Rechtbank Noord-Holland, 05-03-2019, ECLI:NL:RBNHO:2019:1456, AWB - 18 _ 2468
Rechtbank Noord-Holland, 05-03-2019, ECLI:NL:RBNHO:2019:1456, AWB - 18 _ 2468
Gegevens
- Instantie
- Rechtbank Noord-Holland
- Datum uitspraak
- 5 maart 2019
- Datum publicatie
- 11 maart 2019
- ECLI
- ECLI:NL:RBNHO:2019:1456
- Formele relaties
- Hoger beroep: ECLI:NL:GHAMS:2020:2747, (Gedeeltelijke) vernietiging en zelf afgedaan
- Zaaknummer
- AWB - 18 _ 2468
- Relevante informatie
- Gemeentewet [Tekst geldig vanaf 31-01-2024] art. 229
Inhoudsindicatie
Aanslag vermakelijkhedenretributie op grond van artikel 229, eerste lid, onder c, van de Gemeentewet terecht opgelegd. Er is sprake van een vermakelijkheid. Verweerder heeft aangetoond dat hij lasten heeft ter zake van de door de gemeente tot stand gebrachte of in standgehouden voorzieningen waarvan een vermakelijkheid profiteert. Geen schending van de hoorplicht, geen aanleiding voor een integrale proceskostenvergoeding.
Uitspraak
Zittingsplaats Haarlem
Bestuursrecht
zaaknummer: HAA 18/2468
(gemachtigde: mr. R.G.C. van der Lee),
en
Procesverloop
Verweerder heeft met dagtekening 31 mei 2013 aan eiseres voor het jaar 2012 een aanslag vermakelijkhedenretributie opgelegd van € 109.878 (aanslagnummer [#] ).
Verweerder heeft bij uitspraak op bezwaar de aanslag gehandhaafd.
Eiseres heeft daartegen beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 15 januari 2019 te Haarlem.
Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde mr. A.G. Hendriks.
De gemachtigde van eiseres is door de griffier bij aangetekende brief, verzonden op
12 december 2018 naar het door de gemachtigde in zijn beroepschrift vermelde adres [a] , onder vermelding van plaats en tijdstip, uitgenodigd om op de zitting te verschijnen. Eiseres noch gemachtigde zijn ter zitting verschenen. Een bericht van verhindering is niet ontvangen. De enveloppe waarin voornoemde aangetekende brief is verzonden, is op 3 januari 2019 ongeopend ter griffie terugontvangen, met op een sticker de mededeling retour afzender, reden: niet afgehaald. Uit de – kennelijk door medewerkers van PostNL – geplakte stickers op die enveloppe, die door de griffier in het dossier is gevoegd, leidt de rechtbank af dat de postbezorger van PostNL bij uitreiking van de brief op voornoemd adres geen gehoor heeft gekregen op genoemd adres, dat hij toen daar een kennisgeving van aanbieding heeft achtergelaten met de mededeling dat de brief tot 31 december 2018 op het – kennelijk in die mededeling genoemde – afhaallocatie kon worden afgehaald, en dat PostNL de enveloppe op 31 december 2018 heeft geretourneerd aan de afzender, te weten de griffier van de rechtbank. De griffier heeft vervolgens gecontroleerd of de gemachtigde sinds het indienen van het beroepschrift een nieuw correspondentieadres aan de griffier heeft doorgegeven, hetgeen niet het geval was.
Op de website van de gemachtigde wordt als zijn adres ook vermeld [a] . Vervolgens heeft de griffier de brief bij gewone post op 3 januari 2019 verzonden aan het bij de rechtbank bekende adres van de gemachtigde van eiseres, [a] . Op grond van het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat de uitnodiging om op de zitting te verschijnen op de juiste wijze tijdig op het juiste adres is aangeboden.
Overwegingen
Feiten
1. Eiseres (hierna ook te noemen [X ] ) is gevestigd aan de [b] . [X ] beschikt over een samenstel van hallen, waaronder een marktkantoor, en omliggende infrastructuur, zoals wegen en parkeerplaatsen. [X ] exploiteert het vastgoed door middel van verhuur aan derden van winkel- en horecaruimten. Het hallencomplex is een grotendeels overdekt winkelcentrum, dat in de weekenden is opengesteld voor publiek. Verder voert eiseres beheerstaken uit die verband houden met de exploitatie van het vastgoed voor de verhuur. In dat kader beheert en onderhoudt eiseres de gebouwen en omliggende terreinen en houdt zij toezicht.
2. In de akte van statutenwijziging van 17 december 1999 wordt het doel van de onderneming als volgt omschreven:
“a. de exploitatie van een of meer warenmarkten, waaronder begrepen het verhuren van kramen casu quo afzonderlijke verkoopeenheden, alsmede het stimuleren van het bezoek daaraan met alle daartoe geëigende middelen, alsmede het verrichten van alle verdere handelingen, welke direct dan wel indirekt met het vorenstaande verband houden, zulks in de meest ruime zin van het woord;
(..).”
3. In 2002 hebben partijen een Samenwerkingsovereenkomst gesloten. In artikel 7.1 van deze overeenkomst is bepaald:
“ [X ] betaalt aan de Gemeente vanaf 1 september 2002 jaarlijks een bijdrage in de kosten van onder meer de uitvoering van de gemeentelijke taken op het gebied van de openbare orde, veiligheid, milieu en beheer en onderhoud van openbare wegen van:
€ 0,075 per entreekaart markt – tot 1,5 miljoen bezoekers
(..)
€ 0,16 per entreekaart markt – vanaf 5 miljoen bezoekers
In de jaarrekening van [X ] zal het aantal entreekaarten dat jaarlijks is verkocht, worden weergegeven.
(..)
Voormelde bedragen zullen na vijf jaar jaarlijks worden geïndexeerd
(..)
De in dit artikel genoemde bijdrage zal nader worden geregeld middels een door de Gemeente conform het bovenstaande vast te stellen verordening. Gedurende de werking van deze verordening zal de inhoud daarvan derogeren aan de werking van dit artikel.”
Geschil en standpunten 4. In geschil is of de aanslag vermakelijkhedenretributie 2012 terecht is opgelegd. Indien de rechtbank van oordeel is dat deze vraag bevestigend moet worden beantwoord is de hoogte van de bestreden aanslag niet in geschil.
5. Eiseres stelt dat zij geen vermakelijkheden geeft als bedoeld in artikel 229, eerste lid, onderdeel c, van de Gemeentewet juncto artikel 1 en artikel 2 van de Verordening op de heffing en de invordering van vermakelijkhedenretributie 2012 van de gemeente [Z] (hierna: de Verordening 2012). [X ] bestaat volgens eiseres voor 100% uit (kleinschalige) detailhandel. Winkel- en horecaruimten zijn uit haar aard geen inrichtingen die dienen tot het bieden van vermaak als bedoeld in artikel 229 van de Gemeentewet, ook niet als zij deel uitmaken van een winkelcentrum. Voor zover eiseres naast de exploitatie en het beheer van het vastgoed andere activiteiten ontplooit, zijn die activiteiten geen doel op zich, maar enkel gericht op het verhogen van de belevingswaarde van het winkelen. Voorts voert eiseres aan dat de Verordening 2012 leidt tot een onredelijke en willekeurige belastingheffing. De lasten van de voorzieningen zijn niet aangetoond. Er is een wanverhouding tussen de lasten en de mate van profijt van de voorzieningen. Eiseres heeft bovendien niet het exclusieve gebruiksrecht van de voorzieningen en eiseres verzorgt een belangrijk aantal van de door de gemeente genoemde voorzieningen zelf. Verder is niet voldaan aan de in de Algemene wet op de bestuursrecht opgenomen termijn waarbinnen uitspraak op bezwaar had moeten worden gedaan terwijl eiseres ten onrechte niet is gehoord in bezwaar. Eiseres concludeert tot gegrondverklaring van het beroep, vernietiging van de uitspraak op bezwaar en vernietiging van de aanslag onder veroordeling van verweerder in de proceskosten door de kosten van de beroepsmatig verleende bijstand integraal te vergoeden, ook indien eiseres in het ongelijk zou worden gesteld.
6. Verweerder stelt dat er wel sprake is van een vermakelijkheid in de zin van de toepasselijke regelgeving. De activiteiten van [X ] bestaan niet alleen uit het verhuren van kramen, winkelruimten en grondplaatsen. Er vinden bij [X ] regelmatig optredens van artiesten plaats, er worden voor kinderen activiteiten georganiseerd en er vinden andere activiteiten plaats. Verweerder stelt verder dat de gemeente kosten heeft gemaakt ter zake van toezicht van gemeentewege en ter zake van door de gemeente tot stand gebrachte en in stand gehouden voorzieningen. Eiseres heeft van deze voorzieningen profijt doordat daarmee een veiliger en schonere omgeving en een betere bereikbaarheid van [X ] wordt bereikt. Verder stelt verweerder dat het grote beslag dat het bezoekersverkeer van en naar [X ] op de omringende wegen legt, de nodige extra onderhoudskosten aan deze openbare wegen veroorzaakt. [X ] profiteert van dit onderhoud doordat de bereikbaarheid van [X ] op deze manier mede door het door de gemeente gepleegde onderhoud op het gewenste niveau blijft. Verweerder concludeert tot ongegrondverklaring van het beroep.
Relevante regelgeving
7. Artikel 229 van de Gemeentewet luidt voor zover van belang:
“1.Rechten kunnen worden geheven ter zake van:
(..)
c. het geven van vermakelijkheden waarbij gebruik wordt gemaakt van door of met medewerking van het gemeentebestuur tot stand gebrachte of in stand gehouden voorzieningen of waarbij een bijzondere voorziening in de vorm van toezicht of anderszins van de zijde van het gemeentebestuur getroffen wordt.
(..)”
8. De Verordening 2012 luidt voor zover van belang:
“Artikel 1 Begripsomschrijving
In deze verordening wordt onder een vermakelijkheid verstaan: een activiteit, waarbij wordt beoogd of mede beoogd het publiek amusement, verstrooiing, ontspanning of vermaak te verschaffen, of waarbij het publiek amusement, verstrooiing, ontspanning of vermaak zoekt, ondergaat, vindt, pleegt te vinden of kan vinden, een en ander in of op daartoe bestemde of geschikte, voor een ieder tegen betaling toegankelijke inrichtingen, terreinen, wateren en dergelijke.
Artikel 2 Aard van de belasting en belastbaar feit
Onder de naam “vermakelijkhedenretributie” worden rechten geheven ter zake van het geven van vermakelijkheden waarbij gebruik wordt gemaakt van door of met medewerking van het gemeentebestuur tot stand gebrachte of in stand gehouden voorzieningen of waarbij een bijzondere voorziening in de vorm van toezicht of anderszins van de zijde van het gemeentebestuur getroffen wordt.
Artikel 3 Belastingplicht
Belastingplichtig is degene die de vermakelijkheid geeft, dan wel degene voor wiens rekening en risico de vermakelijkheid gegeven wordt.
Artikel 4 Vrijstellingen
Belastingplichtigen, zoals bedoeld in artikel 3, worden niet in de heffing betrokken wanneer het aantal entreekaarten als bedoeld in artikel 5 lid 1, het aantal van 1 miljoen per belastingjaar niet overschrijdt.
Artikel 5 Maatstaf van heffing en belastingtarief
1.De grondslag voor de heffing van de rechten is het aantal entreekaarten van de in artikel 1 bedoelde inrichtingen, terreinen, wateren e.d.
2.Het tarief bedraagt:
a. € 0,082 per entreekaart bij een bezoekersaantal tot 1,5 miljoen;
b. € 0,145 per entreekaart bij een bezoekersaantal tot 1,5 tot 3 miljoen;
c. € 0,154 per entreekaart bij een bezoekersaantal van 3 tot 5 miljoen;
d. € 0,178 per entreekaart bij een bezoekersaantal vanaf 5 miljoen;
Artikel 6 Belastingjaar
Het belastingjaar is gelijk aan het kalenderjaar.
Artikel 7 Wijze van heffing
De rechten worden bij wijze van aanslag geheven.
(..)
Artikel 10 Inwerkingtreding en citeertitel
(..)
2.De datum van ingang van de heffing is 1 januari 2012.”
Beoordeling van het geschil
Vermakelijkheid?
9. Een vermakelijkheid in de zin van de Verordening 2012 is een activiteit, waarbij wordt beoogd of mede beoogd het publiek amusement, verstrooiing, ontspanning of vermaak te verschaffen, of waarbij het publiek amusement, verstrooiing, ontspanning of vermaak zoekt, ondergaat, vindt, pleegt te vinden of kan vinden, een en ander in of op daartoe bestemde of geschikte, voor een ieder tegen betaling toegankelijke inrichtingen, terreinen, wateren en dergelijke.
10. Verweerder heeft bij zijn verweerschrift screen prints overgelegd van de website van [X ] zoals deze in 2017 op het internet te vinden was. “ [X ] is [c] , op de grootste, overdekte recreatieve markt van Europa”, aldus de website. [X ] noemt op haar website in dit kader optredens van zangers, speurtochten, Siplo’s Games Experience, gratis schmink, ponyrijden, trampolinespringen, kermisattracties, kindervrijmarkt, kerstoutlet, verlotingen, zoals het grootste kerstpakket van Nederland, straattheater, gratis ijsjes, buikdanseressen, kindersafari en foodsafari. Uit deze stukken en de door verweerder ter zitting gegeven toelichting leidt de rechtbank af dat binnen [X ] regelmatig optredens van artiesten plaatsvinden, dat er structureel activiteiten voor kinderen worden georganiseerd (ponyrijden, trampolinespringen, kermisattracties, speurtocht etc.) en dat er andere activiteiten plaatsvinden.
11. Verweerder heeft gesteld, en de rechtbank acht het niet onaannemelijk, dat [X ] ook in 2012 de hierboven genoemde activiteiten heeft aangeboden. Anders dan eiseres is de rechtbank van oordeel dat deze door [X ] aangeboden activiteiten dienen te worden aangemerkt als een vermakelijkheid in de zin van de Verordening 2012. De reikwijdte van de door [X ] aangeboden activiteiten is naar het oordeel van de rechtbank breder dan het enkel verhogen van de belevingswaarde van het winkelen. De activiteiten van eiseres beogen in ieder geval mede het publiek amusement, verstrooiing, ontspanning of vermaak te verschaffen. Voor zover eiseres voornoemde activiteiten aanbiedt met het enkele doel om de belevingswaarde van het winkelen te verhogen, dan maakt dit naar het oordeel van de rechtbank nog niet dat er geen vermakelijkheid in de zin van de Verordening 2012 is. Immers het gaat er binnen de kaders van de Verordening 2012 ook om wat het publiek aan amusement, verstrooiing, ontspanning of vermaak zoekt, ondergaat, vindt, pleegt te vinden of kan vinden. Gelet op het brede pakket aan door [X ] aangeboden activiteiten en de wijze waarop zij zich aan het publiek presenteert – “ [X ] is [c] ” – is het aannemelijk dat er ook bezoekers zijn die niet naar [X ] komen om te winkelen maar [X ] bezoeken om zich door deelname aan voornoemde activiteiten te laten amuseren, zich te ontspannen en te vermaken.
Voorzieningen?
12. Ter zake van de voorzieningen overweegt de rechtbank, onder verwijzing naar het arrest van de Hoge Raad van 24 januari 2003 (ECLI:NL:HR:2003:AF3283), dat verweerder moet aantonen dat hij lasten heeft ter zake van de door de gemeente tot stand gebrachte of in stand gehouden voorzieningen waarvan een vermakelijkheid profiteert, maar dat hij niet behoeft aan te geven welk bedrag van die lasten is toe te rekenen aan de te belasten vermakelijkheid. Ook voorzieningen van algemene aard kunnen in aanmerking worden genomen, mits de vermakelijkheid daarvan profijt heeft.
13. Verweerder heeft in dit kader gesteld dat eiseres door het geven van de vermakelijkheid gebruik maakt van door of met medewerking van de gemeente tot stand gebrachte of in stand gehouden voorzieningen en dat er tevens ten behoeve van de vermakelijkheid bijzondere voorzieningen in de vorm van toezicht getroffen worden, voor welke voorzieningen door het gemeentebestuur kosten worden gemaakt.
Verweerder heeft voldoende aannemelijk gemaakt dat elke zaterdag en zondag in de onmiddellijke omgeving van [X ] toezicht van gemeentewege plaats vindt. Dit toezicht bestaat onder meer uit toezicht op maatregelen ter regulering van het parkeren, controle en handhaving op in de Algemene Plaatselijk Verordening opgenomen overtredingen en toezicht op randactiviteiten in de directe omgeving van [X ] zoals zakkenrollerij, illegale verkoop en drugsgebruik (handel). Voorts heeft verweerder er op gewezen dat hij kosten heeft gemaakt voor extra aanleg en onderhoud van (toegangs)wegen, voor bebording en bewegwijzering en andere verkeersvoorzieningen, voor straatreiniging, inclusief de reiniging van toegangswegen en de directe omgeving Bazaar, voor bestuursondersteuning en voor brandpreventie en rampenbestrijding.
14. De rechtbank is van oordeel dat verweerder voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat eiseres profijt heeft van voornoemde voorzieningen. Voorts heeft verweerder voldoende aannemelijk gemaakt dat zij kosten heeft gemaakt ten behoeve van deze voorzieningen. Verweerder heeft daarbij niet hoeven aan te geven welk bedrag van de met die voorzieningen gemoeide lasten is toe te rekenen aan de te belasten vermakelijkheid. Van een onredelijke en willekeurige belastingheffing is geen sprake. Ten overvloede wijst de rechtbank er op dat uit artikel 7.1 van de in 2002 gesloten Samenwerkingsovereenkomst kan worden afgeleid dat ook [X ] heeft ingezien dat verweerder kosten maakt ter zake van mede ten behoeve van [X ] uitgevoerde gemeentelijke taken.
15. Naar het oordeel van de rechtbank is de hoorplicht niet geschonden, omdat eiseres in de bezwaarprocedure niet om een hoorzitting heeft verzocht. Wat betreft het door verweerder niet tijdig geven van de uitspraak op bezwaar wijst de rechtbank er op dat de Algemene wet bestuursrecht aan een belanghebbende in een bezwaarprocedure voorzieningen biedt om het bestuursorgaan er toe te bewegen een uitspraak op het bezwaar te geven, dan wel bij uitblijven van deze uitspraak beroep in te stellen. Uit de stukken blijkt niet dat eiseres gebruik heeft gemaakt van die voorzieningen. Dit komt voor haar rekening.
16. Gelet op het vorenoverwogene dient het beroep ongegrond te worden verklaard.
Proceskosten
17. Eiseres heeft verzocht om een integrale vergoeding van de proceskosten, ook als zij in het ongelijk wordt gesteld, dit laatste naar de rechtbank begrijpt vanwege het schenden van de hoorplicht en vanwege het door verweerder niet tijdig geven van een uitspraak op bezwaar. Gelet op het voorgaande is geen sprake van schending van hoorplicht en is ook het niet binnen de termijn doen van uitspraak op bezwaar geen reden voor proceskostenvergoeding. Van andere omstandigheden op grond waarvan verweerder ondanks de ongegrondverklaring van het beroep tot vergoeding van proceskosten zou moeten worden veroordeeld, is niet gebleken.
Voor een proceskostenveroordeling bestaat dus geen aanleiding.