Home

Rechtbank Noord-Holland, 08-12-2017, ECLI:NL:RBNHO:2017:10131, AWB - 14 _ 1974

Rechtbank Noord-Holland, 08-12-2017, ECLI:NL:RBNHO:2017:10131, AWB - 14 _ 1974

Gegevens

Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Datum uitspraak
8 december 2017
Datum publicatie
15 december 2017
ECLI
ECLI:NL:RBNHO:2017:10131
Zaaknummer
AWB - 14 _ 1974
Relevante informatie
Wet op de loonbelasting 1964 [Tekst geldig vanaf 01-07-2023 tot 01-01-2024] art. 32bd

Inhoudsindicatie

Crisisheffing niet in strijd met het wettelijk systeem.

Uitspraak

Zittingsplaats Haarlem

zaaknummers: HAA 14/1974 en 14/3736

(gemachtigde: mr. J.A. Booij),

en

Procesverloop

HAA 14/1974

Eiseres heeft op 24 april 2013 voor het tijdvak maart 2013 aangifte loonheffingen gedaan, waarbij een bedrag van € 17.625 aan pseudo-eindheffing hoog loon (hierna: crisisheffing) in de zin van artikel 32bd van de Wet op de loonbelasting 1964 (hierna: Wet LB) is aangegeven. Dit bedrag is afgedragen op 26 april 2013.

Eiseres heeft bij geschrift, door verweerder ontvangen op 8 mei 2013, tegen de afdracht bezwaar gemaakt.

Verweerder heeft het bezwaar bij uitspraak op bezwaar van 9 april 2014 ongegrond verklaard.

Eiseres heeft daartegen beroep ingesteld. Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.

HAA 14/3736

Eiseres heeft op 1 april 2014 voor het tijdvak maart 2014 aangifte loonheffingen gedaan, waarbij een bedrag van € 30.081 aan crisisheffing is aangegeven. Dit bedrag is afgedragen op 28 april 2014.

Eiseres heeft bij geschrift, door verweerder ontvangen op 30 april 2014, tegen de afdracht bezwaar gemaakt. Verweerder heeft ingestemd met het verzoek van eiseres om rechtstreeks beroep en het bezwaarschrift doorgezonden aan de rechtbank.

Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.

Het onderzoek ter zitting in beide zaken heeft plaatsgevonden op 21 november 2017 te Haarlem. Beide partijen zijn - met bericht van verhindering - niet verschenen.

Overwegingen

Feiten

1. Eiseres is een vereniging die zich bezighoudt met registratieactiviteiten, welke zijn verbonden met de rol van de vereniging als Regionaal Internet Register voor Europa en omliggende gebieden en met coördinatieactiviteiten, waaronder begrepen de ondersteuning van een samenhangende werking van het internet in het Europese gebied. Eind 2012 heeft eiseres [#] leden.

2. De grondslag voor de crisisheffing wordt in de onderhavige belastingjaren gevormd door het loon van vijf werknemers. Het loon van deze werknemers bedraagt respectievelijk € 166.129, € 162.561, € 169.796, € 218.225, € 158.746 (2012) en € 155.693, € 252.778, € 158.942, € 175.133 en € 185.682 (2013).

Geschil

3. Tussen partijen is in geschil of eiseres gehouden was de crisisheffing af te dragen. Meer in het bijzonder is in geschil:

-

of de crisisheffing in strijd is met de wettelijke bepalingen van de Wet op de loonbelasting 1964 (hierna: Wet LB);

-

of de crisisheffing in strijd is met artikel 1 van het Eerste Protocol bij het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (hierna: EP EVRM);

-

of de crisisheffing in strijd is met het verdragsrechtelijke gelijkheidsbeginsel van artikel 26 van het Internationaal Verdrag inzake Burgerrechten en Politieke Rechten (hierna: IVBPR) en artikel 14 van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (hierna: EVRM).

4. Eiseres stelt zich op het standpunt dat de bovenstaande vragen bevestigend moeten worden beantwoord en dat geen crisisheffing is verschuldigd. Eiseres concludeert tot gegrondverklaring van het beroep, vernietiging van de uitspraak op bezwaar en terugbetaling van de afgedragen crisiheffing.

5. Verweerder stelt dat de bovenstaande vragen ontkennend moeten worden beantwoord en dat crisisheffing verschuldigd is. Verweerder concludeert tot ongegrondverklaring van het beroep.

Beoordeling van het geschil

Rechtstreeks beroep

6. Verweerder heeft de zaak kennelijk geschikt geacht voor rechtstreeks beroep. De rechtbank ziet geen aanleiding voor terugzending naar verweerder teneinde het geschrift als bezwaarschrift te behandelen.

7. De crisisheffing kan volgens eiseres niet worden geheven, nu hoofdstuk IV van de Wet LB daarvoor geen wettelijke basis biedt. Artikel 32bd van de Wet LB is, aldus eiseres, onverbindend omdat artikel 1 van de Wet LB niet toestaat dat ter zake van één en hetzelfde loonbestanddeel loonbelasting wordt geheven ten laste van werkgever en werknemer.

8. De Hoge Raad heeft in zijn arrest van 29 januari 2016, ECLI:NL:HR:2016:121, over een vergelijkbare stelling geoordeeld als eiseres inneemt. Kort gezegd heeft de Hoge Raad in dit arrest geoordeeld dat de tekst van artikel 32bd, eerste lid, van de Wet LB bepaalt dat de crisisheffing wordt geheven in afwijking in zoverre van het overigens bij of krachtens de Wet LB bepaalde. Klaarblijkelijk heeft de wetgever daarbij mede het oog gehad op het bepaalde in artikel 1 van de Wet LB, aldus de Hoge Raad. Naar het oordeel van de Hoge Raad is hiermee een voldoende basis in de Wet LB opgenomen voor de crisisheffing. In genoemd arrest heeft de Hoge Raad ter zake van de stelling dat over een reeds in de heffing betrokken loonbestanddeel wordt geheven met een vergelijkbare overweging geoordeeld dat artikel 32bd van de Wet LB niet onverbindend is, nu de wetgever heeft bedoeld een regeling te treffen in afwijking van artikel 1 van die wet.

9. De rechtbank ziet in hetgeen eiseres heeft aangevoerd geen aanleiding om tot een andere conclusie te komen en is van oordeel dat de crisisheffing niet in strijd is met het wettelijke systeem.

Artikel 1 van het EP EVRM

10. Eiseres stelt dat de crisisheffing in strijd is met artikel 1 van het EP EVRM, omdat een inbreuk wordt gemaakt op het ongestoorde genot van eigendom. Daarbij voert zij aan dat de heffing (materieel) terugwerkende kracht heeft en dat dit een individuele en buitensporige belastingheffing tot gevolg heeft.

11. De rechtbank stelt voorop dat belastingen in beginsel een inmenging vormen in het door artikel 1 van het EP EVRM gegarandeerde ongestoorde genot van eigendom. De tweede alinea van deze bepaling voorziet echter uitdrukkelijk in een algemene rechtvaardigingsgrond voor de inmenging die wordt veroorzaakt door de toepassing van fiscale maatregelen. Dit neemt niet weg dat ook op het terrein van de belastingen de inmenging volgens vaste rechtspraak van het EHRM ‘lawful’ moet zijn en een ‘legitimate aim’ moet dienen, en dat er een ‘fair balance’ dient te bestaan tussen de belangen van het betrokken individu en het algemene belang. Bij deze laatste toets is van belang dat de wetgever op fiscaal gebied een ruime beoordelingsmarge toekomt (Hoge Raad 29 januari 2016, ECLI:NL:HR:2016:124).

12. In genoemd arrest is beslist dat de crisisheffing voldoende toegankelijk, precies en voorzienbaar in de uitoefening is, en dat daarmee derhalve aan de vereisten van ‘lawfulness’ is voldaan. Voorts is beslist dat het heffen van belastingen in het algemeen belang, zoals in de slotzin van artikel 1 van het EP EVRM ligt besloten, in beginsel voldoet aan het vereiste van een ‘legitimate aim’, en dat er geen grond is om daarover anders te oordelen in het onderhavige geval waarin de wetgever ter oplossing van de ernstige begrotingsproblemen in 2013 en 2014 een reeks ingrijpende maatregelen heeft genomen, waarvan de crisisheffing deel uitmaakt. Ten slotte is beslist dat met de invoering van de crisisheffing alsmede de verlenging van de crisisheffing tot en met het jaar 2014 de ‘fair balance’ op regelniveau niet is geschonden. De rechtbank ziet in hetgeen eiseres heeft aangevoerd geen aanleiding om tot een ander oordeel te komen.

13. Zoals in r.o. 2.8 van het arrest met nummer ECLI:NL:HR:2016:124 is overwogen, laat het voorgaande echter de mogelijkheid open dat er onder omstandigheden sprake is van een individuele en buitensporige last. Nu op eiseres de last rust in dit verband feiten en omstandigheden aan te voeren en eiseres niets heeft aangevoerd komt de rechtbank aan een beoordeling ter zake niet toe.

14. Eiseres heeft aangevoerd dat de crisisheffing in strijd is met artikel 14 van het EVRM en artikel 26 van het IVBPR.

15. De Hoge Raad heeft in voormeld arrest geoordeeld dat de crisisheffing niet discriminerend is in de zin van artikel 14 van het EVRM en artikel 26 van het IVBPR. In hetgeen eiseres naar voren heeft gebracht, ziet de rechtbank geen aanleiding voor een ander oordeel.

15. Gelet op het vorenoverwogene dienen de beroepen ongegrond te worden verklaard.

Proceskosten

17. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart de beroepen ongegrond.

Deze uitspraak is gedaan door mr. M.W. Koenis, voorzitter, en mr. B. van Walderveen en mr. M.M. Verberne, leden, in aanwezigheid van mr. J. de Jong, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 8 december 2017.

griffier voorzitter

Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel