Rechtbank Noord-Holland, 27-11-2020, ECLI:NL:RBNHO:2020:11744, AWB - 18 _ 1193
Rechtbank Noord-Holland, 27-11-2020, ECLI:NL:RBNHO:2020:11744, AWB - 18 _ 1193
Gegevens
- Instantie
- Rechtbank Noord-Holland
- Datum uitspraak
- 27 november 2020
- Datum publicatie
- 24 november 2023
- Zaaknummer
- AWB - 18 _ 1193
- Relevante informatie
- Art. 7 lid 1 Wet OB 1968, Art. 9 Wet OB 1968, Tabel I post a.8 Wet OB 1968, Tabel I post a.35 Wet OB 1968
Inhoudsindicatie
omzetbelating. Gipsschoenen vallen onder het verlaagde tarief.
Uitspraak
Zittingsplaats Haarlem
Bestuursrecht
zaaknummer: HAA 18/1193 en HAA 18/1195 tot en met HAA 18/1199
(gemachtigde: drs. M. Herber),
en
Procesverloop
Verweerder heeft aan eiseres over het tijdvak 1 januari 2011 tot en met 31 december 2011 een naheffingsaanslag omzetbelasting opgelegd. Bij gelijktijdig gegeven beschikking heeft hij een bedrag van € 6.076 aan heffingsrente in rekening gebracht.
Verweerder heeft aan eiseres over de tijdvakken 1 januari 2012 tot en met 31 december 2012, 1 januari 2013 tot en met 31 december 2013, 1 januari 2014 tot en met 31 december 2014, 1 januari 2015 tot en met 31 december 2015 en 1 januari 2016 tot en met 31 december 2016 naheffingsaanslagen opgelegd. Bij gelijktijdig gegeven beschikkingen heeft hij bedragen van respectievelijk € 6.496, € 5.980, € 4.367, € 2.484 en € 826 aan belastingrente in rekening gebracht.
Verweerder heeft bij uitspraak op bezwaar de naheffingsaanslagen en rentebeschikkingen gehandhaafd.
Eiseres heeft daartegen beroepen ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 28 oktober te Haarlem.
Eiseres heeft zich laten vertegenwoordigen door drs. M. Herber en mr. J. Kastelein, tot bijstand vergezeld door [naam] . Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. H. Bijmolt en mr. H.A.S. Salomons.
Overwegingen
Feiten
1. Eiseres is leverancier van gipsschoenen en ondernemer in de zin van artikel 7, eerste lid, van de Wet op de omzetbelasting 1968 (de Wet). Eiseres heeft verschillende soorten gipsschoenen in haar assortiment: post-operatieve verbandschoenen, universele gipsschoenen en voorvoet ontlastende verbandschoenen. Al deze soorten gipsschoenen zijn bedoeld voor gebruik in combinatie met loopgips.
2. Eiseres levert de gipsschoenen vrijwel uitsluitend aan medische instellingen. Dat gebeurt voor gebruik in de gipskamer, als onderdeel van een medische behandeling. De gipsschoenen, die in basismaten worden geleverd, worden door de gipsverbandmeester aangepast aan de individuele voet en de individuele behoefte van de patiënt. Daarbij kan onder andere de lengte van de schoen worden aangepast, het mediale gewelf worden opgevuld, het hoogteverschil worden opgevuld bij achillespeesrupturen en extra klittenband worden aangebracht bij spitsstand in gips. De medisch specialist draagt eindverantwoordelijkheid voor de aanpassingen.
3. Een klein deel van haar gipsschoenen levert eiseres aan thuiszorgwinkels. In de jaren 2011 tot en met 2016 was dit gemiddeld 0,647%.
4. Eiseres heeft aan de afnemers van haar gipsschoenen altijd omzetbelasting naar het verlaagde tarief in rekening gebracht. Eind 2016 heeft tussen partijen een kennismakingsgesprek plaatsgevonden. Op basis van wat uit dit gesprek naar voren kwam heeft verweerder geconcludeerd dat op de levering van gipsschoenen het algemene tarief van toepassing is en heeft hij eiseres de onderhavige naheffingsaanslagen opgelegd en de rentebeschikkingen gegeven.
Geschil 5.In geschil is of de naheffingsaanslagen en rentebeschikkingen terecht en naar de juiste bedragen zijn vastgesteld. Meer specifiek is in geschil of ter zake van de levering van gipsschoenen het verlaagde tarief van toepassing is.
6. Eiseres beantwoordt deze laatste vraag bevestigend. Ter zitting heeft een in haar onderneming werkzame voormalige gipsverbandmeester de gipsschoenen gedemonstreerd en een nadere toelichting gegeven op de functie daarvan. Zijn verklaring kwam op het volgende neer. Loopgips wordt sinds de jaren ’80 gemaakt van kunststof. Het is bedoeld om zo licht mogelijk te zijn en zo kort mogelijk te worden gedragen. Het heeft de functie om te immobiliseren en te stabiliseren. Waar vroeger een soort ‘deurknoppen’ onder het gips werd bevestigd, wordt nu gebruikgemaakt van gipsschoenen. Deze zijn integraal onderdeel van het loopgips: zonder de gipsschoen gaat het gips kapot en glijdt men uit. Een andere functie van de gipsschoenen is dat zij de tenen van de patiënt (die uit het gips steken) fixeren. De gipsschoenen worden door de gipsverbandmeester aangemeten bij de patiënt, waarbij hij de nodige aanpassingen doet aan de gipsschoen.
7. Uitgaande van deze feitelijke stellingen betoogt eiseres primair dat de gipsschoenen gelijk te stellen zijn met verbandmiddelen, in het bijzonder spalken, als bedoeld in post a.8 van Tabel I bij de Wet. Subsidiair verdedigt zij dat een gipsschoen een orthopedische schoen is als bedoeld in post a.35 van Tabel I bij de Wet. Hoewel eiseres betoogt dat de staatssecretaris van Financiën in zijn besluit van 4 september 2014, nr. BLKB2014/123M, Stcrt. 2014, 26112, laatst gewijzigd bij besluit van 22 december 2017, nr. 2017-16288, Stcrt. 2017, 72177 (het Besluit) een te nauwe definitie aan het begrip ‘orthopedisch schoeisel’ heeft gegeven, meent zij dat haar gipsschoenen wel aan die definitie voldoen. Eiseres beroept zich in dit verband mede op de ratio van Bijlage III bij Richtlijn 2006/112/EG van de Raad van 28 november 2006 betreffende het gemeenschappelijke stelsel van belasting over de toegevoegde waarde (de Richtlijn), te weten om bepaalde bijzonder noodzakelijk geachte goederen goedkoper te maken en dus toegankelijker voor de eindconsument, die de omzetbelasting uiteindelijk draagt. Eiseres betoogt ten slotte dat het toepassen van het algemene tarief op de gipsschoenen zou leiden tot een inbreuk op het neutraliteitsbeginsel, omdat de gipsschoenen gelijksoortig zijn aan orthopedisch schoeisel dan wel aan spalken.
8. Eiseres concludeert tot gegrondverklaring van het beroep, tot vernietiging van de uitspraak op bezwaar en, primair, tot vernietiging van de naheffingsaanslagen en rentebeschikkingen en, voor het geval dat de gipsschoenen moeten worden aangemerkt als orthopedisch schoeisel, subsidiair tot vermindering van de naheffingsaanslagen naar respectievelijk de volgende belastingbedragen: € 777 (2011), € 176 (2012), € 67 (2013), € 163 (2014), € 275 (2015) en € 187 (2016). Die bedragen hebben betrekking op de levering van gipsschoenen aan thuiszorgwinkels, aangezien eiseres in dat verband niet aannemelijk kan maken dat de gipsschoenen op maat worden gemaakt. Voorts concludeert eiseres subsidiair tot dienovereenkomstige vermindering van de in rekening gebrachte heffingsrente en belastingrente.
9. Verweerder stelt zich op het standpunt dat het algemene tarief van toepassing is op de gipsschoenen. Hij betoogt dat geen sprake is van ‘orthopedisch schoeisel’, omdat de gipsschoenen niet geschikt en bestemd zijn voor patiënten met orthopedische afwijkingen, dat wil zeggen misvormingen aan de voeten, maar slechts ter genezing van een tijdelijke breuk. De gipsschoenen zoals eiseres die levert zijn ook niet specifiek geschikt voor de individuele voet, maar moeten daarvoor nog worden aangepast door de afnemer. Eiseres voldoet volgens verweerder evenmin aan de voorwaarden uit het Besluit. De gipsschoenen kunnen namelijk zonder aanpassing worden gebruikt. Op het moment van levering kan ook niet worden gesproken van schoeisel dat op maat gemaakt is, aangezien dat pas daarna gebeurt door de afnemer. In de derde plaats gebeuren de aanpassingen ook niet door een orthopedisch technicus. Verweerder is voorts de opvatting toegedaan dat eiseres de ratio van bijlage II bij de Richtlijn te ruim opvat en dat zij onvoldoende rekening houdt met de bevoegdheid van de nationale wetgever om ervoor te kiezen het verlaagde tarief selectief toe te passen. Volgens verweerder zijn de gipsschoenen geen verbandmiddel of spalk, omdat zij in aanvulling worden gebruikt op gipsverband en zelf niet tot doel hebben een ziek of beschadigd lichaamsdeel te bedekken. Het is volgens hem ook niet de gipsschoen, maar het gips dat voor fixatie zorgt. Verweerder betwist ten slotte dat gipsschoenen en orthopedisch schoeisel (dan wel spalken) soortgelijk zijn, zodat het beroep op het neutraliteitsbeginsel volgens hem faalt.
10. Verweerder concludeert tot ongegrondverklaring van het beroep.
Beoordeling van het geschil
11. Op grond van artikel 98, eerste lid, van de Richtlijn kunnen de lidstaten van de Europese Unie een of twee verlaagde tarieven toepassen. Op grond van het tweede lid van dit artikel zijn de verlaagde tarieven uitsluitend van toepassing op de goederenleveringen en de diensten die behoren tot de categorieën die zijn genoemd in Bijlage III bij de Richtlijn.
12. Volgens post 4 van Bijlage III bij de Richtlijn mag het verlaagde tarief worden toegepast op medische uitrusting, hieronder begrepen in huur, hulpmiddelen en andere apparaten die gewoonlijk bestemd zijn voor verlichting of behandeling van handicaps, voor uitsluitend persoonlijk gebruik door gehandicapten, met inbegrip van de herstelling daarvan.
13. Artikel 9, eerste lid, van de Wet bepaalt dat de belasting 21 percent bedraagt. Het tweede lid, aanhef en letter a, van dat artikel stipuleert in afwijking daarvan dat de belasting 9 percent bedraagt voor leveringen van goederen en diensten, genoemd in Tabel I bij de Wet.
14. Het primaire standpunt van eiseres houdt in dat de door haar geleverde gipsschoenen vallen onder post a.8 uit Tabel I bij de Wet. Die post omvat de volgende goederen: verbandmiddelen zoals watten, windsels, gaas, hechtmiddelen, pleisters, tampons, spalken en daarmee gelijk te stellen artikelen die kennelijk zijn bestemd voor geneeskundige doeleinden, alsmede gevulde verbanddozen, damesverband, kraammatrassen en incontinentiematerialen.
15. De rechtbank volgt eiseres in haar primaire standpunt. Naar het oordeel van de rechtbank moeten de gipsschoenen worden aangemerkt als spalken of daarmee gelijk te stellen artikelen, en wel om de navolgende redenen. Het onderscheidende kenmerk van een spalk is dat daarmee (delen van) een ledemaat onbeweeglijk worden gemaakt. De rechtbank is van oordeel dat de gipsschoenen, zowel op zichzelf beschouwd als in samenhang bezien met het loopgips waarmee zij in het gebruik onlosmakelijk verbonden zijn, dezelfde functie vervullen. De rechtbank neemt daarbij het volgende in aanmerking. Gipsverband heeft tot doel dat een ledemaat rust krijgt en niet meer kan bewegen. Loopgips is een vorm van gipsverband. De rechtbank acht aannemelijk gemaakt dat loopgips redelijkerwijs niet kan worden gebruikt zonder gipsschoenen, omdat anders aan het lopen met het loopgips een aanzienlijk risico kleeft om uit te glijden en het loopgips te beschadigen. Voorts heeft eiseres naar het oordeel van de rechtbank aannemelijk gemaakt dat de gipsschoenen ook op zichzelf beschouwd een fixerende functie hebben, in die zin dat zij de tenen vastzetten. Het is ten slotte niet voor redelijke twijfel vatbaar dat de door eiseres geleverde gipsschoenen zijn bestemd voor geneeskundige doeleinden, al was het maar omdat zij vrijwel uitsluitend worden gebruikt in het kader van medische behandelingen op de gipskamers van ziekenhuizen. De rechtbank leidt uit het voorgaande af dat de door eiseres geleverde gipsschoenen spalken of daarmee gelijk te stellen artikelen in de zin van post a.8 uit Tabel I bij de Wet zijn, zodat op de levering daarvan het verlaagde tarief van toepassing is.
16. Gelet op het vorenoverwogene dient het beroep gegrond te worden verklaard. De naheffingsaanslagen en de rentebeschikkingen moeten worden vernietigd.
17. Ten overvloede overweegt de rechtbank nog het volgende. Naar het oordeel van de rechtbank kunnen de gipsschoenen niet worden aangemerkt als orthopedisch schoeisel in de zin van post a.35 uit Tabel I bij de Wet. Zoals partijen eenstemmig en terecht betogen onder verwijzing naar de uitspraak van het Gerechtshof ’s-Hertogenbosch van 5 maart 2015, ECLI:NL:GHSHE:2015:722, moet die term naar het spraakgebruik worden uitgelegd. Zoals eiseres zelf ook erkent, brengt dat mee dat het moet gaan om (volledig) voor de individuele patiënt op maat gemaakte schoenen. Hoewel de rechtbank aannemelijk acht dat de gipsschoenen van eiseres vrijwel altijd door de gipsverbandmeester in het ziekenhuis worden aangepast aan de behoeften van de individuele patiënt, volgt daaruit niet dat de goederen die eiseres levert op maat gemaakt zijn. De rechtbank acht zelfs het tegendeel aannemelijk: de gipsschoenen worden door eiseres in basismaten geleverd en pas nadien door de afnemer aangepast op de voet van de individuele patiënt, zodat niet kan worden gezegd dat de door eiseres vervaardigde en geleverde gipsschoenen op maat gemaakt zijn voor de individuele patiënt. Ook het beroep van eiseres op het Besluit stuit overigens reeds daarop af. De rechtbank voegt daaraan nog toe dat orthopedisch schoeisel in het normale spraakgebruik verwijst naar een hulpmiddel bij langdurige of zelfs permanente handicaps, terwijl de door eiseres vervaardigde gipsschoenen nu juist bestemd zijn voor gebruik bij kortstondige kwalen.
Verzoek om vergoeding van immateriële schade
18. Eiseres heeft verzocht om vergoeding van immateriële schade wegens overschrijding van de redelijke termijn.
19. Bij de beoordeling van de vraag of de redelijke termijn is overschreden moet worden aangesloten bij de uitgangspunten als neergelegd in het arrest van de Hoge Raad van 19 februari 2016, ECLI:NL:HR:2016:252. Voor een uitspraak in eerste aanleg heeft te gelden dat deze niet binnen een redelijke termijn geschiedt indien de rechtbank niet binnen twee jaar nadat die termijn is aangevangen uitspraak doet, tenzij sprake is van bijzondere omstandigheden. De termijn vangt als regel aan op het moment waarop verweerder het bezwaarschrift ontvangt. Indien de redelijke termijn is overschreden, dient als uitgangspunt voor de schadevergoeding een tarief te worden gehanteerd van € 500 per half jaar dat die termijn is overschreden, waarbij ter bepaling van de totale vergoeding de geconstateerde overschrijding naar boven wordt afgerond. Voor de behandeling van een bezwaar is een termijn van zes maanden redelijk en voor de behandeling van een beroep een termijn van anderhalf jaar.
20. De berechting van deze zaak is aangevangen met de ontvangst van het eerste bezwaarschrift door verweerder op 12 januari 2017 en geëindigd met de uitspraak van de rechtbank op 27 november 2020. De voor de procedure in eerste aanleg in aanmerking te nemen termijn bedraagt derhalve afgerond vijfendertig maanden. Van bijzondere omstandigheden die aanleiding geven voor verlenging of verkorting van de redelijke termijn is de rechtbank niet gebleken. De redelijke termijn is daarom overschreden met afgerond elf maanden. Daarmee correspondeert een vergoeding van immateriële schade van € 1.000.
21. De bezwaarfase, die is voltooid toen verweerder met dagtekening 5 februari 2018 uitspraak op bezwaar deed, heeft afgerond dertien maanden in beslag genomen. Van de overschrijding met afgerond elf maanden is daarom een periode van zeven maanden toe te rekenen aan de bezwaarfase. Het restant van vier maanden wordt toegerekend aan de beroepsfase. Verweerder dient daarom 7/11 deel van € 1.000 te betalen (€ 636) en de Staat (de Minister van Justitie en Veiligheid) 4/11 deel (€ 364).
22. Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen, zal de rechtbank verweerder veroordelen tot het betalen van een schadevergoeding van € 636 en zal zij de Minister van Justitie en Veiligheid veroordelen tot het betalen van een schadevergoeding van € 364.
Proceskosten
23. De rechtbank veroordeelt verweerder in de door eiseres gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.966,50 (1 punt voor het indienen van het bezwaarschrift met een waarde per punt van € 261, 1 punt voor het indienen van het beroepschrift, 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 525 en een wegingsfactor 1, te vermenigvuldigen met factor 1,5 wegens vier of meer samenhangende zaken). De rechtbank ziet voorts aanleiding verweerder op te dragen het door eiseres betaalde griffierecht van € 338 te vergoeden.