Rechtbank Noord-Holland, 05-07-2019, ECLI:NL:RBNHO:2019:6400, AWB - 18 _ 64
Rechtbank Noord-Holland, 05-07-2019, ECLI:NL:RBNHO:2019:6400, AWB - 18 _ 64
Gegevens
- Instantie
- Rechtbank Noord-Holland
- Datum uitspraak
- 5 juli 2019
- Datum publicatie
- 22 juli 2019
- ECLI
- ECLI:NL:RBNHO:2019:6400
- Zaaknummer
- AWB - 18 _ 64
Inhoudsindicatie
In geschil is de aanslag inkomstenbelasting 2012. Anders dan eiser meent, is de rechtbank met verweerder van oordeel dat de woning van eiser splitsbaar is van het ondernemingspand en verplicht privévermogen vormt.
Uitspraak
Zittingsplaats Haarlem
Bestuursrecht
zaaknummer: HAA 18/64
(gemachtigde: drs. E. van Leeuwen RB)
en
Procesverloop
Verweerder heeft aan eiser voor het jaar 2012 en aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (hierna: IB/PVV) opgelegd, berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 217.347, een belastbaar inkomen uit aanmerkelijk belang van
€ 119.108. Gelijktijdig is bij beschikking een bedrag van € 39.683 aan revisierente in rekening gebracht.
Verweerder heeft een aanslag inkomensafhankelijke bijdrage Zorgverzekeringswet (hierna: ZvW) opgelegd naar een bijdrage-inkomen van € 47.390.
Verweerder heeft bij uitspraak op bezwaar de aanslag IB/PVV verminderd. Daarbij is het belastbaar inkomen uit werk en woning nader vastgesteld op € 18.928 en het inkomen uit aanmerkelijk belang op € 33.225. De verschuldigde revisierente is vervallen.
Bij uitspraak op bezwaar heeft verweerder het bijdrage-inkomen gehandhaafd.
Eiser heeft tegen beide uitspraken beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Eiser heeft nadere stukken ingediend welke in afschrift aan verweerder zijn toegezonden.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 18 juni 2019 te Haarlem. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde mr. J.C. Knoef vergezeld van
mr. [A] en [B] Msc.
Overwegingen
Feiten
1. Eiser is geboren op [geboortedatum] . Hij is gehuwd met [C] .
2. Op 26 november 2009 koopt eiser van de Gemeente Texel een perceel bouwgrond, gelegen nabij de [A ADRES] op Texel, uitmakende een ter plaatse aangeduid en afgebakend gedeelte van het perceel kadastraal bekend gemeente Texel, sectie 0 nummer [A NUMMER] , ter grootte van ongeveer zestien are en zevenenvijftig centiare. De koopprijs bedraagt € 469.925,00 exclusief omzetbelasting ad € 89.285,75 in totaal € 559.210,75. Op de grond worden twee panden gerealiseerd, te weten:
a. a) een bedrijfspand/kantoor, inhoud 1.923 m3, met 1.057 m2 onder en bijgelegen grond:
b) een woning, inhoud 1.083 m3, met 600 m2 ondergrond en bijgelegen grond.
Stichtingskosten van de beide panden ex BTW bedraagt € 1.700.909 inclusief grond en
€ 1.230.984 exclusief grond.
3. Omdat eiser voornemens was het vennootschap onder firma aandeel in de v.o.f. [A BEDRIJF] per 1 januari 2012 in te brengen in [B BEDRIJF] BV heeft hij verzocht de panden gezamenlijk te taxeren. De taxatie is op 24 oktober 2012 uitgevoerd door:
a. a) [C BEDRIJF] , de heer [D] namens eiser;
b) de waardedeskundige verbonden aan de Belastingdienst, de heer [E] .
Het bedrijfspand met onder- en bijgelegen grond werd gewaardeerd op € 1.112.000 en de
woning met onder- en bijgelegen grond op € 652.000 inclusief omzetbelasting, voor beide
panden totaal € 1.764.000 vrij van huur en gebruik.
Na kennisname van de uitkomst van de gezamenlijke taxatie heeft eiser de Belastingdienst bij brief van 27 november 2012 geïnformeerd dat hij heeft besloten af te zien van de inbreng.
4. Bij brief van 25 augustus 2014 verzoekt eiser om een “afstemming waarde economisch verkeer”. Dit omdat eiser (ten tweede male) voornemens was zijn aandeel in de v.o.f. [A BEDRIJF] per 1 januari 2014 in te brengen in [B BEDRIJF] BV of een daartoe op te richten nieuwe vennootschap.
Eiser heeft [D BEDRIJF] , de heer [F] , opdracht gegeven de panden te taxeren. Blijkens het rapport van 14 april 2014 is volgens [F] van de getaxeerde waarde ad
€ 1.302.000 toe te rekenen aan:
- -
-
kantoorpand met ondergrond 55 percent is € 719.000, en
- -
-
woning met ondergrond en aanhorigheden 45 percent is € 583.000.
5. Ter zake van de onroerende zaak zijn de hierna vermelde leningen verstrekt:
- Rabobank nummer [B NUMMER] saldo 31-12-2012 € 700.000;
- Rabobank nummer [C NUMMER] saldo 31-12-2012 € 212.500;
- Rabobank nummer [D NUMMER] saldo 31-12-2012 € 500.000.
6. Ter zake van de panden zijn ten laste van de winst de hierna vermelde afschrijvingen gebracht:
2010 € 22.555
2011 € 147.386
2012 € 84.226
totaal € 254.170
7. Het inkomen van eiser en zijn echtgenote bedraag in 2012:
eiser echtgenote
belastbare winst uit onderneming € 7.691
uit dienstbetrekking bruto € 2.500 € 16.679
periodieke uitkering lijfrente € 6.606
premies inkomensvoorzieningen € 4.561 -/-
voordeel uit sparen en beleggen nihil nihil
8. Op 31 december 2011 heeft eiser een schuld aan [E BEDRIJF] BV ( [E NUMMER] ) ten bedrage van € 183.470.
In 2012 heeft eiser € 9.523 rente betaald aan de [E BEDRIJF] BV ( [E NUMMER] ).
Op 31 december 2012 heeft hij een schuld aan [E BEDRIJF] BV ( [E NUMMER] ) ten bedrage van € 321.695.
Geschil 9. Partijen houdt verdeeld de vraag of de woning met huisnummer 103, tot het verplichte privévermogen behoort. Indien de woning tot het privévermogen behoort, is in geschil het antwoord op de vraag of de winst uit onderneming na correctie tot het juiste bedrag is vastgesteld. Het aanvankelijke geschilpunt met betrekking tot de ontvankelijkheid van het beroep in verband met het ontbreken van procesbelang heeft verweerder ter zitting ingetrokken.
Tussen partijen zijn niet in geschil de correcties investeringsaftrek ad € 8.370 en het bedrag van de reguliere voordelen uit aanmerkelijk belang tot een bedrag ad € 33.225.
10. Eiser is van mening dat de grenzen der redelijkheid niet zijn overschreden door de woning te etiketteren als ondernemingsvermogen. Eiser stelt dat het kantoorpand en woning een niet splitsbaar pand vormen, dit omdat de woning niet zelfstandig rendabel is te maken. Hij verwijst naar de uitspraken van HR 5 december 1979, nummer 19.599, BNB 1980/20 en HR 17 september 2010, nummer 09/00332, BNB 2011/3. Bovendien is eiser van mening dat de woning dienstbaar is aan de onderneming. Hij stelt dat dat blijkt uit de hierna vermelde punten.
• Vanuit de woning wordt te allen tijde toezicht uitgeoefend op de activiteiten in en rondom het kantoor.
• De kantoorruimte in de woning wordt mede gebruikt voor ondernemingsactiviteiten. Zo wordt deze ruimte onder andere in de middag gebruikt door zijn echtgenote (secretaresse bij [A BEDRIJF] v.o.f.) en vinden hier werkzaamheden plaats ten aanzien van de interne- en personeelsadministratie van [A BEDRIJF] v.o.f.
• Het woongedeelte is achter het kantoorgedeelte gelegen en slechts via het terrein (parkeerplaats) van het kantoorgedeelte te bereiken.
• Het woongedeelte dient als vluchtroute in geval van calamiteiten.
• Er zijn geen gescheiden meters voor het kantoorgedeelte en het woongedeelte.
• De CV-installatie van het woongedeelte en aldaar gesitueerd fungeert als noodvoorziening voor het geval de bivalente warmtepomp gesitueerd in het kantoorgedeelte de verwarming van het pand niet aankan.
• De elektra-aansluiting komt binnen in het kantoorgedeelte.
• Het pand beschikt over één watermeter die zich bevindt in het woongedeelte.
Eiser stelt dat op grond van artikel 6.9 van de algemene voorwaarde van uitgifte, de akte van levering van 26 november 2009 en de koopovereenkomst van de grond van 12 oktober 2009 blijkt dat het woonhuis en de maatschappelijke functie niet zelfstandig te exploiteren zijn.
Subsidiair is eiser van mening dat in geval de woning tot het verplichte privé vermogen behoort de Belastingdienst de correctie winst uit onderneming niet juist heeft vastgesteld. Eiser bepaalt de winst uit onderneming op een bedrag ad € 26.342, het belastbaar inkomen uit werk en woning op € 12.177, en een belastbaar inkomen uit aanmerkelijk belang van
€ 33.225.
Eiser concludeert tot gegrondverklaring van het beroep, vernietiging van de uitspraak op bezwaar en vermindering van de belastingaanslag tot een berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 18.928.
11. Verweerder heeft zich – eveneens zakelijk weergeven – op het standpunt gesteld
dat zowel bouwtechnisch als naar spraakgebruik sprake is van een kantoorpand en een woning die zijn gerealiseerd op het perceel nabij de [A ADRES] . Voorts heeft hij gesteld dat sprake is van afzonderlijke meterkasten. Voorts heeft hij betwist dat de CV als back-up dient nu sprake is van een bivalente warmtepomp zodat de noodzaak voor een CV daartoe ontbreekt.
Verweerder concludeert tot ongegrondverklaring van het beroep.
12. Voor het overige verwijst de rechtbank naar de gedingstukken.
Beoordeling van het geschil
Vermogensetikettering; keuzevermogen of verplicht privévermogen
13. De eerste vraag waar de rechtbank zich voor geplaatst ziet heeft betrekking op de vraag of het object uit één dan wel uit twee bouwkundig en/of fiscaal te onderscheiden respectievelijk te splitsen gedeelten bestaat. Uit de bouwtekening leidt de rechtbank af dat het kantoor en het woondeel (de woning) constructief zelfstandig bruikbare gebouwen zijn die aan elkaar zijn geschakeld door middel van een gemeenschappelijke entree. Beide panden beschikken tevens over een eigen opgang en voorzieningen en zijn daardoor volledig zelfstandig van elkaar te gebruiken. Afgaande op de technische tekeningen is in de berging van de woning een centrale verwarmingsunit opgenomen. Zo de opmerkingen van eiser met betrekking tot gemeenschappelijke technische voorzieningen juist zijn, verweerder heeft dat bestreden, zal naar het oordeel van de rechtbank een vakman het splitsen van bestaande gezamenlijke voorzieningen en het installeren van volledig zelfstandige nieuwe voorzieningen eenvoudig uit kunnen voeren en zullen de hieraan verbonden kosten beperkt zijn. Dat vormt geen reden om het kantoorgedeelte en de woning als één object in fiscale zin te kwalificeren. Ook het gegeven dat beide panden van binnenuit met elkaar verbonden zijn door middel van een tussendeur en vluchtroute, doet naar het oordeel van de rechtbank evenmin af aan de conclusie dat het hier gaat om twee panden althans in fiscaal opzicht. De doorgangen kunnen namelijk tegen relatief en absoluut lage kosten en bouwtechnisch verantwoord vrij eenvoudig worden gewijzigd, afgesloten dan wel verwijderd. Daarbij merkt de rechtbank op dat de tussendeur op de eerste etage, naar de rechtbank aannemelijk acht, in de praktijk niet zal worden benut nu deze uitkomt tegenover de privébadkamer en de slaapkamers in de woning en om die reden feitelijk niet zal worden gebruikt.
14. Ook naar het spraakgebruik is de rechtbank met verweerder van oordeel dat sprake is van twee afzonderlijk te gebruiken en rendabel te maken panden. Ook de afscheiding tussen het kantoor en de woning, waardoor de woning en de bijbehorende tuin zijn afgescheiden van het overige perceel, draagt bij aan dat oordeel. Het feit dat de woning slechts via het parkeerterrein bereikbaar is doet aan dat oordeel niet af. Daarin ligt geen beperking in het gebruik en rendabel maken van de woning besloten. Tenslotte beschikt de woning over een ander (huis)nummer (103) dan het kantoor (101).
Naar het oordeel van de rechtbank moet de woning tot het verplichte privévermogen worden gerekend.
15. Aan het vorenstaande oordeel doen niet af de verplichtingen welke op eiser rusten ingevolge de voorwaarden waaronder hij het perceel heeft verworven en het aanwenden daarvan in het jaar 2009 voor de bouw van het kantoor en de woning. Eiser verwijst ter ondersteuning van zijn standpunt naar de koopovereenkomst van de grond van 12 oktober 2009, artikel 6.9 van de algemene voorwaarde van uitgifte en de akte van levering van 26 november 2009. Dit acht de rechtbank niet van belang. De hierin genoemde eisen richten zich op een mogelijke verkoop in de toekomst en behelzen ook overigens andere criteria dan welke aan de vermogensetikettering ten grondslag liggen. Daarbij merkt de rechtbank op, in navolging van hetgeen verweerder heeft gesteld, dat de gemeente op verzoek van eiser de mogelijkheid heeft om van de gestelde eisen in het voordeel van eiser af te wijken dan wel een goedkeuring te verlenen. De plaatselijke regelgeving anno 2009 voorzag daarin. Ook in zoverre faalt het beroep.
Woning mede dienstbaar aan de bedrijfsuitoefening
16. Voorts heeft eiser ter ondersteuning van zijn standpunt dat de woning keuzevermogen vormt nog opgemerkt dat de woning mede dienstbaar is aan de onderneming. Eiser stelt dat de in de woning aanwezige kantoorruimte mede wordt gebruikt voor de onderneming.
Verweerder heeft dat gemotiveerd bestreden en daarbij onbestreden aangevoerd dat de werkruimte in de woning minder dan tien percent van de inhoud van de woning betreft zodat dat gebruik op zichzelf een onvoldoende omstandigheid is om de woning als keuzevermogen te etiketteren (vergelijk Hof Arnhem 30 maart 2004, nr. 03/0626, ECLI:NL:GHARN:2004:AO8163). Ook de werkzaamheden die vanuit de woning (zouden) worden verricht komen zijns inziens onvoldoende gewicht toe om tot de conclusie te komen dat de woning mede dienstbaar is aan de onderneming.
17. De rechtbank overweegt dienaangaande als volgt. Behoudens bijzondere omstandigheden moet worden aangenomen dat in fiscale zin een woning uit zijn aard alleen tot het privé vermogen van een ondernemer kan behoren (Hoge Raad van 18 juli 1969, nr. 16.163, BNB 1969/166). Alleen als de woning mede dienstbaar is aan de onderneming kan binnen de grenzen der redelijkheid deze woning tot het ondernemingsvermogen worden gerekend. Het gebruik van de woning zal op enigerlei wijze dienstbaar moeten zijn aan de onderneming (Hoge Raad van 7 juli 1993, nr. 28.751, BNB 1993/276). Dat wil zeggen: mede in het belang is van de onderneming. Eiser stelt dat de woning de mogelijkheid geeft om te allen tijde feitelijk toezicht uit te oefenen op de onderneming en dat de woning daardoor mede dienstbaar is aan de onderneming.
Vooropgesteld moet worden dat het in eerste instantie aan de ondernemer is om te bepalen wat in belang is voor een goede bedrijfsvoering. De rechtbank is van oordeel dat gegeven de hierboven geschetste situatie de woning geen bijdrage levert aan een betere bedrijfsvoering. Ook de aanwezigheid van een tussendeur, waarbij de rechtbank uitsluitend de tussendeur op de begane grond van belang acht, maakt dat niet anders. Dit nog afgezien van de vraag of feitelijk toezicht überhaupt gebruikelijk is in de branche accountancy en belastingadvies. De rechtbank beantwoordt deze vraag in ontkennende zin.
18. Tevens is de rechtbank van oordeel dat naar de aard van de werkzaamheden, het in de praktijk zeer ongebruikelijk is dat een secretaresse haar werk (structureel) vanuit huis verricht. Eiser vermeldt niet dan wel onvoldoende wat het belang van de onderneming is dat zijn echtgenote, die als secretaresse werkzaam is binnen de v.o.f., thuiswerkt. Verweerder heeft met juistheid gesteld dat het in het belang is van een onderneming dat secretariële werkzaamheden worden uitgevoerd in het kantoor en dat het ‘thuiswerken’ uitsluitend door privémotieven is ingegeven. De werkzaamheden met betrekking tot de interne administratie (voor zover deze geschieden op Texel) en personeelsadministratie zijn zeer beperkt en dusdanig van ondergeschikt belang dat de woning hierdoor niet meer dan zeer bijkomstig dienstbaar is aan de onderneming (zie Hoge Raad 19 december 2014, nr. 14/02439, ECLI:NL:HR:2014:3608). De rechtbank acht dit argument van verweerder valide en maakt dat tot de hare.
Grenzen der redelijkheid
19. Eiser heeft voorts gesteld dat de woning als keuzevermogen moet worden gekwalificeerd en dat hij bij zijn keuze voor het tot zijn ondernemingsvermogen rekenen van de woning de grenzen der redelijkheid niet heeft overschreden. Verweerder heeft dat gemotiveerd bestreden. In het hiervoor onder 14 tot en met 19 overwogene ligt reeds besloten dat de rechtbank van oordeel is dat deze grenzen wel zijn overschreden. Ook in zoverre faalt het beroep.
Slotsom
20. Gelet op het vorenoverwogene dient het beroep gegrond te worden verklaard nu verweerder de winst uit onderneming tot een te hoog bedrag heeft vastgesteld en bijgevolg het belastbare inkomen uit werk en woning. De rechtbank verstaat dat verweerder de aanslag ZvW overeenkomstig vermindert.
Proceskosten
21. De rechtbank veroordeelt verweerder in de door eiser gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.024 (te weten 1 punt voor het indienen van het beroepschrift, 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 512 en een wegingsfactor 1).
Beslissing
De rechtbank:
- -
-
verklaart het beroep gegrond;
- -
-
vernietigt de uitspraak op bezwaar IB/PVV en de aanslag IB/PVV;
- -
-
vernietigt de uitspraak op bezwaar ZvW en de aanslag ZvW;
- -
-
vermindert de aanslag tot een naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van
€ 12.177, onder handhaving van de overige elementen van de aanlag;
- verstaat dat verweerder de aanslag ZvW overeenkomstig vermindert;
- verstaat dat deze uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde bestreden besluit;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 1.024;
- draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 46 aan eiser te vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. B. van Walderveen, voorzitter, en mr. A.A. Fase en
mr. P.A. Caljé, leden, in aanwezigheid van mr. B. Schaafsma, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 5 juli 2019.
griffier voorzitter
Afschrift verzonden aan partijen op: