Home

Rechtbank Noord-Holland, 17-09-2021, ECLI:NL:RBNHO:2021:8149, AWB - 20 _ 4350_2

Rechtbank Noord-Holland, 17-09-2021, ECLI:NL:RBNHO:2021:8149, AWB - 20 _ 4350_2

Gegevens

Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Datum uitspraak
17 september 2021
Datum publicatie
5 oktober 2021
ECLI
ECLI:NL:RBNHO:2021:8149
Formele relaties
Zaaknummer
AWB - 20 _ 4350_2

Inhoudsindicatie

8:29 beslissing belastingkamer.

Tweede beslissing van de geheimhoudingskamer in de zaken HAA 20/4350 tot en met HAA 20/4353, op het verzoek tot geheimhouding van diverse stukken, ingediend door verweerder

Uitspraak

Zittingsplaats Haarlem

Bestuursrecht (geheimhoudingskamer)

zaaknummers: HAA 20/4350 tot en met HAA 20/4353

beslissing als bedoeld in artikel 8:29, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) in het geding tussen

[X] BV, gevestigd te [Z] , eiseres (gemachtigde: mr. M. Sanders),

en

de inspecteur van de Belastingdienst, kantoor Groningen, verweerder.

Procesverloop

Met dagtekening 8 juni 2019 heeft verweerder een navorderingsaanslag vennootschapsbelasting over het jaar 2013 aan eiseres opgelegd. Bij gelijktijdig gegeven beschikking is belastingrente in rekening gebracht.

Met dagtekening 7 juli 2018 respectievelijk 4 mei 2019 en 25 april 2020 heeft verweerder definitieve aanslagen vennootschapsbelasting over de jaren 2014, 2015 en 2016 aan eiseres opgelegd. Bij gelijktijdig gegeven beschikkingen is belastingrente in rekening gebracht en zijn vergrijpboetes opgelegd.

Verweerder heeft bij in één geschrift vervatte uitspraken op bezwaar van 3 juli 2020 de bezwaren van eiseres tegen de (navorderings)aanslagen en beschikkingen ongegrond verklaard.

Eiseres heeft tegen de uitspraken op bezwaar beroepen ingesteld.

Verweerder heeft bij het indienen van de op de zaak betrekking hebbende stukken een beroep op artikel 8:29 van de Awb gedaan voor in totaal 188 documenten die verweerder heeft onderverdeeld in vier groepen, te weten I. Geschoonde stukken, II. Stukken van intern beraad, III. Stukken van intern strategische aard en IV. Stukken van intern beraad c.q. intern strategische aard. Verweerder heeft bij brief van 27 oktober 2020 per groep een toelichting gegeven op het geheimhoudingsverzoek. Eiseres heeft in haar brief van 13 november 2020 gereageerd op het verzoek.

De geheimhoudingskamer van de rechtbank heeft op 5 maart 2021 beslist op het geheimhoudingsverzoek. Het verzoek van verweerder is door de geheimhoudingskamer opgevat als een verzoek om beperkte kennisneming, door enkel de rechtbank, van de stukken.

Per brief van 10 maart 2021 heeft verweerder de rechtbank bericht dat niet is verzocht om beperkte kennisneming van de stukken maar om weigering van het overleggen van de stukken. In de brief heeft verweerder verder aangegeven dat hij ten aanzien van de stukken waarvan de rechtbank in haar beslissing van 5 maart 2021 heeft geoordeeld dat beperkte kennisneming niet gerechtvaardigd is, uitvoering zal geven aan de beslissing. Dit betreft de volgende stukken:

-

groep I. Geschoonde stukken: de eerste geschoonde tekst in documentnummer 12 (zie rechtsoverweging 6 van de beslissing van 5 maart 2021);

-

groep II. Stukken van intern beraad: documentnummers 39, 40, 53, 54, 107 en 117 in hun geheel (zie rechtsoverwegingen 10, 11 en 13 van de beslissing van 5 maart 2021) en delen van documentnummers 112 en 122, namelijk voor zover het berichten van (de gemachtigde van) eiseres betreft (zie rechtsoverweging 12 van de beslissing van 5 maart 2021);

-

groep IV. Stukken van intern beraad c.q. intern strategische aard: documentnummer 160 (zie rechtsoverweging 19 van de beslissing van 5 maart 2021).

De rechtbank heeft eiseres in de gelegenheid gesteld te reageren op de brief van verweerder van 10 maart 2021. Van die gelegenheid heeft eiseres, per brief van 24 maart 2021, gebruik gemaakt.

Naar aanleiding van deze brievenwisseling heeft de geheimhoudingskamer van de rechtbank besloten om een nieuwe geheimhoudingsbeslissing te nemen. Partijen zijn hiervan op de hoogte gesteld. Desgevraagd hebben partijen de rechtbank bericht dat zij geen behoefte hebben aan een mondelinge behandeling ter zitting.

Overwegingen

1. Bij de beoordeling van het (nieuwe) verzoek om geheimhouding zal de geheimhoudingskamer de stukken waarvan zij in haar beslissing van 5 maart 2021 heeft geoordeeld dat beperkte kennisneming niet gerechtvaardigd is en waarvan verweerder heeft toegezegd aan die beslissing uitvoering te zullen geven, buiten beschouwing laten. Over deze documenten zal de geheimhoudingskamer derhalve geen (nieuwe) beslissing nemen. Ten aanzien van de overige stukken oordeelt de rechtbank als volgt.

2. Ingevolge artikel 8:29, eerste lid, van de Awb kunnen partijen die verplicht zijn inlichtingen te geven dan wel stukken over te leggen, indien daarvoor gewichtige redenen zijn, het geven van inlichtingen dan wel het overleggen van stukken weigeren (met andere woorden: geheimhouding) of de rechter mededelen dat uitsluitend hij kennis zal mogen nemen van de inlichtingen onderscheidenlijk de stukken (met andere woorden: beperkte kennisneming).

3. Het verschil tussen het honoreren van een verzoek om geheimhouding en het honoreren van een verzoek om beperking van kennisneming is als volgt:

a. Geheimhouding: (delen van de) stukken mogen door de inspecteur worden onthouden aan de rechter die de hoofdzaak beslist en aan de wederpartij; zowel de rechter die de hoofdzaak beslist als de wederpartij nemen geen kennis van deze (delen van) stukken en deze blijven bij de beslissing van de hoofdzaak geheel buiten beschouwing.

b. Beperking kennisneming: de (delen van de) stukken komen wel ter beschikking van de rechter die de hoofdzaak beslist, maar de wederpartij kan geen kennis nemen van deze (delen van) stukken: de kennisneming is beperkt tot de rechter die de hoofdzaak beslist.

4. Het verzoek van verweerder ziet op variant a, namelijk dat verweerder de stukken in het geheel niet aan eiseres of aan de rechter die de hoofdzaak beslist wil overleggen.

5. Zo dit al niet voortvloeit uit de artikelen 8:42 en 8:29 van de Awb, brengt het beginsel van ‘fair trial’ naar het oordeel van de rechtbank mee dat bij het geheimhouden voor eiseres van op de zaak betrekking hebbende stukken de grootst mogelijke terughoudendheid dient te worden betracht. Slechts indien de door verweerder voor geheimhouding aangevoerde redenen aanzienlijk zwaarder wegen dan het belang van eiseres bij onbeperkte kennisneming van (delen van) de op de zaak betrekking hebbende stukken, is sprake van gewichtige redenen die geheimhouding rechtvaardigen.

6. De geheimhoudingskamer heeft, met toepassing van artikel 8:29 van de Awb, kennis genomen van de geheimgehouden stukken en van de stukken van de hoofdzaak. Deze stukken zijn vervolgens onderworpen aan een afweging van het belang van eiseres bij onbeperkte kennisneming tegenover de redenen van verweerder om die stukken gedeeltelijk danwel integraal geheim te houden. In de bijlage bij deze beslissing zijn de documenten per groep weergegeven. De geheimhoudingskamer zal hierna per groep een oordeel geven op het verzoek van verweerder.

I. Geschoonde stukken

7. Deze groep bevat 12 documenten waarbij verweerder zich ten aanzien van delen van die documenten op artikel 8:29 van de Awb beroept. Geschoond zijn de namen van ambtenaren, e-mailadressen, telefoonnummers, faxnummers en kamernummers. Eiseres heeft in haar brief van 13 november 2020 ingestemd met het schonen van deze gegevens. Nu niet in geschil is dat deze gegevens mogen worden geschoond en verweerder heeft toegezegd uitvoering te geven aan het openbaar maken aan eiseres van de eerste geschoonde tekst in document ‘12 – [#] ’ (zie rechtsoverweging 6 van de beslissing van 5 maart 2021), behoeft deze groep documenten geen verdere bespreking; geheimhouding van de gegevens is gerechtvaardigd.

II. Stukken van intern beraad

8. Deze groep bevat 120 documenten waarbij verweerder zich voor de gehele inhoud daarvan op artikel 8:29 van de Awb beroept.

9. Verweerder beroept zich niet alleen voor deze groep documenten voor de gehele inhoud op artikel 8:29 van de Awb, ook voor de documenten van groep III. Stukken van intern strategische aard en IV. Stukken van intern beraad c.q. intern strategische aard

beroept verweerder zich voor de gehele inhoud op artikel 8:29 van de Awb. Daarbij heeft het volgende te gelden. Bij de afweging tussen het belang van eiseres bij onbeperkte kennisneming tegenover de redenen van verweerder om de documenten integraal geheim te houden weegt de geheimhoudingskamer mee dat, nu verweerder zich op integrale geheimhouding beroep, eiseres beperkt is in haar mogelijkheden om zich uit te laten over haar belangen met betrekking tot onbeperkte kennisname van de geheimgehouden stukken. Gelet daarop is de geheimhoudingskamer van oordeel dat van eiseres redelijkerwijs niet kan worden gevraagd dat zij aannemelijk maakt dát zij belang heeft bij kennisname van de geheimgehouden stukken. Het bestaan van dat belang moet worden aangenomen. Vervolgens is aan de orde de vraag of de door verweerder aangevoerde redenen voor geheimhouding zwaarder wegen.

10. Voor de documenten in groep II. Stukken van intern beraad heeft verweerder als reden aangevoerd dat dit stukken van intern beraad betreft waarvan openbaarmaking afbreuk zou doen aan de mogelijkheid van verweerder om in alle vrijheid zijn standpunt te bepalen. Zoals reeds in de beslissing van 5 maart 2021 is opgemerkt (zie rechtsoverweging 7), wordt in documentnummer 89 verwezen naar bijlagen. Deze bijlagen zijn door verweerder reeds overgelegd aan de rechtbank en aan eiseres zodat het verzoek om geheimhouding zich dus niet uitstrekt tot deze bijlagen. De geheimhoudingskamer zal deze dan ook buiten beschouwing laten. Verder heeft verweerder toegezegd uitvoering te zullen geven aan het openbaar maken aan eiseres van de gehele documenten met nummers 39, 40, 53, 54, 107 en 117 (zie rechtsoverwegingen 10, 11 en 13 van de beslissing van 5 maart 2021) en aan delen van de documenten met nummers 112 en 122, namelijk voor zover het berichten van (de gemachtigde van) eiseres betreft (zie rechtsoverweging 12 van de beslissing van 5 maart 2021). Over deze documenten zal de geheimhoudingskamer dan ook geen oordeel meer geven.

11. Ten aanzien van de overige documenten in deze groep onderschrijft de geheimhoudingskamer het door verweerder ingenomen standpunt en acht geheimhouding van de documenten gerechtvaardigd. Deze documenten bevatten opvattingen van of de verwijzing naar bij de Belastingdienst werkzame personen of groepen personen met wie in de betreffende fase van het onderzoek overleg is gevoerd. Een verplichting dergelijke persoonlijke meningen van medewerkers van de Belastingdienst te openbaren doet afbreuk aan de mogelijkheid voor verweerder om in alle vrijheid zijn standpunt te bepalen. Zolang de eindconclusies en de definitieve versie van het controlerapport waarop verweerder de bestreden (navorderings)aanslagen en vergrijpboetes heeft gebaseerd voor eiseres kenbaar zijn, hetgeen het geval is, is zij door het niet kunnen kennisnemen van deze overige documenten niet onevenredig in haar belangen geschaad.

III. Stukken van intern strategische aard

12. Deze groep bevat 12 documenten waarbij verweerder zich voor de gehele inhoud op artikel 8:29 van de Awb beroept. De geheimhoudingskamer acht geheimhouding van deze documenten gerechtvaardigd. Verweerder heeft voor het geheimhouden van deze documenten intern strategische redenen aangevoerd. De geheimhoudingskamer acht het belang van verweerder bij de mogelijkheid om intern overleg en strategisch beraad te voeren in dit geval zwaarwegender dan het belang van eiseres bij kennisneming van de documenten. De geheimhoudingskamer betrekt daarbij in zijn overwegingen dat de documenten interne e-mailwisselingen tussen medewerkers van de Belastingdienst, notities, cijferoverzichten en een memo omvatten, waarin persoonlijke opvattingen van de betrokken medewerkers naar voren worden gebracht en waaruit controle-strategische overwegingen van verweerder blijken. Een verplichting deze te openbaren doet zodanige afbreuk aan de procespositie van verweerder dat geheimhouding daardoor wordt gerechtvaardigd.

IV. Stukken van intern beraad c.q. intern strategische aard

13. Deze groep bevat 44 documenten waarbij verweerder zich voor de gehele inhoud op artikel 8:29 van de Awb beroept. Ten aanzien van documentnummer 160 (zie rechtsoverweging 19 van de beslissing van 5 maart 2021) heeft verweerder toegezegd uitvoering te zullen geven aan het openbaar maken daarvan aan eiseres. Over dit document zal de geheimhoudingskamer dan ook geen oordeel meer geven.

14. Geheimhouding van de overige documenten acht de geheimhoudingskamer gerechtvaardigd. Verweerder heeft zich op het standpunt gesteld dat voor deze documenten geldt dat zowel redenen van intern-strategische aard als het feit dat de stukken zien op intern beraad met zich brengen dat sprake is van gewichtige redenen die geheimhouding rechtvaardigen. De geheimhoudingskamer volgt verweerder in zijn standpunt nu de documenten zien op de interne uitwisseling van standpunten tussen medewerkers van de Belastingdienst welke zijn neergelegd in e-mailberichten en diverse andere schriftelijke stukken. Een verplichting deze te openbaren doet zodanige afbreuk aan de procespositie van verweerder dat om die reden geheimhouding is gerechtvaardigd. Ook hier geldt dat zolang de eindconclusies en de definitieve versie van het controlerapport waarop verweerder de bestreden (navorderings)aanslagen en vergrijpboetes heeft gebaseerd voor eiseres kenbaar zijn, hetgeen het geval is, is zij door het niet kunnen kennisnemen van deze overige documenten niet onevenredig in haar belangen geschaad.

15. Over documentnummers 152, 183, 184, 185 en 187 heeft de geheimhoudingskamer reeds in zijn beslissing van 5 maart 2021 opgemerkt dat deze documenten onder andere

– naar de geheimhoudingskamer begrijpt – korte stukken tekst bevatten uit documenten die afkomstig zijn van eiseres of op eiseres betrekking hebben. Hoewel deze korte stukken tekst bekend zullen zijn bij eiseres, zijn ze zo zeer verweven met de interne discussie bij verweerder dat de geheimhoudingskamer van oordeel is dat geheimhouding van de gehele documenten gerechtvaardigd is.

Slotsom

16. Gelet op het voorgaande beslist de geheimhoudingskamer als volgt.

Beslissing

De geheimhoudingskamer wijst het verzoek om geheimhouding toe.

Deze beslissing is gedaan op 17 september 2021 door mr. B. van Walderveen, rechter, in aanwezigheid van mr. R.A. Brits, griffier.

griffier rechter

Afschrift verzonden aan partijen op:

De rechtbank heeft geen bezwaar tegen afgifte door de griffier van een afschrift van de beslissing in geanonimiseerde vorm.

Rechtsmiddel

Tegen deze beslissing kunnen eerst gelijk met de (eind)uitspraak rechtsmiddelen worden aangewend.

Bijlage: overzicht documenten per groep

Bijlage: overzicht documenten per groep

I. Geschoonde stukken

[documenten]

II. Stukken van intern beraad

[documenten]

III. Stukken van strategische aard

[documenten]

IV. Stukken van intern beraad c.q. intern strategische aard

[documenten]