Rechtbank Noord-Holland, 10-11-2016, ECLI:NL:RBNHO:2016:9127, AWB - 15 _ 2628
Rechtbank Noord-Holland, 10-11-2016, ECLI:NL:RBNHO:2016:9127, AWB - 15 _ 2628
Gegevens
- Instantie
- Rechtbank Noord-Holland
- Datum uitspraak
- 10 november 2016
- Datum publicatie
- 22 november 2016
- ECLI
- ECLI:NL:RBNHO:2016:9127
- Formele relaties
- Sprongcassatie: ECLI:NL:HR:2018:359, Bekrachtiging/bevestiging
- Zaaknummer
- AWB - 15 _ 2628
Inhoudsindicatie
“Belastingplichtige heeft niet de vereiste aangifte gedaan door het saldo van de buitenlandse bankrekeningen niet aan te geven met als gevolg omkering en verzwaring van de bewijslast. Belastingplichtige heeft niet aangetoond dat sprake is van stortingen die niet zijn terug te voeren op in het buitenland opgekomen winstbestanddelen en heeft niet voldaan aan zijn verzwaarde bewijslast. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder ter onderbouwing van zijn stelling dat sprake zou zijn van buitenlandse ondernemingswinsten geen concrete aanknopingspunten naar voren gebracht, zodat de schatting van verweerder onredelijk en willekeurig is.”
Uitspraak
Rechtbank noord-holland
Zittingsplaats Haarlem
zaaknummers: HAA 15/2628, 15/2629 en 15/2630
uitspraak van de meervoudige kamer van 10 november 2016 in de zaken tussen
[X] , wonende te [Z] , eiser
(gemachtigde: mr. P.A. Caljé),
en
de inspecteur van de Belastingdienst, verweerder.
Procesverloop
Verweerder heeft aan eiser voor het jaar 2004 een navorderingsaanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (ib/pvv) opgelegd, berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 88.813 en een belastbaar inkomen uit sparen en beleggen van € 25.468. Gelijktijdig is bij beschikking heffingsrente aan eiser in rekening gebracht ten bedrage van € 11.787.
Verweerder heeft aan eiser voor het jaar 2006 een navorderingsaanslag ib/pvv opgelegd, berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 184.353 en een belastbaar inkomen uit sparen en beleggen van € 38.565. Gelijktijdig is bij beschikking heffingsrente aan eiser in rekening gebracht ten bedrage van € 25.460.
Verweerder heeft aan eiser voor het jaar 2007 een navorderingsaanslag ib/pvv opgelegd, berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 193.080 en een belastbaar inkomen uit sparen en beleggen van € 47.200. Gelijktijdig is bij beschikking heffingsrente aan eiser in rekening gebracht ten bedrage van € 23.950.
Verweerder heeft bij uitspraken op bezwaar de navorderingsaanslagen gehandhaafd.
Eiser heeft daartegen bij afzonderlijke brieven beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Partijen hebben vóór de zitting nadere stukken ingediend. Deze stukken zijn telkens in afschrift verstrekt aan de wederpartij.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 18 augustus 2016 te Haarlem.
Namens eiser is zijn gemachtigde verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigden mr. A.M. Hamers en mr. J.T. Driedonks.
Overwegingen
1. Feiten
1.1. Eiser is geboren in 1953 en is gehuwd. Hij is ondernemer en heeft een interieurwinkel. De onderneming wordt gedreven vanuit een winkelpand te Haarlem en is geopend van donderdag tot en met zaterdag. Daarnaast stond eiser van maandag tot en met zaterdag op de markt in Haarlem (Noord en Centrum), Beverwijk, Katwijk en Den Helder. Dit waren vaste standplaatsen. Eiser beschikte over een opslag te Cruquius en twee boxen in Haarlem (Schalkwijk).
1.2. Eiser heeft als inkeerder twee buitenlandse bankrekeningen bij de [bank] in Luxemburg gemeld bij verweerder. De rekeningen zijn geopend op 22 september 1989 en 5 maart 2001.
1.3. Eiser heeft de saldi van deze bankrekeningen, variërend in de jaren 2001 tot en met 2012 van € 515.000 (eind 2001) tot ruim één miljoen euro (eind 2008 en eind 2009), niet vermeld in zijn aangiften ib/pvv. Het aangegeven belastbaar inkomen uit werk en woning (box 1) en sparen en beleggen (box 3) bedroeg volgens de aangiften:
box 1 box 3
2004 € 38.863 € 2.588
2006 € 34.353 € 10.595
2007 € 23.080 € 11.369
1.4. De aanslagen ib/pvv 2004, 2006 en 2007 zijn conform de aangiften opgelegd. De verschuldigde ib/pvv bedroeg € 12.151 (2004), € 12.845 (2006) en € 7.561 (2007).
1.5. Eiser en zijn echtgenote hebben met verweerder op 18 december 2014 een vaststellingsovereenkomst gesloten. Deze luidt – voor zover hier van belang – als volgt (waarbij eiser en echtgenote zijn aangeduid als Partij A en verweerder als Partij B):
“3. Onderwerp van deze vaststellingsovereenkomst
Onderwerp van deze vaststellingsovereenkomst is de van Partij A na te vorderen inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen over de jaren 2001 tot en met 2012, (met uitzondering van de jaren 2004, 2006 en 2007) alsmede de heffingsrente of belastingrente daarover.
4 Feiten en gevolgen
Deze vaststellingsovereenkomst is gebaseerd op de volgende gegevens:
Omschrijving buitenlandse inkomens- en/of vermogensbestanddelen:
Vermogensbestanddelen gehouden door Partij A bij de buitenlandse bankinstelling [bank] te Luxembourg onder rekeningnummers: [nummer 1] en [nummer 2] . De contante stortingen in 2004, 2006 en 2007 zijn verzwegen inkomsten uit onderneming. De grote cash opname in 2008 is nog grotendeels aanwezig als contant geld bij Partij A.
Partij A heeft de gevraagde onderliggende (bank)stukken en (overige) informatie overgelegd aan Partij B.
Uitgangspunt van deze vaststellingsovereenkomst is het feit dat partij A onjuist aangiften inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen heeft gedaan over de jaren 2001 t/m 2012 (met uitzondering van 2004, 2006 en 2007). Gelet op de heffingsgrondslag voor de inkomstenbelasting 2001 t/m 2012 (met uitzondering van 2004, 2006 en 2007) leidt dit tot navordering van een totaalbedrag van € 88.554.
Partijen zijn voorts op 28 november 2014 het volgende overeengekomen:
Partijen stemmen in, door ondertekening van deze vaststellingsovereenkomst, met een doelmatige formalisering van de belastingschuld wat betreft de toerekening van inkomensbestanddelen, bestanddelen van de rendementsgrondslag en geheven dividendbelasting zoals genoemd in artikel 2:17 Wet IB 2001.
De fiscale gevolgen (enkelvoudige belasting en heffingsrente/belastingrente) van deze
vaststellingsovereenkomst worden (onder verwijzing naar artikel 64 AWR) volledig verwerkt in één op te leggen (navorderings)aanslag inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen 2010 (in casu een navorderingsaanslag ten name van de heer [X] ).
(…)
7 Afstand van rechtsmiddelen
Partij A doet terzake van de in deze overeenkomst geregelde onderwerpen uitdrukkelijk afstand van het recht op bezwaar en het recht op beroep bij de rechter. Tegen de navorderingsaanslagen 2004, 2006 en 2007 is het mogelijk voor Partij A een bezwaarschrift in te dienen, deze jaren zijn niet opgenomen de vaststellingsovereenkomst.
(…)
10 Nadere voorwaarden en afspraken
Partij A erkent en bevestigt door middel van ondertekening dat de door de Belastingdienst in deze Overeenkomst ingenomen standpunten enkel en alleen gelden binnen het specifieke kader van deze overeenkomst. Dit betekent dat niet gesproken kan worden van een welbewuste standpuntbepaling zodat van gebondenheid van de Belastingdienst aan de hier ingenomen standpunten buiten het kader van deze overeenkomst of na ommekomst van deze overeenkomst (voor zover deze betrekking heeft op toekomstige jaren) geen sprake is.”
Op 26 juli 2004 heeft eiser een bedrag van € 49.950, op 28 februari 2006 een bedrag van € 150.000 en op 26 februari 2007 een bedrag van € 170.000 op zijn buitenlandse bankrekeningen gestort.