Home

Rechtbank Noord-Holland, 01-03-2017, ECLI:NL:RBNHO:2017:1988, AWB - 15 _ 3097

Rechtbank Noord-Holland, 01-03-2017, ECLI:NL:RBNHO:2017:1988, AWB - 15 _ 3097

Gegevens

Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Datum uitspraak
1 maart 2017
Datum publicatie
23 maart 2017
ECLI
ECLI:NL:RBNHO:2017:1988
Zaaknummer
AWB - 15 _ 3097

Inhoudsindicatie

“Het beroep is niet-ontvankelijk. De gemachtigde van eiser heeft verklaard dat hij niet heeft beoogd een bezwaarschrift in te dienen, dat hij geen inhoudelijke behandeling van het beroep wenst, dat de aanslag te laag is vastgesteld en dat het belang van eiser is gelegen in het voeren van een procedure over een eventueel door de belastingdienst aan eiser op te leggen navorderingsaanslag.”

Uitspraak

Zittingsplaats Haarlem

Bestuursrecht

zaaknummer: HAA 15/3097

(gemachtigde: mr. J.H. Weermeijer),

en

Procesverloop

Verweerder heeft met dagtekening 29 oktober 2014 aan eiser voor het jaar 2011 een aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (hierna: ib/pvv) opgelegd, berekend naar een verzamelinkomen (tevens belastbaar inkomen uit werk en woning) van € 14.500.

Verweerder heeft bij uitspraak op bezwaar de aanslag gehandhaafd.

Eiser heeft daartegen beroep ingesteld.

Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.

Partijen hebben vóór de zitting nadere stukken ingediend. Deze stukken zijn telkens in afschrift verstrekt aan de wederpartij.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 8 november 2016 te Haarlem. Namens eiser is verschenen zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door G. Lodder, J.A. Harmsen en A. Sharma.

Overwegingen

Feiten

1. Eiser heeft de Nederlandse nationaliteit en was in 2011 woonachtig in Nederland.

2. Van 1 januari 2011 tot en met 31 december 2011 was eiser werkzaam op het motortankschip [A] dat eigendom was van [B] en dat met winstoogmerk in de Rijnvaart wordt gebruikt (hierna: het schip). Voor het schip is op 5 januari 2005 een Rijnvaartverklaring als bedoeld in artikel 5, eerste lid, van de Wet vervoer binnenvaart afgegeven. De Rijnvaartverklaring vermeldt “ [C] .” te [G] als exploitant van het schip. Eiser stond in 2011 het gehele jaar op de loonlijst van [E] S.A., gevestigd te [F] (Luxemburg).

3. De aanslag ib/pvv 2011 is met dagtekening 29 oktober 2014 ambtshalve opgelegd. Eiser heeft op 12 november 2014 een aangiftebiljet ib/pvv 2011 ingediend. Hierbij heeft eiser verzocht om vrijstelling voor de premie volksverzekeringen. Verweerder heeft het aangiftebiljet aangemerkt als bezwaarschrift en de aanslag bij uitspraak op bezwaar van 22 mei 2015 gehandhaafd.

Beoordeling van het geschil

4. Een beroep moet niet-ontvankelijk worden verklaard als de indiener van dat rechtsmiddel daar geen belang bij heeft. Daarvan is sprake als het aanwenden van het rechtsmiddel hem niet in een betere positie kan brengen met betrekking tot het bestreden besluit en eventuele bijkomende beslissingen (Hoge Raad van 11 april 2014, nr. 13/01903, ECLI:NL:HR:2014:878). Uit het arrest van de Hoge Raad van 23 maart 2012, nr. 11/01321, ECLI:NL:HR:2012:BV0655, volgt dat dit niet anders is indien de indiener een buiten het desbetreffende besluit liggend belang heeft bij de beantwoording van de door hem aangevoerde twistpunten. Voor zover dit belang zich manifesteert bij andere belastingaanslagen of voor bezwaar vatbare beschikkingen, kan de indiener desgewenst tegen die aanslagen of beschikkingen opkomen.

5. Ter zitting heeft de gemachtigde van eiser desgevraagd uitdrukkelijk herhaald dat eiser niet heeft beoogd een bezwaarschrift in te dienen, dat hij geen inhoudelijke behandeling van het beroep wenst en heeft hij meerdere malen verklaard dat de aanslag te laag is vastgesteld. Voorts heeft de gemachtigde verklaard dat het belang van eiser is gelegen in het voeren van een procedure over een eventueel door de belastingdienst aan eiser op te leggen navorderingsaanslag.

6. Naar het oordeel van de rechtbank heeft eiser geen belang bij het onderhavige beroep. Indien verweerder een navorderingsaanslag oplegt zal eiser in de gelegenheid zijn daartegen desgewenst in bezwaar en beroep te komen. Het beroep zal niet-ontvankelijk worden verklaard.

Proceskosten

Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.

Deze uitspraak is gedaan door mr. M.W. Koenis, voorzitter, en mr. S.K.A. Efstratiades en mr. H. de Jong, leden, in aanwezigheid van mr. M.R. Marinus, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 1 maart 2017.

griffier voorzitter

Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel