Home

Rechtbank Noord-Holland, 17-03-2017, ECLI:NL:RBNHO:2017:2005, AWB - 14 _ 526

Rechtbank Noord-Holland, 17-03-2017, ECLI:NL:RBNHO:2017:2005, AWB - 14 _ 526

Gegevens

Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Datum uitspraak
17 maart 2017
Datum publicatie
23 maart 2017
ECLI
ECLI:NL:RBNHO:2017:2005
Zaaknummer
AWB - 14 _ 526
Relevante informatie
Wet op de loonbelasting 1964 [Tekst geldig vanaf 01-07-2023 tot 01-01-2024] art. 32bd

Inhoudsindicatie

“Crisisheffing. Niet-ontvankelijk”.

Uitspraak

Zittingsplaats Haarlem

zaaknummer: HAA 14/526

(gestelde gemachtigde: prof.dr. P. Kavelaars),

en

Procesverloop

Eiseres heeft voor het tijdvak maart 2013 aangifte loonheffingen gedaan, waarbij een bedrag van € 2.009.625 aan pseudo-eindheffing hoog loon in de zin van artikel 32bd van de Wet op de loonbelasting 1964 (hierna ook: crisisheffing) is aangegeven. Dit bedrag is afgedragen op 6 mei 2013. Tegen deze afdracht heeft eiseres bezwaar gemaakt.

Verweerder heeft bij uitspraak op bezwaar de aanslag gehandhaafd.

Eiseres heeft daartegen beroep ingesteld.

Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.

Beide partijen hebben nadere stukken ingediend, die telkens in afschrift zijn verstrekt aan de wederpartij.

Met toestemming van partijen heeft de rechtbank bepaald dat het onderzoek ter zitting achterwege blijft.

Eiseres heeft op verzoek van de rechtbank nadere stukken overgelegd in verband met de geldigheid van de volmacht.

Overwegingen

1. Eiseres is een 100% dochter van [A] B.V. Eiseres vormt met haar moedermaatschappij en (onder meer) [B] B.V. en [C] B.V.) een fiscale eenheid voor de vennootschapsbelasting. Eiseres vormt met (onder meer) [D] B.V. tevens een fiscale eenheid voor de omzetbelasting.

2. De totale loonsom van eiseres over 2012 bedraagt € 72.997.351. Voor het tijdvak maart 2013 heeft eiseres aangifte loonheffingen gedaan en daarbij een bedrag van € 2.000.625 aan crisisheffing aangegeven.

3. In 2012 heeft een aantal werknemers van eiseres een voordeel behaald met de uitoefening van optierechten die in het verleden zijn toegekend.

4. Tussen partijen is in geschil of eiseres gehouden is de crisisheffing af te dragen. Meer in het bijzonder is in geschil of de crisisheffing in strijd is met artikel 1 van het Eerste Protocol bij het EVRM (hierna: EP EVRM).

5. De rechtbank ziet zich ambtshalve gesteld voor de vraag of het beroep bevoegdelijk is ingediend.

6. Op grond van artikel 6:5, eerste lid, aanhef en letter a, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) wordt het beroepschrift ondertekend en bevat het - voor zover hier van belang - ten minste de naam en het adres van de indiener. Daarbij wordt met ‘indiener’ bedoeld degene die voor zichzelf beroep instelt of degene namens wie beroep wordt ingesteld (zie HR 17 december 2010, ECLI:NL:HR:2010:BO7505). Op grond van artikel 6:6 van de Awb kan het beroep niet-ontvankelijk worden verklaard indien niet is voldaan aan artikel 6:5 van de Awb of aan enig ander bij de wet gesteld vereiste voor het in behandeling nemen van het beroep, mits de indiener de gelegenheid heeft gehad het verzuim te herstellen binnen een hem daartoe gestelde termijn. Het ontbreken van een schriftelijke volmacht moet als verzuim in de zin van artikel 6:6 van de Awb worden aangemerkt (HR 10 januari 2014, ECLI:NL:HR:2014:2).

7. Artikel 2:240 van het Burgerlijk Wetboek luidt, voor zover van belang:

“1. Het bestuur vertegenwoordigt de vennootschap, voor zover uit de wet niet anders voortvloeit.

2. De bevoegdheid tot vertegenwoordiging komt mede aan iedere bestuurder toe. De statuten kunnen echter bepalen dat zij behalve aan het bestuur slechts toekomt aan een of meer bestuurders. Zij kunnen voorts bepalen dat een bestuurder de vennootschap slechts met medewerking van een of meer anderen mag vertegenwoordigen.[…]”

8. Het beroepschrift is ondertekend door de gestelde gemachtigde. Blijkens de overgelegde uittreksels uit het handelsregister is [E] B.V. alleen/zelfstandig bevoegd eiseres te vertegenwoordigen. Het overgelegde uittreksel uit het handelsregister betreffende [E] B.V. van 7 februari 2017 vermeldt als bestuurders [F] , [G] en [H] . De bevoegdheid van ieder van de bestuurders is omschreven als: ‘Gezamenlijk bevoegd (met andere bestuurder(s), zie statuten)’.

9. Eiseres heeft ter vervanging van een door [I] , Director Compensation & Benefits ondertekende ongedateerde ‘Power of Attorney’ een op 20 februari 2014 gedateerde ‘Power of Attorney’ overgelegd, ondertekend door [G] en [F] . Eiseres heeft niet de statuten van [E] overgelegd. De bevoegdheidsomschrijving in het handelsregister sluit uit dat de bestuurders van [E] B.V. bevoegd zijn haar alleen/zelfstandig te vertegenwoordigen. Deze bevoegdheidsomschrijving sluit niet uit dat iedere bestuurder slechts met beide andere bestuurders vertegenwoordigingsbevoegd is. De rechtbank leidt uit de bevoegdheidsomschrijving in het handelsregister voorts af dat de vertegenwoordigingsbevoegdheid in de statuten van [E] B.V. is vastgelegd. Nu deze statuten niet zijn overgelegd kan de rechtbank niet vaststellen dat [G] en [F] zonder medewerking van [G] bevoegd zijn [E] B.V. te vertegenwoordigen. Het moet er daarom voor worden gehouden dat daarvoor tevens de medewerking van bestuurder [G] is vereist. Aangezien een volmacht van laatstgenoemde ontbreekt, is het beroep onbevoegdelijk ingesteld en zal het niet-ontvankelijk worden verklaard. Aan een inhoudelijke beoordeling van het geschil van partijen wordt niet toegekomen.

10. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.

Deze uitspraak is gedaan door mr. M.W. Koenis, voorzitter, en mr. B. van Walderveen en mr. G.H. de Soeten, leden, in aanwezigheid van mr. drs. K.M.E. de Moor, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 17 maart 2017.

griffier voorzitter

Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel