Home

Rechtbank Noord-Holland, 09-07-2021, ECLI:NL:RBNHO:2021:5965, AWB - 19 _ 4687

Rechtbank Noord-Holland, 09-07-2021, ECLI:NL:RBNHO:2021:5965, AWB - 19 _ 4687

Gegevens

Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Datum uitspraak
9 juli 2021
Datum publicatie
19 juli 2021
ECLI
ECLI:NL:RBNHO:2021:5965
Zaaknummer
AWB - 19 _ 4687

Inhoudsindicatie

Douanerecht. Indeling van bevroren mandarijnenpartjes (oorsprong China) in Taric-code 0811 90 95 90. De partjes zijn voor het invriezen d.m.v. een chemische behandeling ontvliesd. Het verwijderen van de vliesjes kan niet als een wijze van bereiden worden aangemerkt.

Uitspraak

Zittingsplaats Haarlem

Bestuursrecht

zaaknummers: HAA 19/4687 en HAA 19/4688

(gemachtigde: A.P. van Breukelen),

en

Procesverloop

(HAA 19/4687)

Verweerder heeft op 1 november 2018 aan eiseres een uitnodiging tot betaling (hierna:

de utb 1) met beschikkingsnummer [# 1] uitgereikt voor een bedrag van € 158.987,73, zijnde € 10.378 aan douanerechten op industriële producten, € 137.276,48 aan definitieve antidumpingrechten, € 8.859,27 aan omzetbelasting en € 2.473,98 aan rente op achterstallen.

Verweerder heeft bij uitspraak op bezwaar van 6 augustus 2019 de utb 1 gehandhaafd.

(HAA 19/4688)

Verweerder heeft op 5 november 2018 aan eiseres een uitnodiging tot betaling (hierna:

de utb 2) met beschikkingsnummer [# 2] uitgereikt voor een bedrag van € 245.182,32, zijnde € 16.374,64 aan douanerechten op industriële producten, € 205.486,38 aan definitieve antidumpingrechten, € 13.311,66 aan omzetbelasting en € 10.009,64 aan rente op achterstallen.

Verweerder heeft bij uitspraak op bezwaar van 6 augustus 2019 het bezwaar tegen de utb 2 deels gegrond verklaard en beslist dat eiseres recht heeft op terugbetaling van € 14.389,69 (aan invoerrechten en rente op achterstallen) wegens verjaring. Verweerder heeft eiseres tevens een forfaitaire kostenvergoeding van € 498 toegekend.

Eiseres heeft tegen beide uitspraken beroep ingesteld.

Verweerder heeft in beide zaken een verweerschrift ingediend.

Partijen hebben vóór de zitting nadere stukken ingediend. Deze stukken zijn telkens in afschrift verstrekt aan de wederpartij.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 28 mei 2021 te Haarlem.

Namens eiseres is haar gemachtigde, bijgestaan door mr. [A] , verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. [B] , mr. [C] en [D] .

Overwegingen

Feiten

(HAA 19/4687)

1. Eiseres heeft in de periode van 11 juli 2017 tot en met 24 augustus 2018 zesentwintig aangiften tot plaatsing onder de douaneregeling “in het vrije verkeer brengen” gedaan voor “bevroren mandarijnensegmenten” (hierna: mandarijnenpartjes) onder Taric-code 0811 90 95 90 met als land van oorsprong China.

(HAA 19/4688)

2. Eiseres heeft in de periode van 28 september 2015 tot en met 9 juni 2017 eenenvijftig aangiften tot plaatsing onder de douaneregeling “in het vrije verkeer brengen” gedaan voor “bevroren mandarijnensegmenten” (hierna: mandarijnenpartjes) onder Taric-code 0811 9095 90 met als land van oorsprong China.

3. In beide zaken heeft eiseres de aangiften gedaan als direct vertegenwoordiger van [E] AG. [E] AG is gevestigd in Zwitserland. Om die reden voldoen de door eiseres gedane aangiften niet aan het in artikel 170 van de Verordening (EU) nr. 952/2013 van het Europees Parlement en van de Raad (hierna: DWU) vermelde vereiste dat de aangever in het douanegebied van de Unie gevestigd moet zijn. Nu met betrekking tot deze aangiften geen sprake is van rechtsgeldige directe vertegenwoordiger, wordt eiseres op grond van het bepaalde in artikel 19, lid 1, tweede alinea, DWU geacht in eigen naam en voor eigen rekening te hebben gehandeld.

4. In beide zaken is een administratieve controle na vrijgave (hierna: CNI) ingesteld bij eiseres, in de zaak met nummer HAA 19/4687 (ter zake de utb 1) op 13 september 2018 en in de zaak met nummer HAA 19/4688 (ter zake de utb 2) op 24 april 2018. De uitkomsten van deze CNI’s zijn opgenomen in de controlerapporten van 24 oktober 2018 (met onderzoeksnummers: [# 3] en [# 4] ). Tijdens de onderzoeken heeft verweerder geconcludeerd dat de mandarijnenpartjes door eiseres in de verkeerde goederencode zijn ingedeeld. Verweerder is van mening dat het ontdoen van de vliezen van de mandarijnenpartjes door een chemische behandeling is uitgevoerd en dat een dergelijke behandeling verder gaat dan de behandelingen die zijn toegestaan voor indeling onder hoofdstuk 8 van de Gecombineerde Nomenclatuur (hierna: GN).

5. Verweerder heeft de indeling van de mandarijnenpartjes gecorrigeerd naar Taric-code 2008 3090 69 A999. Deze correctie leidt tot een navordering van de meer verschuldigde invoerrechten, antidumpingrechten, omzetbelasting en rente op achterstallen en daarom heeft verweerder de utb’s 1 en 2 aan eiseres uitgereikt.

6. Tijdens de bezwaarfase heeft het Douane Laboratorium in de periode van 1 tot en met 4 april 2019 een aanvullend onderzoek uitgevoerd naar een eventuele chemische behandeling van de ten invoer aangegeven mandarijnenpartjes. De bevindingen zijn in het LO-rapport van 8 april 2019 (met het LO-nummer [# 5] ) vastgelegd.

Geschil in beide zaken

7. In geschil is het antwoord op de vraag of verweerder terecht utb’s 1 en 2 aan eiseres heeft uitgereikt. Meer specifiek is in geschil of het ontvliezen van de mandarijnenpartjes door middel van een chemische behandeling aan indeling onder hoofdstuk 8 van de GN in de weg staat en indeling daarom onder hoofdstuk 20 Van de GN en wel in Taric-code 2008 30 90 69 A999 dient plaats te vinden.

8. Eiseres stelt dat utb’s 1 en 2 ten onrechte zijn uitgereikt.

Eiseres stelt dat het ontvliezen van mandarijnen een behandeling is die deel uitmaakt van het pellen en dat pellen in hoofdstuk 8 van de GN zonder meer onder die indeling valt. Het is niet van belang op welke manier de mandarijn van het vlies wordt ontdaan. Dat mag ook gebeuren door middel van een chemische behandeling. Een chemische behandeling is geen uitsluitingsgrond voor indeling onder hoofdstuk 8. De enige voorwaarde is dat de behandelde vruchten kwalificeren als verse (of gekoelde) vruchten in de zin van hoofdstuk 8 (die daarna worden ingevroren). De door eiseres ingevoerde mandarijnenpartjes voldoen aan deze definitie.

Ter onderbouwing van haar stellingen betoogt eiseres het volgende.

In hoofdstuk 8 wordt een groot aantal bewerkingen genoemd die tot indeling onder dit hoofdstuk leiden. Maar volgens eiseres zijn dit niet alle bewerkingen. Andere bewerkingen zijn toegestaan als voldaan is aan de voorwaarde dat de vrucht nog steeds voldoet aan de tekst in het opschrift van de post. Eiseres geeft als voorbeelden chemische behandelingen bij bananen en tomaten die volgens haar zijn te rekenen onder de bereiding van hoofdstuk 8. Het gaat er volgens eiseres om of de onderhavige mandarijnenpartjes vóór het bevriezen kwalificeren als vers. Verweerder heeft niet aangetoond dat de hier aan de orde zijnde mandarijnenpartjes niet meer als vers kwalificeren. Volgens eiseres vindt het uitsluiten van een product van hoofdstuk 8 – zoals verweerder voorstaat - omdat het een chemische behandeling heeft ondergaan en daardoor niet meer kwalificeert als vers in de zin van hoofdstuk 8 geen enkele steun in de GN.

Met betrekking tot de door de Europese Unie in het Publicatieblad C 180 van 29 mei 2020 gegeven toelichting op de GN – welke verweerder aanhaalt ter onderbouwing van zijn stellingen - stelt eiseres dat een GN-toelichting nooit de reikwijdte van de post of de code uit het Geharmoniseerd Systeem (GS) van de Wereld Douane Organisatie (WDO) kan wijzigen. Een GN-toelichting is een belangrijk hulpmiddel bij de uitlegging van de draagwijdte van de verschillende tariefposten, maar is niet verbindend. Een GN-toelichting kan de inhoud van een tariefpost (op 4- of 6-cijferniveau) niet wijzigen. De wens van verweerder om de mandarijnenpartjes niet meer onder GS-post 0811, maar onder GS-post 2008 in te delen, is dus niet mogelijk met toepassing van de GN-toelichting. Eiseres concludeert tot gegrondverklaring van de beroepen en vernietiging van utb’s 1 en 2. Zij verzoekt te bepalen dat de mandarijnenpartjes moeten worden ingedeeld onder Taric-code 0811 90 95 90 en - voor zover komt vast te staan dat het onderhavige geschil niet binnen een redelijke termijn is beslecht – een vergoeding van immateriële schade toe te kennen, met veroordeling van verweerder in de proceskosten.

9. Verweerder stelt dat hij de utb’s 1 en 2 terecht aan eiseres heeft uitgereikt. Hij is van mening dat de mandarijnenpartjes moeten worden ingedeeld onder Taric-code

2008 30 90 69 A999.

De chemische behandeling waarbij de chemische mandarijnenpartjes van het vlies zijn ontdaan is een verdergaande bewerking dan de in hoofdstuk 8 genoemde bewerkingen en derhalve is indeling onder hoofdstuk 8 niet mogelijk. Het verwijderen van het vlies van een mandarijnenpartje staat volgens hem niet gelijk aan het pellen (het verwijderen van de schil) van een mandarijn.

Volgens de toelichting IDR op hoofdstuk 8 mogen vruchten onder dit hoofdstuk worden ingedeeld indien de vruchten vóór het bevriezen slechts de volgende bewerking hebben gehad: gestoomd of gekookt. Indien de bevroren vruchten vóór het bevriezen op een andere wijze zijn bereid, dan zijn ze van hoofdstuk 8 uitgezonderd en vallen ze onder hoofdstuk 20 van de GN.

Voor de indeling onder hoofdstuk 8 moeten de vruchten vers zijn (gekoeld daaronder begrepen), bevroren (ook indien zij van tevoren zijn gestoomd of gekookt in water of met toegevoegde zoetstof) of gedroogd (dehydreren, evaporeren of droogvriezen daaronder begrepen). De vruchten mogen eveneens voorlopig verduurzaamd zijn. Het ontdoen van de vliesjes van de mandarijnenpartjes op handmatige of op chemische wijze behoedt de partjes niet voor bederf en de partjes worden door het verwijderen van de vliesjes ook niet verduurzaamd. Door de chemische behandeling zijn de mandarijnenpartjes niet meer te kwalificeren als vers. Verweerder betwist dat de behandeling van de mandarijnenpartjes om de vliezen op te laten lossen gelijk te stellen is aan de behandeling van bananen en tomaten om het rijpingsproces te versnellen. Een banaan en/of tomaat wordt sneller rijp zonder dat de structuur aan een verandering wordt blootgesteld. Het normale rijpingsproces van de banaan of de tomaat dat op natuurlijke basis zou hebben plaatsgevonden, wordt versneld met behulp van chemicaliën, niet meer dan dat. Na de behandeling zijn de bananen en/of tomaten nog vers.

Zelfs als de mandarijnenpartjes met de hand van de vliezen worden ontdaan, moet indeling onder hoofdstuk 20 plaatsvinden.

Verweerder deelt het standpunt van eiseres niet dat met de door de Europese Unie in het Publicatieblad C 180 van 29 mei 2020 gegeven toelichting op de GN de strekking van de tariefpost (op 4- of 6-cijferniveua) zou zijn gewijzigd. Het gaat de Europese Unie in de toelichting niet om een verruiming van het toepassingsbereik maar eerder om een specificering van de GN-post ter verduidelijking. Verweerder is van mening dat de EU conform haar bevoegdheden hierin heeft gehandeld. De intrekking van de in Duitsland op 4 november 2019 afgegeven BTI met kenmerk [# 6] is voor verweerder dan ook een logisch gevolg van de verduidelijking van de GN-toelichting.

Verweerder concludeert tot ongegrondverklaring van het beroep.

10. Voor het overige verwijst de rechtbank naar de gedingstukken.

Toepasselijke regelgeving

De GN ten tijde van de aangiften en voor zover van belang:

Toelichting IDR op Hoofdstuk 8:

Dit hoofdstuk omvat vruchten (noten daaronder begrepen) en schillen van citrusvruchten of meloenen, die doorgaans bestemd zijn voor menselijke consumptie, hetzij als zodanig hetzij na te zijn bereid. Zij kunnen vers zijn (gekoeld daaronder begrepen), bevroren (ook indien zij van tevoren zijn gestoomd of gekookt in water of met toegevoegde zoetstof) of gedroogd (dehydreren, evaporeren of droogvriezen daaronder begrepen). Zij mogen eveneens voorlopig zijn verduurzaamd, bijvoorbeeld door middel van zwaveldioxide of in water waaraan zout, zwavel of andere stoffen met conserverende werking zijn toegevoegd, een en ander voor zover zij aldus niet voor dadelijke consumptie geschikt zijn.

(…)

Vorenbedoelde producten mogen geheel, in schijven of in stukken gesneden, ontpit, tot pulp geplet, geraspt, geschild, gepeld of ontbolsterd zijn.

(…)

Van dit hoofdstuk zijn voorts uitgezonderd:

1. (…)

2. eetbare vruchten en schillen van citrusvruchten of van meloenen die anders zijn bereid of verduurzaamd dan hiervoor omschreven (hoofdstuk 20);

(…)

0811 - Vruchten, ook indien gestoomd of in water gekookt, bevroren, al dan niet

Met toegevoegde suiker of andere zoetstoffen: (…)

0811 90 - - andere: (…)

0811 90 95 - - - andere: (…)

0811 90 95 90 - - - - andere

Publicatieblad van de Europese Unie C 180 van 29 mei 2020

Toelichtingen op de gecombineerde nomenclatuur van de Europese Unie

(2020/C 180/08)

“Overeenkomstig artikel 9, lid 1, onder a), van Verordening (EEG) nr. 2658/87 van de Raad (…) worden de toelichtingen op de gecombineerde nomenclatuur van de Europese Unie (…) als volgt gewijzigd:

Op bladzijde 59 wordt na de toelichting op GN-onderverdeling “0811 20 51 rode aalbessen” de volgende alinea ingevoegd:

0811 90 95 andere

Deze onderverdeling omvat geen bevroren partjes van mandarijnen waarbij de

vliesjes chemisch zijn verwijderd (in het algemeen post 2008).”.

Op bladzijde 93 wordt na de toelichting op GN-onderverdeling “2008 30 51 partjes van pompelmoezen en van pomelo’s” de volgende alinea ingevoegd:

2008 30 55 mandarijnen, tangerines en satsuma’s daaronder begrepen; clementines,

en 2008 30 75 wilkings en andere dergelijke kruisingen van citrusvruchten

Deze onderverdelingen omvatten bevroren partjes van mandarijnen waarbij de

vliesjes chemisch zijn verwijderd.”. (…)

Toelichting IDR op hoofdstuk 20:

Deze post omvat vruchten en andere eetbare plantendelen, mengsels van deze producten daaronder begrepen, in hun geheel, in stukken of als pulp, die op andere wijze zijn bereid of verduurzaamd dan is omschreven in andere hoofdstukken of in de voorgaande posten bedoeld bij dit hoofdstuk.

2008 Vruchten en andere eetbare plantendelen, op andere wijze bereid of verduurzaamd, ook indien met toegevoegde suiker, andere zoetstoffen of alcohol, elders genoemd noch elders onder begrepen: (…)

2008 30 - citrusvruchten: (…)

- - zonder toegevoegde alcohol: (…)

2008 30 90 - - - zonder toegevoegde suiker:

- - - - andere:

- - - - - mandarijnen, tangerines en satsuma's daaronder begrepen; clementines, wilkings en andere dergelijke kruisingen van citrusvruchten:

2008 3090 69 - - - - - - andere

UITVOERINGSVERORDENING (EU) Nr. 1313/2014 VAN DE COMMISSIE van 10 december 2014 tot instelling van een definitief antidumpingrecht op bepaalde bereide of verduurzaamde citrusvruchten (mandarijnen enz.) van oorsprong uit de Volksrepubliek China naar aanleiding van een nieuw onderzoek in verband met het vervallen van de maatregelen op grond van artikel 11, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1225/2009 van de Raad.

In artikel 1 wordt een definitief antidumpingrecht ingesteld voor bereide of verduurzaamde mandarijnen, tangerines en satsuma's daaronder begrepen, en clementines, wilkings en andere dergelijke kruisingen van citrusvruchten, zonder toegevoegde alcohol, ook indien met toegevoegde suiker of andere zoetstoffen, zoals omschreven onder GN-post 2008 en momenteel ingedeeld onder de GN-codes 2008 30 55, 2008 30 75 en ex 2008 30 90 (Taric-codes 2008 30 90 61, 2008 30 90 63, 2008 30 90 65, 2008 30 90 67 en 2008 30 90 69), van oorsprong uit de Volksrepubliek China.

Op grond van artikel 2 gelden voor [F] , [G] en [H] – als deze verordening op de ingevoerde mandarijnenpartjes van toepassing is – het specifieke recht van € 531,20 per ton netto gewicht en de aanvullende Taric-code A999.

Beoordeling van het geschil

11. Voor de indeling zijn wettelijk bepalend de bewoordingen van de posten en de postonderverdelingen, de aantekeningen op de afdelingen en op de hoofdstukken en de algemene indelingsregels. Het is vaste jurisprudentie van het Europese Hof van Justitie (HvJ), dat in het belang van de rechtszekerheid en van een gemakkelijke controle, het beslissende criterium voor de tariefindeling van goederen in het algemeen moet worden gezocht in hun objectieve kenmerken en eigenschappen, zoals deze in de tekst van de GN-posten en in de aantekeningen op de afdelingen en de hoofdstukken zijn omschreven. Hierbij vormen de GS- en de GN-toelichtingen nuttige aanwijzingen voor de tariefindeling, ook al zijn deze toelichtingen slechts uitleggingen en rechtens niet bindend (zie onder meer HvJ 26 april 2017, C-51/16 (Stryker EMEA Supply Chain Services BV), r.o. 39 en 45). De inhoud van GS- en GN- toelichtingen moet in overeenstemming zijn met de GN-bepalingen en mag de strekking daarvan niet wijzigen. Toelichtingen moeten, indien zij in strijd blijken met de tekst van de GN-posten en de aantekeningen bij de afdelingen of hoofdstukken, terzijde worden geschoven (zie onder meer HvJ 26 november 2015, C-44/15 (Duval GmbH & Co, KG., r.o. 24).

12. Niet in geschil is dat de in geschil zijnde bevroren mandarijnenpartjes vóór het bevriezen door middel van een chemische behandeling zijn ontvliesd. De rechtbank dient te beoordelen of het ontvliezen van de mandarijnenpartjes door middel van een chemische behandeling aan indeling onder hoofdstuk 8 van de GN in de weg staat en indeling daarom onder hoofdstuk 20 van de GN en wel in Taric-code 2008 30 90 69 A999 dient plaats te vinden. Niet in geschil is dat het verwijderen van de vliesjes niet is bedoeld om de mandarijnenpartjes te conserveren of te verduurzamen en ook de rechtbank gaat daarvan uit. Blijkens de bewoordingen van de toelichting IDR geschiedt het voorlopig verduurzamen in de zin van hoofdstuk 8 van de GN immers door het toevoegen van – of de opslag in – stoffen met verduurzamende eigenschappen, bijvoorbeeld door middel van zwaveldioxide of in water waaraan zout, zwavel of andere stoffen met conserverende werking zijn toegevoegd. De mandarijnenpartjes zijn niet voorlopig verduurzaamd in vorenbedoelde zin, nu geen conserverende stoffen zijn toegevoegd en evenmin sprake is van verpakking in water of enige andere vloeistof waaraan conserverende stoffen zijn toegevoegd. De in geschil zijnde mandarijnenpartjes dienen als “bevroren” te worden aangemerkt.

13. Eiseres meent dat het ontvliezen onderdeel uitmaakt van het pellen en daarom indeling onder hoofdstuk 8 van de GN zonder meer is toegestaan. Verweerder meent dat ontvliezen geen deel uitmaakt van het pellen en een verdergaande behandeling behelst dan de bereiding die voor indeling onder hoofdstuk 8 mogelijk is. Het verwijderen van de vliesjes van de mandarijnenpartjes kan naar het oordeel van de rechtbank niet als een wijze van bereiden worden aangemerkt. De wijze van bereiden is onder meer het in de IDR toelichting bij hoofdstuk 8 genoemde stomen, in water of met toegevoegde zoetstof koken, dehydreren, evaporeren en droogvriezen. Naar het oordeel van de rechtbank valt het ontvliezen van mandarijnenpartjes onder het pellen en maakt deze behandeling daarom deel uit van de in de toelichting IDR bij hoofdstuk 8 genoemde toegestane bewerkingen van vruchten. Van een verdergaande behandeling dan een behandeling die was gericht op het verwijderen van de vliesjes is ook geen sprake (vergelijk in deze zin: ECLI:NL:GHAMS:2002:AO9741).

14. Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen is de rechtbank van oordeel dat de bevroren mandarijnenpartjes ingedeeld moeten worden onder Taric-code 0811 90 95 90 en dienen de beroepen gegrond te worden verklaard.

Verzoek wegens overschrijding redelijke termijn

15. Eiseres heeft verzocht om een schadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn waarbinnen de zaak moet worden behandeld.

Volgens vaste jurisprudentie van de Hoge Raad (zie Hoge Raad 19 februari 2016, ECLI:NL:HR:2016:252) kan in belastingzaken aanspraak bestaan op schadevergoeding met overeenkomstige toepassing van artikel 8:73 (oud) van de Awb, indien het belastinggeschil niet binnen een redelijke termijn wordt beslecht. De redelijke termijn is overschreden als na indiening van het bezwaar meer dan twee jaren zijn verstreken voordat op dat bezwaar en, indien vervolgens beroep is ingesteld, op dat beroep is beslist. Er kunnen zich bijzondere omstandigheden voordoen die aanleiding geven tot verkorting of verlenging van die termijnen. Als de bezwaar- en beroepsfase samen te lang hebben geduurd, vindt de toerekening als volgt plaats. De bezwaarfase heeft onredelijk lang geduurd voor zover de duur daarvan een half jaar overschrijdt en de beroepsfase voor zover zij meer dan anderhalf jaar in beslag neemt. Als uitgangspunt voor de hoogte van de schadevergoeding hanteert de Hoge Raad een tarief van € 500 per half jaar dat de redelijke termijn is overschreden, waarbij het totaal van de overschrijding naar boven wordt afgerond.

16. Op grond van voornoemd arrest vangt de redelijke termijn aan met het indienen van de bezwaarschriften. De redelijke termijn is aangevangen op 8 november 2018 en eindigt met de datum van de uitspraak van de rechtbank van 9 juli 2021. Verweerder heeft niet gesteld en het is de rechtbank ook niet gebleken dat bij het bepalen van de duur van de overschrijding van de redelijke termijn een bepaalde periode buiten beschouwing moet blijven. Er is een tijdsverloop van afgerond 2 jaren en 9 maanden, in totaal 33 maanden. De redelijke termijn is derhalve met 9 maanden overschreden. Daarmee correspondeert een vergoeding van de gestelde schade van € 1.000. Van dit tijdsverloop dient een periode vanaf de datum van de uitspraken op bezwaar van 6 augustus 2019 tot de datum van de uitspraak van de rechtbank van 9 juli 2021, derhalve een tijdsverloop van afgerond 23 maanden, te worden toegerekend aan de beroepsfase. Een tijdsverloop van (33-23=) 10 maanden moet worden toegerekend aan de bezwaarfase. Van de overschrijding van de redelijke termijn dient een periode van (10 – 6 =) 4 maanden aan verweerder te worden toegerekend en een periode van (23 – 18 =) 5 maanden aan de Minister. Verweerder zal worden veroordeeld tot betaling van € 444 (4/9 x € 1.000) en de Minister van Justitie en Veiligheid zal worden veroordeeld tot betaling van € 556 (5/9 x € 1000).

Proceskosten en griffierecht

17. De rechtbank ziet – nu de kosten die eiseres met de behandeling van het bezwaar redelijkerwijs heeft moeten maken reeds door verweerder werden vergoed - aanleiding verweerder te veroordelen in de kosten die eiseres met de behandeling van het beroep redelijkerwijs heeft moeten maken. Deze kosten zijn op de voet van het Bpb voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vastgesteld op € 1496 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 748 en een wegingsfactor 1).

De rechtbank ziet voorts aanleiding verweerder op te dragen het door eiseres betaalde griffierecht van € 345 te vergoeden.

Beslissing

De rechtbank:

-

verklaart de beroepen gegrond;

-

vernietigt de uitspraken op bezwaar van 6 augustus 2019;

-

herroept de utb’s van 1 november 2018 en van 5 november 2018;

-

bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van de uitspraken op bezwaar;

-

veroordeelt verweerder tot vergoeding van de door eiseres geleden immateriële schade tot een bedrag van € 444;

-

veroordeelt de Minister van Veiligheid en Justitie tot vergoeding van de door eiseres geleden immateriële schade tot een bedrag van € 556;

-

veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres ten bedrage van € 1.496;

-

draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 345 aan eiseres te vergoeden.

Deze uitspraak is gedaan door mr.drs. C.M. van Wechem, voorzitter en mr. P.H. Lauryssen en mr. T.E. Deurvorst, leden, in aanwezigheid van mr. W.G. van Gastelen, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 9 juli 2021.

griffier voorzitter

Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel