontvangen groot € 170.000,- (…);
(C) [X] genoemd bedrag ad € 170.000,- wil aanwenden ter finale aflossing van al zijn verplichtingen voortvloeiende uit gemeld proces-verbaal d.d. 20 december 2011;
En komen daartoe het volgende overeen:
1. Tegen finale kwijting over en weer betaalt [X] v66r 17 maart 2012 aan [B] ter zake de in de bijlage opgenomen schuld een totaalbedrag van € 170.000,- door
overboeking van genoemd bedrag op rekeningnummer (…) o.v.v. “ [B] / [X] ”.
2. [B] zal zo spoedig mogelijk na ontvangst van genoemd bedrag het conservatoir beslag op de woning van [X] , ingeschreven op 10 mei 2011, opheffen.
3. Het staat [B] vrij om het verschil tussen de in het proces-verbaal d.d. 20 december 2011 van de rechtbank Haarlem genoemde bedragen en het thans door [X] betaalde bedrag op de heer [A] (…) te verhalen.
4. Na voldoening van bovenstaande betalingsverplichting en de opheffing van het conservatoire beslag zullen partijen jegens elkaar geen verdergaande verplichtingen meer hebben uit hoofde van de in het proces-verbaal opgenomen regeling en de daaraan ten grondslag liggende overeenkomst van geldlening en verlenen zij elkaar dienaangaande finale kwijting over en weer.”
6. Eiser is een overeenkomst van geldlening aangegaan op 12 maart 2012, waarbij [C] BV aan eiser, handelende in privé en handelende onder de naam Huisartsenpraktijk [X] (B.V. i.o.), een geldlening verstrekt van € 170.000 met een maximale looptijd van 7 jaar en tegen een rentepercentage van 5% per jaar. Vanaf februari 2013 dient te worden afgelost in overeenstemming met een aan de overeenkomst gehecht aflossingsschema.